2005/080

Rapport

Verzoeker trad op 1 maart 1999 in dienst bij zijn werkgever als Project Coördinator. Direct daaraan voorafgaand was hij op detacheringsbasis vanaf 1997 werkzaam geweest bij die werkgever. Per 1 februari 2000 veranderde de functie van verzoeker in Project Manager. In het kader van een reorganisatie verzocht verzoekers werkgever de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) in maart 2002 hem een ontslagvergunning te verlenen voor 56 werknemers, waaronder verzoeker, op grond van bedrijfseconomische redenen. Wat betreft verzoeker gaf de werkgever aan dat diens - unieke - functie van Project Coördinator kwam te vervallen. Verzoeker gaf in zijn verweer tegen het voorgenomen ontslag aan dat ervan diende te worden uitgegaan dat hij de functie van Project Manager vervulde en hij wees op de door hem verrichte werkzaamheden op detachteringsbasis. Volgens verzoeker kwam hij volgens het anciënniteitsbeginsel niet voor ontslag in aanmerking. Naar aanleiding van het verzoek om een ontslagvergunning verleende de CWI verzoekers werkgever toestemming om de arbeidsverhouding met verzoeker te beëindigen.

Verzoeker klaagde er onder meer over dat de CWI de ontslagbeslissing ontoereikend had gemotiveerd.

De Nationale ombudsman overwoog dat uit de overwegingen van de CWI in de ontslagbeslissing op geen enkele wijze bleek waarom de CWI van mening was dat voor verzoeker uitgegaan diende te worden van de functie van Project Coördinator. Aldus had de CWI het motiveringsvereiste geschonden. In zoverre oordeelde de Nationale ombudsman dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was.

Overig klachtonderdeel:

- klachtbehandeling

Instantie: Centrale organisatie werk en inkomen

Klacht:

Afgegeven ontslagvergunning ontoereikend gemotiveerd; .

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Centrale organisatie werk en inkomen

Klacht:

Wijze van klachtafhandeling over bovenstaande: niet voldoende ingegaan op alle klachtonderdelen.

Oordeel:

Niet gegrond