Naar aanleiding van een door verzoeker ingediende klacht werd deze uitgenodigd voor een hoorzitting. Een dag voor de hoorzitting deelde verzoeker mee eerst juridisch advies te willen inwinnen, zodat een nieuwe hoorzitting werd gepland op 20 september. Omdat verzoeker op deze datum niet aanwezig kon zijn stelde hij een aantal alternatieve data voor en merkte hij op dat partijen ook apart gehoord konden worden. Nadat verzoeker wederom meedeelde niet op een - overeenkomstig zijn voorstel geplande - hoorzitting aanwezig te kunnen zijn, deelde het college van burgemeester en wethouders mee dat er geen nieuwe hoorzitting zou worden gepland en deze desnoods zonder verzoeker zou plaatsvinden.
Tijdens de hoorzitting constateerde de klachtbehandelaar dat verzoeker niet aanwezig was en de klacht niet behandeld kon worden, omdat deze te weinig specifiek was. De klacht werd ongegrond verklaard.
Verzoeker klaagde erover dat de gemeente onvoldoende moeite had gedaan om hem in de gelegenheid te stellen te worden gehoord en zijn klacht ongegrond had verklaard.
De Nationale ombudsman oordeelde dat in dit specifieke geval het vereiste van hoor en wederhoor niet was geschonden en achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.
Ten aanzien van het horen van verzoeker overwoog de Nationale ombudsman dat het recht om te worden gehoord, tevens het recht impliceert om uitstel van de hoorzitting te vragen en daarop tijdig een beslissing te krijgen. Als om uitstel wordt verzocht behoeft dit niet altijd te worden verleend. Het bestuursorgaan is in beginsel vrij daar meer of minder ruime maatstaven voor aan te leggen. Een verzoek om uitstel brengt wel met zich mee dat daarop in beginsel onverwijld, in ieder geval vóór het tijdstip waarop volgens de oproeping de hoorzitting zal plaatsvinden dient te worden beslist.
Ten aanzien van de beslissing op de klacht overwoog de Nationale ombudsman dat het motiveringsvereiste impliceert dat een bestuursorgaan in reactie op een klacht geen oordeel mag geven op grond van onbewezen feiten. Indien het niet mogelijk is om een uitspraak te doen over de gegrondheid van de klacht, dan moet het bestuursorgaan zich van het geven van een oordeel onthouden. De Nationale achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk wegens schending van het motiveringsvereiste.