Verzoeker wilde in 1998 en 1999 aangifte doen van diefstal van twee auto's. De politie weigerde toen en ook op latere momenten om deze aangiften op te nemen.
Verzoeker klaagde erover dat de politie niet wilde overgaan tot het opnemen van de aangifte.
De Nationale ombudsman overwoog dat op basis van de artikelen 161 en 163 Sv een ieder bevoegd is aangifte te doen en dat een politieambtenaar deze dient op te nemen. De politie had dan ook niet mogen weigeren de aangiften op te nemen. De korpsbeheerder had overigens geen argumenten aangevoerd waarom geweigerd was aangifte op te nemen. Toetsing door de voor opsporing verantwoordelijke instantie, het OM, was met het weigeren de aangifte op te nemen bij voorbaat onmogelijk gemaakt, waardoor de politie handelde in strijd met het vereiste van fair play. De onderzochte gedraging was "niet behoorlijk".
Verzoeker klaagde er tevens over dat de korpsbeheerder zijn reactie op verzoekers klacht heeft geantedateerd. Verzoeker had op 10 oktober 2004 een klacht ingediend. De brief die de korpsbeheerder hem stuurde was gedateerd op 9 december 2004 maar was getuige de poststempel op de enveloppe pas op 22 december 2004 verzonden. Volgens verzoeker had de korpsbeheerder de brief geantedateerd om de termijn voor klachtbehandeling niet te overschrijden.
In deze zaak was volgens de Nationale ombudsman geen sprake van antedateren. Er waren geen redenen te twijfelen aan de verklaring van de korpsbeheerder dat de brief op de gebruikelijke wijze was geproduceerd en direct gedateerd, maar dat deze om onverklaarbare redenen pas veel later was verzonden. De Nationale ombudsman vond het echter niet juist dat er bijna twee weken waren verstreken tussen het dateren van de brief en het verzenden ervan. Dit was in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. De Nationale ombudsman nam overigens met instemming kennis van het feit dat de procedure inmiddels is aangepast en dat brieven nu op het moment van verzenden worden gedateerd. De onderzochte gedraging was "niet behoorlijk".