2005/252

Rapport

Verzoeker had op 10 april 2003 een verzoek ingediend om advies over de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan zijn echtgenote. Op 16 juli 2003 verzocht de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)om nadere informatie. Verzoeker vond deze brief na terugkomst van zijn vakantie op 8 augustus 2003 en nam op die datum contact op met de Visadienst. Geadviseerd werd de ontbrekende stukken alsnog op te sturen. Op 14 augustus 2003 ontving de Visadienst deze stukken, echter op 11 augustus 2003 was de beslissing al genomen.

Verzoeker klaagde erover dat de Visadienst heeft geweigerd om de reactietermijn van twee weken te verlengen om op de brief van 16 juli 2003 te reageren.

De Nationale ombudsman oordeelde dat van de Visadienst niet behoefde te worden verwacht dat een verzoek om uitstel zou worden gehonoreerd, omdat verzoeker zich niet bereikbaar had gesteld. Hij had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de Visadienst nog nadere informatie van hem wilde hebben, omdat de mvv-adviesprocedure nog niet was afgerond. De minister voor Vreemdelin­genzaken en Integratie kon ook in haar lezing worden gevolg dat om reden van vakantie geen nader uitstel werd verleend, tenzij deze vakantie vooraf was gemeld, en dat een verzoek om uitstel na het verstrijken van de termijn niet meer werd gehonoreerd.

Verzoeker had gesteld dat de reactietermijn nog niet was verstreken, omdat volgens zijn huisoppas de brief pas op 4 augustus 2003 was ontvangen. Verzoeker had dit echter niet aangetoond. De Nationale ombudsman achtte daarom doorslaggevend dat op de brief als verzenddatum 17 juli 2003 was vermeld, zodat werd aangenomen dat de brief ook daadwerkelijk op die datum was verzonden.

Wel kon van de Visadienst in beginsel worden verwacht dat stukken die waren ontvangen na de reactietermijn maar vóórdat de beslissing was genomen, wel werden meegenomen met de beslissing. De stukken waren echter drie dagen na de beslissing ontvangen.

De Visadienst had dan ook niet gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste door de beslissing op de adviesaanvraag te nemen zonder de nagezonden stukken daarbij te betrekken.

Instantie: Visadienst

Klacht:

In kader van behandeling adviesaanvraag machtiging tot voorlopig verblijf: tijdens vakantie verzoeker een brief gestuurd met verzoek binnen twee weken te reageren en geweigerd de termijn te verlengen.

Oordeel:

Niet gegrond