Verzoeker was als vrijwilliger werkzaam voor Slachtofferhulp Nederland en verrichtte in het verleden zijn werkzaamheden in een kantoorpand te Gorinchem. Medio september 2004 was het kantoor van de locatie Gorinchem verhuisd, en werkten de medewerkers van Slachtofferhulp in het politiebureau te Gorinchem. Hiertoe dienden zij een antecedentenonderzoek te ondergaan.
Verzoeker klaagde erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Zuid-Holland-Zuid hem heeft beperkt in de uitoefening van zijn vrijwilligerswerk door hem te verplichten een antecedentenonderzoek te ondergaan.
De Nationale ombudsman overwoog dat de artikelen 8a en 8b van het Besluit algemene rechtspositie politie en de artikelen 4a en 4b van het Besluit rechtspositie vrijwillige positie de korpsbeheerder de bevoegdheid geven tot het uitvoeren van antecedentenonderzoeken ten aanzien van (aan te stellen) politieambtenaren respectievelijk vrijwillige politieambtenaren. De korpsbeheerder heeft in de Regeling voor antecedentenonderzoeken politie Zuid-Holland-Zuid beleidsregels vastgesteld met betrekking tot deze hem toekomende bevoegdheid. Het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie geven de korpsbeheerder evenwel niet de bevoegdheid voor gedelegeerde regelgeving. De Regeling voor antecedentenonderzoeken politie Zuid-Holland-Zuid is dan ook geen algemeen verbindend voorschrift. Anders dan de korpsbeheerder meent, kan deze regeling niet worden aangemerkt als een wettelijke basis voor het ten aanzien van verzoeker uit te voeren antecedentenonderzoek. Bovendien hebben het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit rechtspositie vrijwillige politie slechts betrekking op ambtenaren, die al dan niet als vrijwilliger bij de politie zijn aangesteld. Nu verzoeker niet als (vrijwillig) politieambtenaar is aangesteld, zijn deze besluiten niet op hem van toepassing en kon de korpsbeheerder aan deze besluiten niet de bevoegdheid ontlenen tot een ten aanzien van verzoeker uit te voeren antecedentenonderzoek.
Voorts was de Nationale ombudsman gebleken dat er evenmin een andere wettelijke basis bestaat voor het ten aanzien van verzoeker uit te voeren antecedentenonderzoek.
De Nationale ombudsman kwam tot de conclusie dat de politie het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer had geschonden door verzoeker te verplichten een antecedentenonderzoek te ondergaan, alvorens hij op het politiebureau te werk zou worden gesteld.
De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.