Verzoeker diende in november 2000 een aanvraag om een mvv in. De aanvraag werd afgewezen, evenals het vervolgens op in april 2001 ingediende bezwaarschrift. Op 6 januari 2004 oordeelde de Rechtbank dat opnieuw in bezwaar moest worden beslist. Bij brief van 18 mei 2004 diende de gemachtigde van verzoeker een klacht in over de lange duur van de behandeling van het bezwaarschrift van 13 april 2001 door de Visadienst. Omdat daarop niet werd gereageerd, vroeg de gemachtigde bij faxbericht van 8 juni 2004 aan de Visadienst om deze klacht alsnog te behandelen.
Verzoeker klaagt erover dat de Visadienst niet reageerde op zijn klacht.
De Nationale ombudsman overwoog dat bestuursorganen klachten binnen wettelijk bepaalde termijnen dienen te worden behandeld en dat het bestuursorgaan afhandeling met enkele weken kan verdagen, mits dit tijdig en schriftelijk gebeurt.
Omdat uit het onderzoek bleek dat de IND pas acht weken na de ontvangst van de klacht een eerste handeling naar aanleiding daarvan verrichtte, oordeelde de Nationale ombudsman dat de Visadienst tekort was geschoten vanuit het oogpunt van het vereiste van adequate klachtbehandeling. Hij achtte daarom de onderzochte gedraging "niet behoorlijk".