2004/385

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het kader van de bestrijding van de vogelpest een kliklijn heeft opengesteld voor het anoniem melden van hobbypluimveehouders.

Beoordeling

1. Eind februari/begin maart 2003 had Nederland te maken met een uitbraak van klassieke vogelpest of aviaire influenza. De besmetting trof (ook) het gebied de "Gelderse Vallei", waar verzoeker, hobbypluimveehouder, woonachtig is.

Om te voorkomen dat deze zeer besmettelijke pluimveeziekte zich verder zou verspreiden, was de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) genoodzaakt om maatregelen te treffen. Eén van die maatregelen bestond uit het (preventief) doden van (gezonde) dieren. Deze maatregel betrof niet alleen bedrijfsmatig gehouden dieren, maar gold eveneens ten aanzien van hobbydieren.

2. Omdat voor deze hobbydieren geen wettelijke registratieplicht gold, werd, om een beeld te krijgen van de adressen waar zich hobbydieren bevonden, een meldingsplicht voor hobbydierhouders ingesteld, en werd voor dit doel het bestaande 0800-telefoonnummer van het LNV-loket opengesteld. Ook derden konden - eventueel anoniem - de aanwezigheid van hobbydieren in een ruimingsgebied melden. Over het bieden van laatstgenoemde mogelijkheid uitte verzoeker zijn ongenoegen. Hij gaf aan dat het instellen van een dergelijke “kliklijn” bij veel burgers herinneringen had opgeroepen aan de Tweede Wereldoorlog.

3. Bij Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 is bepaald dat de Lid-Staat waar sprake is van het uitbreken op zijn grondgebied van ziektes of andere aandoeningen die voor de veestapel of voor de gezondheid van de mens een ernstig gevaar kunnen opleveren, verplicht is om onmiddellijk de door de communautaire voorschriften voorgeschreven bestrijdings- of preventiemaatregelen ten uitvoer te leggen, of elke andere maatregel te nemen die hij passend acht. Bij Richtlijn 92/40/EEG van 19 mei 1992 is bepaald welke bestrijdingsmaatregelen ten minste moeten worden genomen wanneer aviaire influenza uitbreekt. De lidstaten mogen strengere maatregelen op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen, voorzover die maatregelen noodzakelijk worden geacht om de ziekte te bedwingen. Artikel 14 van Beschikking 2003/214/EG van de Europese Commissie van 27 maart 2003 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met aviaire influenza in Nederland geeft aan dat, na een evaluatie van de situatie in nauwe samenwerking met de Nederlandse autoriteiten, het met het oog op de bescherming van de pluimveepopulatie in de Gemeenschap en om te voorkomen dat de besmetting zich buiten het beschermingsgebied verspreidt, passend is te bepalen dat de pluimveehouderijen in twee gebieden waar het risico bijzonder groot is, preventief moeten worden geruimd.

Bij Beschikking 2003/290/EG van de Commissie van 25 april 2003 werd de geldigheidsduur van Beschikking 2003/214/EG ten tweede male verlengd. In artikel 3 van deze beschikking is aangegeven dat onverminderd de op grond van Richtlijn 92/40/EEG reeds genomen maatregelen, Nederland erop toe dient te zien dat de preventieve ruiming van pluimvee op risicobedrijven en in risicogebieden in de ingesloten gebieden en op de in de bijlage omschreven gebieden zo spoedig mogelijk wordt voltooid (zie Achtergrond, onder 1a t/m e.).

4. Uit de hiervóór genoemde Europese regelgeving volgt dat de minister verplicht en gerechtigd was tot het nemen van bepaalde vérgaande maatregelen, zoals de ruiming van hobbypluimvee in de risicogebieden, en het in verband daarmee overgaan tot het instellen van een meldingsplicht voor hobbydierhouders (zie Achtergrond, onder 2.). Aan de orde is echter de vraag of het in de gegeven situatie gerechtvaardigd was dat de minister derden de mogelijkheid heeft geboden om eigenaren van hobbypluimvee (anoniem) aan te melden.

5. De minister deelde in reactie op de klacht mee dat het merendeel van de hobbydierhouders in de getroffen gebieden zich via het 0800-telefoonnummer had gemeld en dat hun dieren vervolgens waren geruimd, maar dat een kleine groep hobbypluimveehouders zich had verzet tegen de ruiming van hun dieren: deze groep verstopte hun dieren of transporteerde de dieren naar buiten het ruimingsgebied. Dit vormde ten eerste een risico bij de bestrijding van de vogelpest, omdat hobbypluimvee een niet te verwaarlozen factor vormde in de persistentie en de verspreiding van het virus, en ten tweede ontstond er een ongelijke situatie tussen enerzijds mensen die aan de wettelijke plicht hadden voldaan door hun hobbydieren te melden en anderzijds mensen die zich aan de meldingsplicht onttrokken, als gevolg waarvan deze dieren niet konden worden geruimd, aldus de minister. Hij gaf aan dat tegen deze achtergrond de mogelijkheid was gecreëerd voor het melden van hobbydieren die aanwezig waren in de te ruimen gebieden; in praktijk was daarbij onderscheid gemaakt tussen derden die namens eigenaren hobbypluimvee aanmeldden (schoondochters, zussen, zwagers etc.), en mensen die de aanwezigheid van hobbypluimvee in een ruimingsgebied meldden, waarbij de meldingen overigens in de meeste gevallen niet-anoniem plaatsvonden. De minister meende dat, vooral gezien de veterinaire noodzaak van een zorgvuldige dierziektebestrijding, de klacht tegen de door hem geboden mogelijkheid om de aanwezigheid van (hobby-) pluimvee van derden te melden, ongegrond was.

6. De vogelpestcrisis is voor alle hobbydierhouders een buitengewoon ingrijpende en emotionele ervaring geweest, ook voor verzoeker: hij had zijn hobbydieren in april 2003 aangemeld, waarop deze dieren vervolgens waren geruimd. Daarbij komt dat verzoeker daarna ook nog te maken heeft gekregen met een controle naar aanleiding van een (anonieme) - en overigens onterechte - melding.

7. Hiervóór onder 4. is reeds opgemerkt dat de minister verplicht en gerechtigd was tot het nemen van vérgaande maatregelen. De Nationale ombudsman kan zich voorstellen dat het creëren van de mogelijkheid voor derden om (anoniem) anderen aan te melden, gezien vanuit het oogpunt van de hobbydierhouders, als kwetsend is ervaren, en dat het enkele bieden van deze mogelijkheid zeer veel weerstand heeft opgeroepen, nog daargelaten dat hobbydierhouders in het voorkomende geval extra leed werd aangedaan wanneer als gevolg van een dergelijke melding ten onrechte controle plaatsvond, zoals in geval van verzoeker.

De Nationale ombudsman kan zich desalniettemin in het standpunt van de minister vinden: gezien de ernst van de situatie en gelet op het feit dat niet alle hobbydierhouders zich hadden gemeld, was de minister genoodzaakt ook gebruik te maken van (anonieme) meldingen van derden.

7. Over de (anonieme) meldingsmogelijkheid voor derden wordt nog het volgende opgemerkt. Het Ministerie van LNV gaf aan dat middels folders, verspreid in de 1-km gebieden, en een aantal huis-aan-huisbladen informatie was verstrekt over de klassieke vogelpest en de meldingsplicht, met vermelding van het 0800-telefoonnummer; er was niet zozeer sprake geweest van openstelling van een apart telefoonnummer en pagina op de website van het ministerie, als wel van de openstelling van het 0800-telefoonnummer ook voor dergelijke meldingen. Niet is gebleken dat deze informatie onjuist is. Dat het bewuste 0800-nummer vanwege de associatie met klikken en in combinatie met de hiervóór genoemde - zeer begrijpelijke - ontsteltenis van alle hobbydierhouders en hun twijfels over en verzet tegen het beleid van de minister, in de volksmond als “kliklijn” bekend werd, is een te betreuren ontwikkeling geweest, maar doet aan het hiervóór onder 6. gestelde niet af.

De gedraging is behoorlijk.

8. Gezien het grote belang dat de Nationale ombudsman toekent aan adequate interne klachtbehandeling merkt hij ten slotte het volgende op.

Verzoeker diende op 25 mei 2003 een klacht in bij de Nationale ombudsman. Op 27 augustus 2003 heeft de Nationale ombudsman het verzoekschrift van 25 mei 2003 ter behandeling als klaagschrift in de zin van hoofdstuk 9 van de Awb doorgestuurd naar de minister.

Indien de Nationale ombudsman een van een burger ontvangen verzoekschrift ter behandeling als klaagschrift in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht doorstuurt naar een bestuursorgaan, mag van dat bestuursorgaan worden verwacht dat het adequaat reageert en het klaagschrift overeenkomstig bedoeld hoofdstuk van de Awb behandelt. Indien er niettemin bijzondere redenen zijn die een andersoortige wijze van afhandeling rechtvaardigen, behoort het bestuursorgaan de klager daarover te informeren.

De minister heeft tot op het moment van het uitbrengen van dit rapport naar verzoeker toe in het geheel niet op de klacht gereageerd. Daarmee heeft de minister onjuist gehandeld.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is niet gegrond.

Onderzoek

Op 14 november 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer O. te Hoevelaken, met een klacht over een gedraging van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Verzoeker had zich eerder, bij brief van 25 mei 2003, met een verzoekschrift tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoek om een onderzoek voldeed niet aan het kenbaarheidsvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman, zodat zijn klacht destijds niet in onderzoek werd genomen. Verzoekers brief is toen, na overleg met verzoeker, ter behandeling als klaagschrift in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgestuurd naar de minister.

Nadat verzoeker bij brief van 11 november 2003 de Nationale ombudsman had laten weten dat hij nog geen reactie had ontvangen van de minister van LNV, werd naar de gedraging van de minister op 1 december 2003 een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen de minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd het ministerie gevraagd om nadere informatie te verstrekken.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Noch verzoeker noch de minister van LNV gaven binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Eind februari / begin maart 2003 had Nederland te maken had met een uitbraak van klassieke vogelpest of aviaire influenza. De besmetting trof (ook) het gebied de "Gelderse Vallei", waar verzoeker, hobbypluimveehouder, woonachtig is.

2. In maart 2003 werd een meldingsplicht ingesteld voor hobbydierhouders. Ook derden konden - eventueel anoniem - de aanwezigheid van hobbydieren in een ruimingsgebied melden.

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht. In zijn verzoekschrift van 25 mei 2003 deelde hij voorts nog mee:

“…De instelling van een dergelijke "kliklijn" heeft bij veel burgers herinneringen opgeroepen aan de Tweede Wereldoorlog. (…)

Ook ik ben van oordeel dat het Ministerie van LNV onjuist heeft gehandeld door het openen van deze "Vogelpest-kliklijn".

Het vanuit de overheid actief stimuleren dat burgers elkaar bij een overheidsorgaan aangeven in verband met een vermeende wetsovertreding dient naar mijn oordeel met grote terughoudendheid te worden toegepast…”

C. Standpunt minister van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deelde in reactie op de klacht bij brief van 9 maart 2004 onder meer het volgende mee:

“In het kader van de bestrijding van de Aviaire Influenza-epidemie (hierna: vogelpest) is alle pluimvee in een straal van (veelal) 1 km rond de besmettingshaarden geruimd. Ingevolge de zogenaamde vrijwaringplicht van artikel 10 van Richtlijn 90/425/EEG (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.) is een lidstaat verplicht tot het nemen van alle passende maatregelen om de ziekte te bestrijden. Gelet op de hoge mortaliteit en de snelle verspreiding van de ziekte zag ik mij genoodzaakt om bestrijdingsmaatregelen te nemen ten aanzien van hobbymatig gehouden dieren. Besmettingen deden zich namelijk ook voor bij hobbymatig gehouden pluimvee. Daarmee vormde hobbymatig gehouden pluimvee een niet te verwaarlozen factor in de persistentie en de verspreiding van het virus. Vaccineren was geen optie omdat gevaccineerd hobbymatig gehouden pluimvee, dat wel ziek was maar niet de symptomen vertoonde, in aanraking zou kunnen komen met commercieel gehouden pluimvee en zo het virus verder zou kunnen verspreiden.

Voor hobbymatig gehouden pluimvee geldt in tegenstelling tot bedrijfsmatig gehouden pluimvee evenwel geen wettelijke registratieplicht. Om een beeld te krijgen van het aantal adressen waar zich nog te ruimen hobbydieren bevonden, is een meldingsplicht voor hobbydierhouders ingesteld en is voor dit doel het bestaande 0800-telefoonnummer van het LNV-loket opengesteld. De uitvoering van deze telefoonlijn werd verzorgd door het LNV-Loket in opdracht van LASER (Landelijke Service bij Regelingen, een agentschap ven het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; N.o.).

Het merendeel van de hobbydierhouders in de getroffen gebieden heeft zich via dit telefoonnummer gemeld en hun dieren zijn vervolgens geruimd. Los hiervan zijn overigens ook bij de meldkamer van de Algemene Inspectie Dienst in Kerkrade meldingen binnen gekomen.

Een kleine groep hobbypluimveehouders heeft zich evenwel verzet tegen de ruiming van hun dieren. Deze groep verstopte hun dieren of transporteerde de dieren buiten het ruimingsgebied. Dit vormde ten eerste een risico bij de bestrijding van de vogelpest, omdat als gememoreerd, hobbypluimvee een niet te verwaarlozen factor vormt in de persistentie en de verspreiding van het virus. Ten tweede ontstond een ongelijke situatie tussen enerzijds mensen die aan de wettelijke plicht hadden voldaan door hun hobbydieren te melden en anderzijds mensen die zich aan de meldingsplicht onttrokken, als gevolg waarvan deze dieren niet konden worden geruimd.

Tegen deze achtergrond is de mogelijkheid gecreëerd voor het melden van hobbydieren die aanwezig waren in de te ruimen gebieden. In praktijk is daarbij onderscheid gemaakt tussen derden die namens eigenaren hobbypluimvee aanmeldden (schoondochters, zussen, zwagers etc.) en mensen die de aanwezigheid van hobbypluimvee in een ruimingsgebied meldden. In het laatste geval vonden de meldingen overigens in de meeste gevallen niet-anoniem plaats.

De meldingen van derden zijn vergeleken met de reguliere meldingen door eigenaren van hobbydieren. Indien daarbij werd vastgesteld dat een adres niet voorkwam op de lijst van de RVV van te ruimen bedrijven, werd het desbetreffende adres bezocht door de AID. Bij een geconstateerde overtreding van de meldingsplicht werd aan de desbetreffende hobbypluimveehouder een brief overhandigd waarin hij/zij werd gewezen op de meldingsplicht. De eigenaren werd de mogelijkheid geboden om, hetzij binnen een bepaalde termijn alsnog de dieren te melden op het speciaal daarvoor bestemde 0800-nummer, hetzij de dieren terstond aan te melden bij de aanwezige inspecteurs van de AID. In het laatste geval werden de gegevens doorgegeven aan de RVV, zodat de hobbydieren konden worden geruimd. Bij eigenaren van hobbydieren die van deze laatste mogelijkheid geen gebruik wensten te maken, is nogmaals gecontroleerd.

Overigens is in de officiële communicatie van LNV het gebruik van de aanduiding "kliklijn" telkens vermeden. Desondanks is het ten behoeve van de meldingen opengestelde telefoonnummer door anderen als kliklijn aangeduid.

Gelet op het voorgaande meen ik dat, vooral gezien de veterinaire noodzaak van een zorgvuldige dierziektebestrijding, de klacht tegen de door mij geboden mogelijkheid om de aanwezigheid van (hobby-) pluimvee van derden te melden, ongegrond is.”

D. Reactie verzoeker

Verzoeker reageerde bij brief van 6 april 2004 op het standpunt van de minister onder meer als volgt:

“a) Op de eerste plaats verontschuldigt de minister zich op geen enkele wijze voor het feit dat namens het ministerie niet is gereageerd op mijn klacht zoals die op 27 augustus aan LNV is toegezonden. De minister doet voorkomen alsof dit dossier wat hem betreft is gestart met uw brief van 1 december 2003. Ik kan dit niet anders interpreteren dan een minachting voor klachten die rechtstreeks door burgers worden ingediend. Ik vind dit onjuist en grievend.

b) Op de tweede plaats constateer ik dat de inhoud van de reactie van de minister nergens passages bevat die het begrijpelijk maken dat de minister niet direct na 27 augustus dan wel kort na 1 december heeft kunnen reageren. Er wordt geen melding gemaakt van onderzoeken of anderszins tijdrovende activiteiten die nodig waren om adequaat op de ingediende klacht te kunnen reageren. De reactie is van algemene aard en had direct na ontvangst van de klacht kunnen worden gegeven.

(…)

Verwijzing naar Europese verplichtingen

(…)

Het doen van een beroep op Europese regelgeving als motivatie voor het instellen van een kliklijn is echter onjuist en wel om de navolgende redenen.

(…)

b) Nergens in de Europese regelgeving is ook maar de suggestie opgenomen dat nationale overheden een "kliklijn" moeten openen bij het uitbreken van vogelpest. Een dergelijke kliklijn is, voor zover mij bekend, dan ook door geen van de lidstaten ingesteld ten tijde van de uitbraken van vogelpest.

De verwijzing naar Europese regelgeving als motivatie voor het instellen van een "kliklijn" is derhalve naar mijn oordeel onjuist.

(…)

Meldingsplicht

In (…) zijn reactie maakt de minister melding van het feit dat in het kader van de bestrijding van de vogelpest op enig moment een meldingsplicht is ingevoerd voor particulieren in bepaalde gebieden van Nederland die beschikten over pluimvee.

Het is mij onduidelijk wat de relevantie is van deze mededeling in het kader van een inhoudelijke reactie op de klacht. Het door de minister genoemde telefoonnummer betreft het nummer 0800-2233322 waarop particulieren zelf zich konden melden met de mededeling dat zij beschikten over pluimvee.

Ook ondergetekende heeft zich tijdig en vrijwillig op dit telefoonnummer gemeld. Een en ander blijkt uit de bevestiging die als bijlage 1 bij deze brief is opgenomen (verzoeker verwijst naar het officiële document waaruit blijkt dat zijn hobbydieren op 9 april 2004 zijn gemeld en geregistreerd; N.o.)

Uit informatie van het ministerie zelf blijkt dat meer dan 15.000 particulieren zich op dit nummer hebben gemeld. Nogmaals het gaat hier om het telefoonnummer waarbij particulieren zich zelf konden aanmelden en waarbij de zakelijke gegevens van deze particulieren door of namens LNV werden genoteerd. Uiteindelijk hebben er dodingen plaats gevonden bij 17.000 particulieren.

Het verschil van 2.000 bestaat vervolgens nog voor een groot deel uit personen die zich op andere wijze hebben gemeld.

Deze getallen geven reeds aan dat de noodzaak voor het instellen van kliklijn twijfelachtig is, gelet op het aantal personen dat hun pluimvee heeft getracht uit de handen van de overheid te houden. De minister geeft (in; N.o.) zijn reactie ook toe dat het hier gaat om een kleine groep hobbypluimveehouders die geen medewerking aan de doding van hun pluimvee wilden verlenen.

Gelet op het beperkte risico dat pluimvee gehouden door particulieren vertegenwoordigt in het verspreiden van de vogelpest, het feit dat het hier ging om een zeer kleine groep particulieren én het feit dat Europese regelgeving het instellen van een kliklijn niet voorschrijft, is het naar mijn oordeel onjuist dat de minister is overgegaan tot een zo vergaande maatregel als het instellen van een kliklijn.

Meldlijn anoniem

In (zijn reactie; N.o.) tracht de minister naar mijn oordeel het karakter van de kliklijn met terugwerkende kracht te bagatelliseren door te verwijzen naar schoondochters, zussen en zwagers die namens familieleden melding wilden doen van de aanwezigheid van pluimvee.

Deze meldingen door deze personen konden immers gewoon via het bovenstaande nummer gedaan worden.

De kliklijn waar de klacht over handelt betreft niet deze reguliere aanmeldingsfaciliteit doch de specifiek en als zodanig aangekondigde instelling van een kliklijn waarbij burgers die het vermoeden hadden dat een andere burger nog pluimvee bezat zich anoniem konden melden.

Kenmerk van deze specifieke aanmelding was en is:

• De melding van pluimvee dat toebehoorde aan een ander dan degene die de informatie doorgaf.

• Het feit dat de informatieverschaffer vooraf de garantie kreeg dat zijn melding anoniem bleef en niet aan degene meegedeeld zou worden wiens naam was genoemd als vermeend eigenaar van pluimvee.

De verwijzing naar schoondochters, zussen en zwagers is in deze absurd omdat, indien deze personen op verzoek van de eigenaar de melding hebben gedaan, er voor hen geen enkel belang is bij anonimiteit.

Het vooraf garanderen van anonimiteit heeft enkel en alleen tot doel burgers te stimuleren zonder risico voor zichzelf andere burgers bij de overheid aan te geven. Zonder risico maar ook zonder enige mogelijkheid om deze burgers ter verantwoording te roepen voor door hen valselijk of onjuist doorgegeven informatie.

Belang meldingen en rechtsgelijkheid

In (…) zijn reactie doet de minister het voorkomen alsof met de melding een groot maatschappelijk belang was gemoeid en tevens doet hij een beroep op de rechtsgelijkheid.

(…)

Het enerzijds doen voorkomen of het niet melden van pluimvee een dermate grote bedreiging vormde voor de samenleving dat het instellen van een kliklijn noodzakelijk werd geacht en het vervolgens niet vervolgen van burgers die desondanks hun pluimvee niet hadden gemeld is inconsistent en ondergraaft de noodzaak en daarmee de legitimiteit voor het instellen van een kliklijn.

Benaming "kliklijn"

De minister beweert dat van zijn zijde nimmer is gesproken over "kliklijn". De minister spreekt hier niet de waarheid.

In bijlage 2 van deze brief doe ik u een overdruk toekomen van een door de minister zelf geschreven en geredigeerde tekst voor het Hollands Dagboek zoals dat is gepubliceerd in het NRC van 19 april 2003. In dit dagboek spreekt de minister zelf over kliklijn en verdedigt hij deze met de volgende woorden: Ik adviseer iedereen om een eerlijke buurman te nemen en zich aan de wet te houden. We moeten zo snel mogelijk alle pluimvee kwijt dat mogelijk besmet is en dat je dan een kliklijn moet openen is natuurlijk vreselijk (zie Achtergrond onder 4.; N.o.).

Het is de minister zelf die hier spreekt over kliklijn. Het is de minister zelf die suggereert dat de eerlijke buurman de oneerlijke buurman via de kliklijn moet aangeven. Dat is dus precies het onderwerp van de klacht.

(…)

Inzage webpagina's en persbericht

Het ministerie van LNV heeft in het kader van het instellen van de kliklijn zowel een persbericht uitgegeven als een aantal specifieke pagina's op haar website geopend waarop burgers anoniem andere burgers konden aangeven.

(…)

Vordering als belanghebbende

Recentelijk is mij gebleken dat ik niet alleen vanuit maatschappelijk oogpunt betrokken ben bij deze klacht maar ook feitelijk slachtoffer ben van de instelling van deze kliklijn. In bijlage 3 bij deze brief treft een afdruk aan van een controlerapport van de Algemene Inspectiedienst (niet opgenomen; N.o.).

In dit rapport kunt u lezen dat na het ontvangen van een (anonieme) melding als zou er nog pluimvee rond mijn pand verborgen zitten een controle heeft plaatsgevonden. Hierbij is vastgesteld (ondanks dat de controleurs hebben waargenomen dat in de keuken een rekje met 12 kleine witte eieren stond!) er noch in noch rond het pand pluimvee verborgen was.

Dit rapport toont aan dat de meldlijn daadwerkelijk heeft geleid tot valselijke aangiften en dat de overheid op basis van deze foutieve meldingen wel erg ver gaat in het vastleggen van feiten die tot de huiselijke sfeer van burgers behoren.”

E. nadere informatie lnv

1. Op 5 juli 2004 stuurde het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit desgevraagd informatie over de wijze waarop de meldingsplicht kenbaar was gemaakt. Dit betrof een kopie van de folder met informatie over de Klassieke Vogelpest en de meldingsplicht, met vermelding van het 0800-telefoonnummer, die op en na 18 maart 2003 is verspreid in de 1-km gebieden, en een kopie van de tekst zoals die in een aantal huis-aan-huisbladen heeft gestaan in de Gelderse vallei, Laren, Breskens en Goirle, eveneens met informatie en vermelding van het telefoonnummer van het LNV-Loket 0800 - 22 333 22.

2.1. Op 14 juli 2004 liet het ministerie weten dat er destijds één telefoonnummer is gebruikt, het nummer van het LNV-Loket 0800 - 22 333 22; op dat telefoonnummer zijn ook anonieme meldingen geaccepteerd. Van een ander nummer dan het genoemde 0800 telefoonnummer of van een speciale webpagina was niet gebleken.

2.2. Gevraagd of verzoeker mogelijk had gedoeld op de website van de Algemene Inspectie dienst (AID) van het Ministerie van LNV (zie Achtergrond, onder 3.), deelde het ministerie mee dat aan dat nummer geen bekendheid was gegeven in het kader van het melden van pluimvee.

H. nadere informatie verzoeker

Verzoeker liet op 28 juli 2004 desgevraagd telefonisch weten dat hij geen concreet telefoonnummer kon noemen, anders dan het algemene 0800-nummer. Hij gaf aan dat er mogelijk ook geen sprake was geweest van een ander nummer. Wel hield verzoeker vast aan de stelling dat er sprake was geweest van een speciale webpagina, waarop een beroep werd gedaan op derden om hobbydierhouders te melden. Verzoeker kon geen uitdraai van deze pagina overleggen.

Achtergrond

1. Europese regelgeving

a. Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt. Publicatieblad Nr. L 224 van 18/08/1990 blz. 0029 - 0041

Artikel 10

“1. Elke Lid-Staat stelt de andere Lid-Staten en de Commissie onmiddellijk in kennis, niet alleen van het uitbreken op zijn grondgebied van de in Richtlijn 82/894/EEG bedoelde ziektes, maar ook van het uitbreken van zooenoses, ziektes of andere aandoeningen die voor de veestapel of voor de gezondheid van de mens een ernstig gevaar kunnen opleveren.

De Lid-Staat van verzending legt onmiddellijk de door de communautaire voorschriften voorgeschreven bestrijdings- of preventiemaatregelen ten uitvoer, met name de afbakening van de daarin bedoelde beschermingszones, of stelt elke andere maatregel vast die hij passend acht…”

b. Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza.

Publicatieblad Nr. L 167 van 22/06/1992 blz. 0001 - 0016.

“…Overwegende dat op communautair niveau moet worden bepaald welke bestrijdingsmaatregelen in geval van een uitbraak van aviaire influenza in zijn sterk pathogene vorm, veroorzaakt door een influenzavirus met specifieke kenmerken en hierna "aviaire influenza" genoemd, moeten worden getroffen, ten einde de normale ontwikkeling van de pluimveesector te garanderen en bij te dragen tot de bescherming van de diergezondheid in de Gemeenschap;

Overwegende dat een uitbraak van aviaire influenza zich zeer snel kan ontwikkelen tot een epizooetie die een zodanige sterfte veroorzaakt en een zodanig verstorend effect heeft dat de rentabiliteit van de gehele pluimveehouderij daardoor ernstig kan worden geschaad; Overwegende dat, wanneer de aanwezigheid van de ziekte wordt vermoed, maatregelen moeten worden genomen om, zodra het vermoeden wordt bevestigd, de ziekte onmiddellijk en doeltreffend te kunnen bestrijden; …”

c. Beschikking 2003/214/EG: van de Commissie van 27 maart 2003 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met aviaire influenza in Nederland (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1102), Publicatieblad Nr. L 081 van 28/03/2003 blz. 0048 - 0051 (Niet meer geldig).

“Overwegende hetgeen volgt:

(5) Bij Richtlijn 92/40/EEG van de Raad is bepaald welke bestrijdingsmaatregelen ten minste moeten worden genomen wanneer aviaire influenza uitbreekt. De lidstaten mogen strengere maatregelen op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen, voorzover die maatregelen noodzakelijk worden geacht om de ziekte te bedwingen, gelet op de bijzondere epizoötiologische situatie, de situatie in de veehouderij en de commerciële en sociale omstandigheden.

(…)

(14) Na een evaluatie van de situatie in nauwe samenwerking met de Nederlandse autoriteiten is het, met het oog op de bescherming van de pluimveepopulatie in de Gemeenschap en om te voorkomen dat de besmetting zich buiten het beschermingsgebied verspreidt, passend te bepalen dat de pluimveehouderijen in twee gebieden waar het risico bijzonder groot is, preventief moeten worden geruimd.”

d. Bij Beschikking 2003/258/EG van de Commissie van 10 april 2003, Publicatieblad 2003, L95, blz. 65, (niet meer geldig) is de geldigheidsduur van Beschikking 2003/214/EG verlengd tot en met 25 april 2003.

e. Bij Beschikking 2003/290/EG van de Commissie van 25 april 2003, Publicatieblad 2003, L105, blz. 28, (niet meer geldig) is de geldigheidsduur nogmaals verlengd. Artikel 3 van deze Beschikking luidt:

“Onverminderd de op grond van Richtlijn 92/40/EEG reeds genomen maatregelen, dient Nederland erop toe te zien dat de preventieve ruiming van pluimvee op risicobedrijven en in risicogebieden in de ingesloten gebieden en op de in de bijlage omschreven gebieden zo spoedig mogelijk wordt voltooid.”

2. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Artikel 19, eerste lid

“Indien een dier verschijnselen van een besmettelijke dierziekte vertoont of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een dier in de gelegenheid is geweest om te worden besmet of drager van smetstof is, geeft de houder hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.”

Artikel 20, eerste lid

“De houder, bedoeld in artikel 19, eerste lid, verstrekt naar waarheid alle inlichtingen en verleent alle medewerking aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid, die deze redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig heeft en doet al datgene dat in zijn vermogen ligt om de aard van de besmettelijke dierziekte zo spoedig mogelijk te doen vaststellen.”

3. Meldpunt AID

“…Hier kunt u melding doen van iets waartegen de AID actie zou kunnen ondernemen. Weest u zo volledig en specifiek mogelijk. De melding komt binnen bij de meldkamer van de Algemene Inspectiedienst.

In geval uw melding urgentie betreft, raden wij u aan de meldkamer telefonisch te benaderen: 045-5466222 (24 uur te bereiken).

U kunt uw melding hier uiteraard ook anoniem kwijt met name wanneer u vermoedt dat het bekend worden van uw identiteit nadelige gevolgen kan hebben. Wij garanderen dat meldingen die anoniem worden gedaan ook anoniem blijven. Hoewel bij de verwerking van het formulier enige elektronische informatie wordt vastgelegd ten behoeve van de verzending, zal de AID deze gegevens niet gebruiken om identiteit van de verzender te achterhalen…”

4. Uit: Hollands Dagboek, NRC 19 april 2004

“…Ik adviseer iedereen om een eerlijke buurman te nemen en zich aan de wet te houden. We moeten zo snel mogelijk alle pluimvee kwijt dat mogelijk besmet is en dat je dan een kliklijn moet openen is natuurlijk vreselijk…”

Instantie: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Klacht:

In het kader van bestrijding van vogelpest een kliklijn opengesteld voor het anoniem melden van hobbypluimveehouders.

Oordeel:

Niet gegrond