Verzoeker was sportschutter en beschikte daarom over enkele vuurwapens en de daarbij behorende verloven. Drie politieambtenaren kwamen bij hem aan de deur om de manier waarop hij zijn wapens en munitie opbergt te controleren.
Verzoeker klaagde erover dat een politieambtenaar hem onheus heeft bejegend door hem bij het begin van de controle te behandelen of hij iets verkeerds had gedaan.
De Nationale ombudsman overwoog dat verzoeker niet heeft aangegeven waaruit de onheuse bejegening bestond en beide politieambtenaren hebben verklaard dat zij verzoeker niet onheus hebben bejegend. De Nationale ombudsman was van oordeel dat de betrokken politieambtenaar niet in strijd met het vereiste van correcte bejegening heeft gehandeld.
De onderzochte gedraging was behoorlijk.
Voorts klaagde verzoeker erover dat de politieambtenaren bij de controle hun uniform droegen, terwijl er een afspraak was om dergelijke controles in burger te doen.
De Nationale ombudsman overwoog dat verzoeker niet heeft aangegeven met wie deze afspraak was gemaakt. Tevens is uit het onderzoek niet naar voren gekomen dat een dergelijke afspraak was gemaakt. De Nationale ombudsman achtte het bestaan van deze afspraak dan ook niet aannemelijk. De klacht van verzoeker miste feitelijke grondslag.
Tenslotte klaagde verzoeker erover dat een politieambtenaar bij de controle de opmerking heeft gemaakt dat hij zijn wapens niet correct had opgeborgen.
Op het verlof, in de folder Wapenbezit en Veiligheid van de politie en in de Circulaire Wapens en munitie staat weergegeven dat een verlofhouder zijn wapens en munitie zodanig dient op te bergen dat een derde hiertoe geen gemakkelijke toegang kan hebben. De Nationale ombudsman overwoog dat de politieambtenaar niet in strijd met het professionaliteitsvereiste heeft gehandeld door verzoeker mee te delen dat hij zijn wapens en munitie niet op de juiste manier had opgeborgen, omdat hij immers bevoegd was tot het controleren van verzoeker.
De onderzochte gedraging was behoorlijk.