2005/188

Rapport

Verzoeker werd op 13 augustus 2004 te Utrecht stilgehouden in verband met een verkeerscontrole. Verzoeker werd vervolgens gevraagd zijn legitimatiebewijs te tonen. Verzoeker vroeg daarop aan de politieambtenaar of hij zich ook wilde legitimeren. De politieambtenaar gaf aan dit niet te kunnen en liep vervolgens naar een collega even verderop. Deze collega nam uiteindelijk het gesprek met verzoeker over.

Verzoeker klaagde er onder meer dat de politieambtenaar via de meldkamer navraag naar hem had gedaan.

Bij de beoordeling van deze klacht stelde de Nationale ombudsman voorop dat de politietaak bestaat uit rechtshandhaving en hulpverlening. Om tot een goede uitvoering van de politietaak te komen, worden registraties bijgehouden ten aanzien van deze taken. Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de politietaken, zoals neergelegd in artikel 2 van de Politiewet, mogelijk te maken. Daartoe aangewezen personen kunnen aanspraak maken op verstrekking van deze gegevens. Verstrekking vindt echter alleen plaats voor zover deze noodzakelijk is voor de vervulling van de politietaak. Het moet dus gaan om gegevensverstrekking ten behoeve van de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde of ten behoeve van het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Op grond hiervan is de politie bij de dagelijkse uitvoering van haar taken bevoegd om, in contacten met burgers, gegevens te verifiëren en het opsporingsregister te raadplegen. Betrokkenen behoeven daarvoor geen toestemming te geven noch hoeven zij als verdachte te kunnen worden aangemerkt. Ook in geval van een verkeerscontrole is de politie dus bevoegd om de gegevens van betrokkenen op te vragen. Het verstrekken en gebruik van politie-informatie vindt zijn grondslag en rechtvaardiging in die gevallen in de politietaak zoals omschreven in artikel 2 van de Politiewet, te weten de handhaving van de rechtsorde.

De Nationale ombudsman oordeelde dan ook dat de betrokken politieambtenaar het verbod van misbruik van bevoegdheid in dit geval niet had overtreden.

Overige klachtonderdelen:

- het op arrogante wijze overnemen van het gesprek (mist feitelijke grondslag);

- het maken van bepaalde opmerkingen (vereiste van correcte bejegening);

- ten aanzien van het "invorderen" van het rijbewijs (verbod van misbruik van bevoegdheid);

- het zonder enige uitleg teruggeven van de papieren (vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking).

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Wijze van bejegenen tijdens verkeerscontrole.

Oordeel:

Niet gegrond