De IB-Groep zond verzoekster op 2 november 2004 een brief waarmee zij verzoekster maande de op haar openstaande lesgeldvordering over het schooljaar 1996/1997 (een bedrag van € 363,02), waarover met verzoekster voor het laatst in februari 1998 was gecorrespondeerd, binnen drie weken te voldoen.
Verzoekster klaagde er onder meer over dat zij niet meer over gegevens uit die periode beschikte en de vordering daarom niet kon controleren. Ook klaagde zij erover dat de IB-Groep haar, tot het moment dat zij zich tot de Nationale ombudsman wendde, niet de gevraagde nadere gegevens had verstrekt.
De Nationale ombudsman overwoog onder meer dat van verzoekster, gezien het tijdverloop, niet meer in redelijkheid kon worden verlangd dat zij nog over stukken beschikte waarmee zij eventueel zou kunnen aantonen dat de vordering door haar wél geheel was voldaan.
Verder overwoog hij dat, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, voor de hand had gelegen dat de IB-Groep verzoekster, met haar brief van 2 november 2004, van nadere informatie omtrent het ontstaan van de vordering had voorzien. Daarnaast had een snelle en adequate reactie op de verzoeken om nadere informatie voor de hand gelegen, gezien het feit dat de IB-Groep in de aanmaning had aangegeven dat het verschuldigde bedrag uiterlijk drie weken na dagtekening moest zijn ontvangen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de IB-groep het vereiste van voortvarendheid had geschonden door niet op een eerder moment een aanmaning te sturen. Verder had de IB-Groep het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking geschonden ten aanzien van de nadere informatie over de vordering.
De Nationale ombudsman nam er met instemming kennis van dat de IB-Groep had besloten de invordering alsnog definitief te staken.
Overige klachtonderdelen:
- de wijze waarop de IB-Groep de vordering op verzoekster had vastgesteld
de berichtgeving nadat de vordering, in april 1998, door de IB-Groep - ten onrechte - was gewijzigd.