2005/150

Rapport

Verzoeker was in de buurt van zijn woning door een man van zijn fiets getrokken, als gevolg waarvan hij onder andere letsel heeft opgelopen. Hij herkende deze man van gezicht. Verzoeker woonde destijds in een flat die deels als studentenflat wordt gebruikt en deels als Psycho Medisch Centrum (PMC). Verzoeker vermoedde dat de dader een patiënt van het PMC was. Dit vermoeden heeft hij ook geuit toen hij de volgende ochtend aangifte ging doen bij de politie. In de aangifte nam de politieambtenaar het signalement op zoals verzoeker dat die ochtend had verschaft. Later op die dag kwam verzoeker de dader weer tegen. Hij ging terug naar het politiebureau en gaf het gewijzigde signalement door aan dezelfde politieambtenaar. Ook in twee brieven van 9 en 11 oktober 2002 deed verzoeker het gewijzigde signalement aan de politieambte­naar toekomen. Volgens de politieambtenaar heeft hij deze niet ontvangen, terwijl ze wel bij de politie zijn ingeboekt.

Op 24 oktober 2002 vond er een fotoconfrontatie plaats op basis van het eerste door verzoeker doorgegeven signalement. Het bleek dat de politieambtenaar het vernieuwde signalement niet had opgenomen. In januari 2003 is er een nieuw proces-verbaal opgemaakt met het vernieuwde signalement. Naar aanleiding van dit signalement heeft er een tweede fotoconfrontatie plaatsgevonden.

Verzoeker klaagde erover dat de politie ervoor had gekozen om een fotoconfrontatie te houden, teneinde de dader op te sporen, terwijl er volgens verzoeker sterke aanwijzingen waren dat de dader een patiënt van het PMC was en de politie dus ter plaatse onderzoek had moeten doen.

De Nationale ombudsman overwoog dat het de politie in beginsel vrij staat te bepalen welke opsporingshandelingen zij verricht naar een haar bekend strafbaar feit. Slechts wanneer de politie niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om af te zien van een bepaalde opsporingshandeling, is het nalaten van die opsporingshandeling als onjuist te kwalificeren. Een fotoconfrontatie wordt in het kader van de opsporing uitsluitend toegepast als onbekend is wie bij een (strafbaar) feit betrokken is geweest en er slechts een signalement van de mogelijke dader beschikbaar is. Indien er een andere methode beschikbaar is om tijdig tot identificatie van de verdachte te komen, gaat daar de voorkeur naar uit. Het had volgens de Nationale ombudsman meer voor de hand gelegen om informatie bij het PMC in te winnen, gevolgd door onderzoek ter plaatse, dan om tot twee keer toe een fotoconfrontatie af te nemen.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de politie in strijd met het redelijkheidsvereiste had gehandeld door af te zien van een onderzoek in en bij het PMC

De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

- het tijdens de twee fotoconfrontaties tonen van foto's van mannen die niet aan het door verzoeker opgegeven signalement voldeden.

Instantie: Regiopolitie Limburg Zuid

Klacht:

Naar aanleiding van verzoekers aangifte van mishandeling: geen nader onderzoek gedaan naar de dader, nieuwe informatie over signalement dader niet gebruikt bij afnemen eerste fotoconfrontatie;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Limburg Zuid

Klacht:

Nieuwe informatie over signalement dader niet gebruikt bij afnemen tweede fotoconfrontatie.

Oordeel:

Niet gegrond