Verzoeker liet bij brief van 23 juni 2003 de Belastingdienst weten dat hij met onmiddellijke ingang een nieuw rekeningnummer had en hij verzocht de Belastingdienst vriendelijk doch dringend de door hem te verwachten teruggaaf inkomstenbelasting 2002 op zijn nieuwe rekeningnummer te storten. Volgens de Belastingdienst bereikte deze brief hem vóór of op 25 juni 2003.
Verzoeker klaagde erover dat de Belastingdienst pas op 3 juli 2003 aan zijn verzoek van 23 juni had voldaan. Tengevolge hiervan waren twee aan verzoeker toekomende teruggaven 2002 op 27 juni en 1 juli 2003 niet naar het door hem nieuwe rekeningnummer overgemaakt.
De Nationale ombudsman overwoog dat in het geval van verzoeker van de Belastingdienst had mogen worden verwacht dat hij binnen een redelijke termijn in ieder geval het door verzoeker in zijn brief uitgesloten rekeningnummer uit zijn bestand Vastgiro had verwijderd, dan wel had geblokkeerd voor toekomstige teruggaven. Zoals de staatssecretaris van Financiën in zijn reactie op de klacht aangaf is het de Belastingdienst mogelijk gebleken dat verzoeken om wijziging van rekeningnummers op de dag na binnenkomst direct worden verwerkt en vertoetst, alsmede dat de dag daaropvolgend de mutatie reeds kan zijn gerealiseerd. Door in verzoekers situatie pas na in ieder geval zes werkdagen na de ontvangst van verzoekers brief, het in het bestand Vastgiro opgenomen rekeningnummer van verzoeker voor teruggaven inkomstenbelasting te wijzigen, handelde de Belastingdienst volgens de Nationale ombudsman in strijd met het vereiste van voortvarendheid. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was.
De Nationale ombudsman nam er met instemming kennis van dat de staatssecretaris van Financiën in dit geval bereid was uit overwegingen van coulance de twee voorlopige teruggaven inkomstenbelasting alsnog aan verzoeker uit te betalen.