In de zaak die leidde tot rapport 2005/* speelde het volgende. Verzoeker woont in de omgeving van Schiphol. Om met Schiphol samenhangende geluidsoverlast te beperken, zijn er door het Ministerie van VenW een aantal maatregelen getroffen, waaronder het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan woningen. Het Project Geluidsisolatie Schiphol (Progis) verzorgt onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat van het ministerie de organisatie van de geluidsisolatiewerkzaamheden. Ook verzoekers woning is opgenomen in een geluidsisolatieprogramma. De te nemen maatregelen werden geïnventariseerd, Rijkswaterstaat deed verzoeker een aanbod en verzoeker accepteerde het aanbod. Nadat het isolatiemateriaal in zijn woning was aangebracht, kwam verzoeker erachter dat in de slaapkamers en op de overloop de vrije verdiepingshoogte minder was dan 2,1 meter. Hij vroeg daarom de minister van VenW om de vrije verdiepingshoogte weer op te hogen tot 2,1 meter, overeenkomstig het Bouwbesluit.
Verzoeker klaagt erover dat de minister van VenW weigerde om aan dit verzoek te voldoen.
De Nationale ombudsman overwoog dat de vraag of de geluidsisolatievoorzieningen al dan niet overeenkomstig de afspraken waren aangebracht niet in het geding was. De Nationale ombudsman merkte voorts op dat uit het Bouwbesluit blijkt dat mag worden afgeweken van de bepaling dat boven de vloeroppervlakte van een slaapkamer een hoogte van ten minste 2,1 meter aanwezig moet zijn en dat er geen bepalingen zijn waarin een minimale hoogte van een ruimte als de overloop wordt vastgelegd. Voorts overwoog de Nationale ombudsman dat verzoeker reeds voorafgaand aan het aanbod op de hoogte was gebracht van de isolatiematerialen die in zijn woning zouden worden aangebracht, dat hij tegelijk met het aanbod plattegronden en een toelichting daarop ontving, dat verzoeker na ontvangst van het aanbod enkele weken de tijd had om zich te beraden over de vraag of hij het aanbod wilde accepteren en dat het hem in die tijd vrij stond om zich met vragen te richten tot medewerkers van Progis.
Gelet op deze omstandigheden oordeelde de Nationale ombudsman dat niet kon worden gezegd dat de minister van Verkeer en Waterstaat vanuit het oogpunt van het redelijkheidsvereiste onjuist heeft gehandeld door niet in te gaan op verzoekers verzoek tot herstel van de vrije verdiepingshoogte van de slaapkamers in zijn woning tot 2,1 meter. De Nationale ombudsman achtte de gedraging daarom behoorlijk.