2005/274

Rapport

Verzoeker had voor zijn werkzaamheden bij het Ministerie van Justitie een dienstwapen en mocht dit thuis bewaren. Hij reed in burgerkleding van zijn werk naar huis met zijn dienstwapen in een holster aan zijn broekband. Onderweg werd door een persoon gezien dat verzoeker een vuurwapen bij zich droeg. Deze persoon deed hiervan melding bij de politie en gaf daarbij het kenteken van verzoekers auto door. Via dit kenteken kon het adres van verzoeker worden achterhaald. Twee politieambtenaren zagen verzoeker bij zijn huis parkeren. Ze parkeerden hun auto achter die van verzoeker, namen hun vuurwapens ter hand en sommeerden verzoeker uit zijn auto te stappen en met zijn handen tegen zijn auto gaan staan.

Verzoeker klaagde er over dat de ambtenaren hun vuurwapens (te lang) ter hand hadden genomen, waarbij één van de ambtenaren zijn wapen zelfs op zijn gezicht had gericht.

De Nationale ombudsman overwoog onder meer het volgende. Ingevolge de Ambtsinstructie voor de politie mag een ambtenaar een vuurwapen ter hand nemen in verband met zijn veiligheid of die van anderen, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een situatie ontstaat waarin hij bevoegd is een vuurwapen te gebruiken. De ambtenaar bergt terstond het vuurwapen op, indien deze situatie zich niet of niet meer voordoet. In dit geval was er sprake van een situatie waarin de ambtenaren ten behoeve van hun eigen veiligheid een vuurwapen ter hand mochten nemen. Uit de stukken kon worden opgemaakt dat de ambtenaren hun vuurwapens hadden geborgen toen zij er nagenoeg zeker van waren dat zij met een "collega" van doen hadden. De Nationale ombudsman achtte het begrijpelijk dat de ambtenaren er eerst zeker van wilden zijn dat de verdachte zijn wapen niet zou (kunnen) gebruiken. Gezien de feiten en omstandigheden van het geval was de Nationale ombudsman van oordeel dat de aanwending van de vuurwapens in overeenstemming was met het vereiste van evenredigheid. De gedraging was behoorlijk.

Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennis genomen van het feit dat het dienstvoorschrift 'geweldsaanwending en rapportage' inmiddels alsnog is aangepast aan de nieuwe tekst van artikel 17, tweede lid, Ambtsinstructie.

Ten aanzien van het op het gezicht richten van het vuurwapen liepen de lezingen uiteen. De Nationale ombudsman onthield zich ten aanzien van dit klachtonderdeel van een oordeel.

Overige klachtonderdelen:

- beweringen over zichtbaarheid vuurwapen

- bereikbaarheid van de politie voor overleg achteraf

- opmaken geweldsrapportage.

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Optreden politieambtenaren: vuurwapen ter hand genomen; verklaard dat verzoeker zijn vuurwapen onbedekt door zijn T-shirt droeg; niet bereikbaar voor contact; .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Vuurwapen gericht op het gezicht van verzoeker; .

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Geweldsrapportage niet tijdig opgemaakt.

Oordeel:

Gegrond