Verzoeker klaagt erover dat politieambtenaren van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost verzoeker op 10 januari 2003 onvoldoende hulp hebben geboden, toen derden het bedrijfspand, dat verzoeker stelt te hebben gekraakt, ter ontruiming zijn binnengetreden en daarbij ook eigendommen van verzoeker hebben weggehaald dan wel hebben beschadigd.
Beoordeling
1. Verzoeker bewoonde al enige tijd als kraker een bedrijfspand te Veldhoven toen hij op 10 januari 2003 werd geconfronteerd met een groep mensen die ter plaatse was verschenen om het pand te ontruimen. Verzoeker heeft daarop de plaatselijke politie te hulp geroepen, maar deze heeft in verband met de grootte van de groep, het betrof circa twintig personen, niet kunnen voorkomen dat het door verzoeker in gebruik genomen gedeelte van het pand werd ontruimd.
2. Verzoeker heeft daarop in eerste instantie bij de politie en vervolgens bij de Nationale ombudsman geklaagd over het feit dat de ter plaatse verschenen politie hem onvoldoende hulp heeft geboden.
3. In reactie op deze klacht heeft de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost te kennen gegeven dat medewerkers van zijn korps op de hoogte waren van het feit dat de eigenaar van het door verzoeker gekraakte pand van plan was het door verzoeker gekraakte (gedeelte van dat) pand op 10 januari 2003 te laten ontruimen en dat zij de eigenaar hiervan niet hebben weten af te brengen.
Nadat verzoeker de politie had gemeld dat de ontruiming gaande was, zijn - aanvankelijk - twee politieambtenaren ter plaatse gegaan. Na aankomst constateerden zij dat circa twintig personen bezig waren met de ontruiming. Op hun vraag aan degene die de leiding had bij de ontruiming of hij bereid was de ontruiming te onderbreken in afwachting van meer duidelijkheid over de vraag wie van de betrokkenen wettelijk aanspraak kon maken op gebruik van het pand, deelde deze persoon de politie mee hiertoe niet bereid te zijn.
Op verzoek van de twee aanwezige politieambtenaren is daarop een hulpofficier van justitie ter plaatse gekomen. Op het moment dat deze verscheen, was de ontruiming reeds nagenoeg afgerond, aldus de korpsbeheerder.
4. In artikel 138 Wetboek van Strafrecht (Sr.; zie Achtergrond, onder 1.) is strafbaar gesteld het wederrechtelijk binnendringen in de woning of het besloten lokaal of erf bij een ander in gebruik.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat onder genoemd gebruik feitelijk gebruik moet worden verstaan. Dit betekent dat de "feitelijk gebruiker" - waarbij niet terzake doet of het gebruik rechtmatig of onrechtmatig is - van een woning, maar ook van een besloten lokaal of erf de bescherming geniet van artikel 138 Sr. Hierop dient een uitzondering te worden gemaakt in het geval de woning of het besloten lokaal of erf is binnengedrongen op een moment dat nog sprake was van feitelijk gebruik door een ander (doorgaans de eigenaar), ook al is die tijdelijk afwezig. De bescherming die artikel 138 Sr. aan binnendringers/krakers biedt, geldt in dat geval niet ten opzichte van de (oorspronkelijke) feitelijk gebruiker, die uit het feitelijk gebruik is verdrongen.
5. Het staat vast dat de door verzoeker sedert eind september 2002 gekraakte ruimte reeds sedert medio 2000 leeg stond en eerder al door een of meerdere personen gekraakt was geweest. Op het moment dat verzoeker deze ruimte eind september 2002 in gebruik nam, was geen sprake van feitelijk gebruik van het pand door of vanwege de eigenaar. Daarmee staat tevens vast dat in dit geval geen sprake is van wederrechtelijk gebruik ex artikel 429sexies Sr. (zie Achtergrond, onder 2.).
6. Na de kraakactie kon verzoeker worden aangemerkt als (feitelijk) gebruiker van het pand R. 4529 te Veldhoven. Hiervan uitgaande, was er jegens de personen die namens de eigenaar het door verzoeker gekraakte pand binnendrongen sprake van een redelijke verdenking van overtreding van artikel 138 Sr.
Het staat vast dat de door verzoeker ter hulp geroepen politieambtenaren degene die de leiding had bij de ontruimingsactie met het oog op genoemd wetsartikel hebben gewezen op de mogelijke juridische gevolgen die voortzetting van de ontruiming voor hen zou kunnen hebben. Ook hebben zij deze persoon toen opgedragen de ontruimingsactie op te schorten in afwachting van de komst van een hulpofficier van justitie.
Deze persoon weigerde hieraan gevolg te geven en liet de ontruimingsactie onverminderd doorgaan.
Omdat de twee ter plaatste aanwezige politieambtenaren werden geconfronteerd met een ontruimingsploeg van circa twintig personen, waren zij niet bij machte te beletten dat de ontruiming werd voortgezet. Toen de door de politieambtenaren opgeroepen versterking arriveerde, was de ontruiming reeds nagenoeg afgerond.
Hoewel de politie vooraf door de eigenaar van het pand op de hoogte was gesteld van de geplande ontruiming, kan het de politie niet worden aangerekend dat niet direct op de melding van verzoeker is gereageerd met het ter plaatse zenden van meer dan slechts twee politieambtenaren. Dat had wellicht anders gelegen als de politie op voorhand had geweten dat de ontruiming zou worden uitgevoerd door een grote groep personen.
Nu zulks niet is gebleken, kan niet worden geoordeeld dat de politie is tekortgeschoten door aanvankelijk slechts één surveillance-eenheid ter plaatste te zenden.
Ook kan niet worden geoordeeld dat de beide ter plaatste verschenen politieambtenaren verzoeker onvoldoende hulp hebben geboden tijdens de ontruiming van het door hem gekraakte pand.
De onderzochte gedraging is dan ook behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost (de burgemeester van Eindhoven), is behoorlijk.
Onderzoek
Op 6 juni 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Wormerveer, ingediend door de heer mr. E.Th. Hummels, advocaat en procureur te Zeist, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost (de burgemeester van Eindhoven), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. Genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
Verder zijn de betrokken ambtenaren in de gelegenheid gesteld om op de klacht te reageren.
Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Hierbij moet worden opgemerkt dat de gemachtigde van verzoeker een medewerker van de Nationale ombudsman op 14 april 2004 telefonisch liet weten dat hij al geruime tijd geen contact meer met zijn cliënt had kunnen krijgen en dat hij ook niet in staat was om de van de Nationale ombudsman ontvangen documenten aan zijn cliënt voor te leggen omdat hij niet bekend was met diens actuele verblijfplaats.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Noch verzoeker noch betrokken ambtenaar G. gaf binnen de gestelde termijn een reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. In de periode september/oktober 2002 heeft verzoeker een bedrijfspand te Veldhoven gekraakt, waarna hij (een gedeelte van) dit pand met behulp van meubels heeft ingericht als woning en is gaan bewonen.
Op vrijdag 10 januari 2003 omstreeks negen uur in de ochtend werd verzoeker wakker als gevolg van lawaai in het pand. Verzoeker zag zich vervolgens geconfronteerd met ongeveer twintig personen die bezig waren goederen te verwijderen uit het pand. Onder deze goederen bevonden zich ook spullen die eigendom waren van verzoeker.
Verzoeker heeft zich niet verzet tegen de ontruiming maar heeft met zijn mobiele telefoon terstond de plaatselijke politie gebeld en om assistentie gevraagd. (…).
De ter plaatste verschenen politie heeft de situatie in ogenschouw genomen en met enkele van de betrokken personen gesproken.
2.1. Verzoeker heeft enkele dagen later bij de politie te Veldhoven aangifte gedaan terzake van huisvredebreuk en beschadiging van goederen. In het van de aangifte opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende vastgelegd:
"Ik ben naar het bureau van politie gekomen voor het doen van aangifte van huisvredebreuk en vernieling van mijn eigendommen gepleegd op vrijdag 10 januari 2003. Ik heb hier bij u op vrijdag 10 januari 2003 al melding gemaakt. Ik heb toen even bedenktijd gevraagd om te overwegen of ik aangifte zou doen. Ik heb besloten om aangifte te doen.
Ik woon op het adres de R. (…). Ik woon hier sedert eind september begin oktober 2002. Dit pand is een bedrijfspand. Dit staat al langere tijd leeg. Ik wist dat via vrienden die dit pand al eerder hadden gekraakt. Dit pand is in totaal al ruim een jaar gekraakt.
Op die datum heb ik dit pand betreden en ingericht als woning. Dit inrichten bestond uit het plaatsen van een bed, een stoel, een tafel, een tv, lampen. Kortom ingericht als een normale woning.
Op vrijdag 10 januari 2003 omstreeks 09.00 uur werd ik wakker van een hoop kabaal. Ik ben toen opgestaan en zag dat een man of 20, goederen naar buiten aan het sjouwen waren. Hieronder waren goederen die mij in eigendom toebehoren. Ik zal hier dadelijk een opsomming van geven, Mij werd op een dwingende toon en voor mij dreigend overkomend te verstaan gegeven dat ik het pand moest verlaten. Hierbij werden van mij foto- of filmopnamen gemaakt. Door deze dreigende toon en de overmacht van mensen heb ik het pand verlaten. Ik heb wel via mijn GSM de politie gebeld die ook gekomen is. De politie heeft op dat moment niets ondernomen. Later is uw collega C. nog gekomen. Ik zag dat de eigenaar, althans degene die voor de eigenaar optrad, de hierna volledig te noemen heer K. een huurcontract liet zien aan de toen aanwezige politieagenten. Dit was voordat de heer C. aanwezig was.
Ik ben niet geheel op de hoogte van de rechten en plichten die met kraken te maken hebben en heb derhalve toen niets ondernomen.
De heer K. (…) werkt voor X.
Door de grote groep mensen zijn al mijn spullen buiten gezet. Dit gebeurde op een lompe manier waardoor veel van mijn spullen beschadigd zijn en verdwenen.
Beschadigd zijn:
Cd Wisselaar en versterker
Luidsprekerbox en tv-antenne alsmede antenne van een bakkie
Afstandsbediening van de tv
Tv kast
Weg zijn:
een bankstel
lader mobiele telefoon
nokia 3210 telefoon
In totaal heb ik een schade van geschat 400 Euro.
Ik houd de heer K. als leidinggevende op dat moment aansprakelijk voor de schade aan mijn eigendommen en ik wil die schade graag vergoed zien. Tevens houd ik de heer K. aansprakelijk voor de huisvredebreuk, waarbij men zich de toegang tot mijn woning heeft verschaft door het openbreken van een deur.
Nadat ik ben uitgezet zijn alle sloten van het pand veranderd."
2.2. Bij brief van 20 februari 2003 heeft de politie verzoeker te kennen gegeven dat aan zijn aangifte terzake van huisvredebreuk geen verder vervolg zou worden gegeven in het verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3. Bij brief van 23 februari 2003 heeft de raadsman van verzoeker zich namens verzoeker bij de chef van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost beklaagd over het optreden van de politie op 10 januari 2003. In deze brief deelde hij onder meer het volgende mee:
"Op vrijdag 10 januari 2003 is cliënt slachtoffer geworden van huisvredebreuk en zaaksbeschadiging. (…) Cliënt heeft op 10 januari 2003 tevergeefs de hulp ingeroepen van de politie. In strijd met het bepaalde in (onder meer) artikel 1 van de Grondwet is aan hem geen steun en bijstand verleend tegen de hierboven vermelde strafrechtelijke inbreuken. De politie is wel gekomen, maar heeft hem letterlijk en figuurlijk in de kou laten staan. Bij deze dient cliënt een klacht hierover in. (…)"
4. Bij brief van 5 mei 2003 heeft de burgemeester van de gemeente Veldhoven de klacht niet gegrond verklaard. In deze brief deelde de burgemeester onder meer het volgende mee:
"Op 10 januari 2003 heeft (verzoeker; N.o.), telefonisch bij de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost een verzoek gedaan om politiebemiddeling, /-optreden in verband met een volgens melder illegale uitzetting uit het door hem in gebruik zijnde pand R. (…) te Veldhoven. Daarvoor is een politie-eenheid naar de plaats incident gegaan, bestaande uit een agent en een surveillant van politie.
Uit het resultaat van het klachtonderzoek is gebleken dat deze politiemedewerkers niet in staat waren om de ontruiming van de plaats waar u verbleef feitelijk stil te leggen, mede gelet op de nog onbeantwoorde vraag wie op dat moment wettelijk aanspraak kon maken op gebruik van het pand, Een door hen gedaan verzoek het ontruimen te staken werd door betrokkenen niet opgevolgd.
De politiemedewerkers hebben overleg gepleegd met de dagcoördinator van de politie Veldhoven en vervolgens de heer C. ter plaatse gevraagd, tevens hulpofficier van justitie. Toen deze arriveerde was het deel van het pand waarvan (verzoeker; N.o.) aangaf te wonen, op enkele kleine zaken na leeg. Een ander deel van het pand (opslag goederen) is in opdracht van de heer C. ongemoeid gelaten en niet ontruimd.
Het bleek dat (verzoeker; N.o.) niet als kraker/bewoner van onderhavig pand stond geregistreerd in het bedrijfsprocessensysteem van de politie. Hij gaf zelf ook aan dat hij zich zelf niet gemeld had als kraker/bewoner van het pand. Hij verklaarde dat hij op een bank sliep. De politie Veldhoven had wel informatie dat het pand in gebruik zou zijn door 'krakers'. Onduidelijk was of er sprake was van bewoning.
De heer C. heeft toen, gelet op deze gegevens en mede gelet op de aangetroffen situatie, besloten om B. niet het gebruik van het pand te geven.
Naar aanleiding van de bevindingen betreffende het klachtonderzoek is telefonisch met (verzoeker; N.o.) gesproken. Daarbij gaf hij aan dat hij op zich tevreden was met de uitkomst van het onderzoek. Verder gaf hij aan dat hij de verwachting had dat de politie zijn belangen beter had kunnen en moeten beschermen. (Verzoeker; N.o.) verklaarde verder dat de schade met de eigenaar nog niet helemaal geregeld was en daarom twijfelde of hij de klacht als voldoende behandeld zag. Na overleg met u (bedoeld is de raadsman van verzoeker; N.o.) heeft (verzoeker; N.o.) medegedeeld dat hij de klacht nog niet als voldoende behandeld zag.
In dit soort situaties is de rechtmatigheid c.q. de onrechtmatigheid, van een of meerdere eventueel elkaar opeenvolgende acties, door de politie ter plaatse vaak moeilijk te bepalen. U had echter op dat moment de verwachting dat de politie uw belangen beter zou beschermen. Op dat moment stond echter niet vast wie wettelijk aanspraak kon maken op het gebruik van het pand. Ik acht het dan ook alleszins begrijpelijk en legitiem wat de politie ter plaatse, mede gelet op de door hen op dat moment voorhanden zijnde en de ter plaatse verkregen informatie, ondernomen heeft.
Mijn oordeel is, dat ik mij kan vinden in de maatregelen en de besluiten zoals die door de politiemedewerkers op dat moment ter plaatse genomen zijn."
B. Standpunt verzoeker
Het standpunt van verzoeker staat - samengevat - weergegeven onder Klacht.
C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost
1. In reactie op de klacht deelde de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost bij brief van 18 augustus 2003 mee dat hij zich kon vinden in de maatregelen die de ter plaatse aanwezige politieambtenaren op basis van de op dat moment bekende feiten hadden genomen en de klacht derhalve niet gegrond te achten.
2. Bij de reactie van de korpsbeheerder waren bijlagen gevoegd. Eén van deze bijlagen was een mutatie van 19 december 2002, waarin politieambtenaar Ve. de volgende informatie heeft vastgelegd:
"…Gisteren een telefoontje gehad van dhr. Kl. namens (…) Vastgoedbeheer dat het bedrijf voornemens is het pand R. 4729 te verhuren voor opslag aan (…). Pand is in gebruik genomen door een kraker evenals andere panden in het complex. Volgens dhr. Kl. is er maar voor één pand een overeenkomst aangegaan voor gebruik en is er voorzover hij weet geen kraakmelding gemaakt van het pand R. 4729. Hij is voornemens om die man er gewoon uit te (laten) zetten. Dhr. Kl. heeft vorige week een paar van die panden bekeken en stelde vast dat er werkzaamheden werden verricht zoals onderhoud/reparatie aan auto's met daarbij tevens opslag van olie en benzine. Dit leek hem gevaarlijk met het oog op de nabij gelegen verfopslag. Hem toegezegd de zaak te zullen bekijken. Vandaag e.e.a. gecontroleerd. In een pand een alleenstaande man aangetroffen die slechts een camper had opgeslagen in zijn loods; in een ander pand een viertal mannen aangetroffen die inderdaad aan auto's aan het sleutelen waren. Betrof volgens de mannen eigen auto's uit de categorie oldtimers die ze aan het opknappen waren. Stonden inderdaad enkele oudjes bij. Geen benzine of olie of andere stoffen aangetroffen.
Controle-uitslag doorgegeven aan dhr. Kl., die de nodige stappen zou ondernemen om het pand leeg te krijgen.
Afgewerkt..."
3. Verder was bijgevoegd een mutatie van 9 januari 2003, van politieambtenaar Ve. met de volgende informatie:
"…Meldt dhr Kl. dat hij morgen, vrijdag 10 januari 2003 met een werkploeg, beveiligingsmensen e.a. de hal aan de R. 4529 gaat leegmaken. Daar huist momenteel een man die volgens Kl. geen kraakmelding heeft gedaan en er volgens hem ook niet woont. De man wordt morgen met zijn handeltje op straat gezet.
Kl. medegedeeld dat mij intern is verteld dat een kraakmelding in feite niets heeft te betekenen en dat die man best wel eens als bewoner aangemerkt zou kunnen worden zodat hij dan toch een probleem heeft. Hij verschilde hierover van mening met mij. Hem succes toegewenst en hem tevens meegedeeld dat e.e.a. door mij zal worden vastgelegd t.b.v. de daco (dagcoördinator; N.o.) mocht e.e.a. toch niet naar wens verlopen..."
4. Verder was bijgevoegd een mutatie van 10 januari 2003, van politieambtenaren W., Ve., C. en H. met de volgende informatie:
"…Kraker meldt dat er 20 man voor zijn deur staan die zijn spullen naar buiten aan het sjouwen zijn. Volgens Daco heeft eigenaar pand gemeld dat zij dat gaan doen.
(…)
Toen wij Rap ter plaatsen kwamen waren ongeveer 20 personen het pand (…) aan het leeg halen. Er lagen al diversen spullen voor het pand opgestapeld die de personen uit het pand hadden gehaald. (Verzoeker: N.o.) kwam naar ons toe en zei tegen ons dat hij vanmorgen 10 januari 2003 wakker was geworden in het pand (…) door een hoop herrie en dat er plotseling enkele personen in het pand stonden en het pand begonnen leeg te halen. (Verzoeker: N.o.) zei dat dit onrechtmatig gebeurde omdat hij hier al een jaar in woonde. Wij, Rap hebben dhr K. gesproken die het pand (…) aan het leeg halen was met ongeveer 20 personen. Dhr K. zei tegen ons dat hij gisteren 9 januari 2003 een collega van ons heeft gesproken dat hij vandaag het pand (…) zou leeg halen.
Dhr K. zei dat hij dit mocht volgens het recht. Het pand is helemaal leeg gehaald behalve de achterzijde van het pand. Hier staan nog spullen in van een kunstenaars-bedrijf. Dit is afgesproken met dhr K. Het pand is afgesloten door dhr K.
(Verzoeker: N.o.) komt vanmiddag op het politiebureau Veldhoven aangifte doen.
Dhr K. komt vanmiddag op het politiebureau Veldhoven verder uitleg doen over het leeg halen van het pand (…).
(…)
Om 14.00 uur hadden wij een gesprek met (…) K. Hem medegedeeld dat er waarschijnlijk aangifte zou worden gedaan van huisvredebreuk en eventueel vernieling door (verzoeker: N.o.). Hierop hem de cautie meegedeeld. K. begreep dit wel en wilde niet meteen een verklaring afleggen. Uitgebreid gesproken over zijn doen en laten.
Om 15.00 uur gesproken met (verzoeker: N.o.). Wist nog niet of hij aangifte wilde doen en wilde met een goede advocaat overleggen. Hij wilde weten waar hij aan toe was. Hem de bedenktijd gegeven.
Tevens hem aangereikt dat door K. aan medebewoner Jack aangeboden is een woonruimte voor verschillende personen. (Verzoeker: N.o.) zou met hem contact leggen…"
5. Ook was overgelegd een proces-verbaal van bevindingen van 22 april 2003 waarin de politieambtenaren W. en Ve. onder meer het volgende hebben opgetekend:
"Op vrijdag 10 januari 2003, omstreeks 10.40 uur, kregen wij, verbalisanten het verzoek te gaan naar R. 4529 te Veldhoven alhier, meldde een kraker dat er 20 man zijn spullen naar buiten aan het sjouwen waren. In opdracht van het politiebureau Veldhoven zijn wij, verbalisanten ter plaatse gegaan. Wij, verbalisanten waren in uniform gekleed en reden (in; N.o.) een opvallend dienstvoertuig.
Voordat wij verbalisanten ter plaatse zijn gegaan hebben wij eerst nog telefonisch contact gehad met de dagcoördinator uit Veldhoven. Wij, verbalisanten vroegen of er informatie over het bovengenoemde adres bestond. Wij, verbalisanten kregen te horen dat er de dag ervoor iemand op het politiebureau in Veldhoven was geweest om aan te geven dat zij het pand (…) leeg gingen halen. Wij, verbalisanten vroegen of er een informatie bestond of het pand was gekraakt, hierop kregen wij van de dagcoördinator een bevestigend antwoord.
Wij, verbalisanten kwamen op 10 januari 2003, omstreeks 11.16 uur, ter plaatse op de R. te Veldhoven. Het is ons verbalisanten bekend dat er diverse panden op de R. zijn gekraakt. Wij, verbalisanten werden direct door (verzoeker; N.o.), melder, aangesproken deze deelde ons mede dat hij in het pand (…) zat en dat er plotseling 20 man bij hem binnen stonden. Deze mannen zouden al zijn eigendommen naar buiten gooien. Wij, verbalisanten zagen dat op R. diverse mannen goederen naar buiten brachten. Wij, verbalisanten zagen dat er ondertussen al een grote hoop goederen buiten stonden. Wij, verbalisanten vroegen aan (verzoeker; N.o.) of hij bij de politie had aangegeven of hij het pand (…). had gekraakt, hierop kregen wij een bevestigend antwoord.
Direct hierna kwamen er twee personen aangelopen die zich voorstelden als zijnde de eigenaar van het pand, K., en een getinte man die de belangen van K. behartigde. Verder vertelde de getinte man ons verbalisanten dat hij werkte voor een "Vastgoedbedrijf". Deze getinte man deelde ons mede dat hij en K. in hun recht stonden en dat zij het pand leeg mochten halen. Wij, verbalisanten deelden de getinte man mede dat het pand bij ons als gekraakt stond in de computer. Wij, verbalisanten hoorden dat de man zei dat dit niet waar was. Hierop hebben wij, verbalisanten wederom telefonisch contact gehad met het politiebureau te Veldhoven. Terwijl wij, verbalisanten aan het telefoneren waren zagen wij dat er uit het pand (…) nog steeds goederen naar buiten werden gedragen. Ik, verbalisant 1, deelde getinte man mede of zijn personeel wilde stoppen met het leeghalen van bovengenoemd pand. Wij, verbalisanten hoorden dat de getinte man ons mede deelde dat hij dit niet zou zeggen.
Wij, verbalisanten kregen telefonisch te horen dat het pand (…) niet was aangemeld als zijnde gekraakt. Hierop hebben wij, verbalisanten gevraagd of er een HOVJ ter plaatse wilde komen. Wij, verbalisanten kregen te horen dat er vrijwel direct een HOVJ zou vertrekken vanuit het politiebureau te Veldhoven. Tevens hadden wij, verbalisanten gevraagd om een extra DHP-auto (directe hulpverlening politie; N.o.) te sturen naar R. gezien de grote hoeveelheid aanwezige personen. Aan de telefoon werd aan ons verbalisanten mede gedeeld dat wij daar de ontruiming moesten stilleggen in afwachting van de komst van de HOVJ.
Hierop heb ik, verbalisant 1, de getinte man aangesproken en van hem gevorderd de ontruiming stop te zetten in afwachting van de komst van de HOVJ. Hierop antwoordde de getinte man dat hij aan mijn, verbalisant 1, verzoek niet zou voldoen. Ik, verbalisant 1, heb de man mede gedeeld dat als hij niet zou stoppen dat er mogelijk later consequenties aan verbonden zouden zijn. Wij, verbalisanten waren niet bij machte de ontruiming met twee personen stop te zetten vanwege de grote hoeveelheid aanwezige personen. Hierop hebben wij verbalisanten gewacht op de komst van de HOVJ.
Wij, verbalisanten kunnen niet meer zeggen wat voor tijdstip de HOVJ ter plaatse was. Wij, verbalisanten zagen dat HOVJ C. ter plaatse was gekomen en hebben de zaak aan hem overgedragen."
6. Verder was als bijlage bijgevoegd een brief van 1 mei 2003 van het plaatsvervangend hoofd van de territoriale afdeling Veldhoven van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost aan verzoekers gemachtigde. Hierin deelde hij onder meer het volgende mee:
"Zowel met u als met uw cliënt (verzoeker: N.o.) heeft klachtonderzoeker de heer Z. contact gehad. In de nadere mondelinge toelichting die u beiden op de klacht heeft gegeven, maakte u kenbaar dat de klacht met name werd ingediend omdat u beiden vindt dat de belangen van (verzoeker: N.o.), met name die van bewoning van het pand (R. 4529 Veldhoven), beter door de politie beschermd hadden moeten worden. Naar aanleiding van het ingestelde onderzoek heeft de heer Z. u beiden telefonisch de resultaten van het onderzoek medegedeeld, zoals:
• De twee ter plaatse gekomen politiemensen, een agent en een surveillant van politie, constateerden dat door circa 20 mensen goederen uit onderhavig pand werden gehaald en op straat werden gezet. Op straat lag al een grote hoeveelheid goederen.
• De politiemensen lieten zich ter plaatse informeren door (verzoeker: N.o.), die aangaf het pand gekraakt te hebben en door een woordvoerder die optrad namens de eigenaar van het pand, volgens wie het pand niet door (verzoeker: N.o.) gekraakt zou zijn.
• De politiemensen vroegen van deze woordvoerder het ontruimen stop te zetten. Daaraan gaf hij geen gehoor.
• De politiemensen vroegen informatie op bij de dagcoördinator van de politie Veldhoven. Hen werd medegedeeld dat het pand in het bedrijfsprocessensysteem niet bekend stond als zijnde gekraakt. Zij vroegen vervolgens een hulpofficier van justitie ter plaatse en verzochten nogmaals het uitruimen te staken, waaraan wederom geen gehoor werd gegeven.
• De heer C., inspecteur van politie en tevens hulpofficier van justitie, is ter plaatse gegaan en werd geïnformeerd door de twee politiemedewerkers. C. constateerde dat het pand feitelijk al was leeggeruimd.
• De "ontruimers" wilden nog een tweede (gescheiden) gedeelte van het pand leegruimen, maar in opdracht van de heer C. is dit niet gebeurd.
• C. heeft ter plaatse verder informatie vergaard bij betrokken partijen. (Verzoeker: N.o.) verklaarde het pand gekraakt te hebben, dit niet gemeld had bij de politie, en dat hij sliep op een bank. De woordvoerder van de eigenaar van het pand verklaarde dat hem van bewoning van het pand niets bekend was en dat hij hierover navraag gedaan had bij de gemeente Veldhoven en het NRE.
• Uit de informatie zoals hierboven aangegeven en de informatie die de heer C. ter plaatse kreeg, werd op dat moment niet duidelijk wie er wettelijk (het meest) aanspraak kon maken op gebruik van het pand. De heer C. zag derhalve geen reden om aan (verzoeker: N.o.) het gebruik van het pand weer te geven.
• Dit is ter plaatse besproken met (verzoeker: N.o.) en namens de eigenaar werd (verzoeker: N.o.) aangereikt dat deze bereid was om (verzoeker: N.o.) zonodig woonruimte (in de regio) aan te bieden. (Verzoeker: N.o.) ging daar op dat moment niet op in.
• Aan (verzoeker: N.o.) is geadviseerd een advocaat in de arm te nemen.
• Aan u en uw cliënt is later door Z. medegedeeld dat het politieonderzoek naar aanleiding van de door (verzoeker: N.o.) gedane aangifte ter zake huisvredebreuk en vernieling nog niet is beëindigd.
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen is door klachtonderzoeker Z., eerst (telefonisch) met (verzoeker: N.o.) gesproken. (Verzoeker: N.o.) gaf daarbij aan dat hij op zich tevreden was met de uitkomst van het onderzoek, en dat hij vond dat de politie eerlijk was met betrekking tot het feit waarom de ontruiming feitelijk niet stopgezet is kunnen worden door de politie. (Verzoeker: N.o.) deelde mede dat hij toch verwacht had dat de politie zijn belangen beter had kunnen en moeten beschermen, (verzoeker: N.o.) verklaarde dat de schade met de eigenaar nog niet helemaal geregeld was en daarom twijfelde of hij de klacht als voldoende behandeld zag. (verzoeker: N.o.) wilde eerst overleggen met u.
In een later contact met (verzoeker: N.o.) gaf hij aan dat hij in overleg met u, de klacht niet als afgedaan beschouwde, vooral in verband met het feit dat hij vond dat zijn belangen onvoldoende beschermd waren door de politie. Telefonisch heeft u dat als advocaat van (verzoeker: N.o.) bevestigd aan de heer Z.
Nu bemiddeling dezerzijds niet is gelukt zal uw klacht thans ter beoordeling worden voorgelegd aan de burgemeester van de gemeente Veldhoven. (…)"
D. informatie betrokken ambtenaar
In reactie op de klacht van verzoeker verklaarde betrokken politieambtenaar G. bij brief van 6 november 2003 het volgende:
"…Ik heb op 10 januari 2003 geen bemoeienis gehad met het gebeuren, waarbij (verzoeker; N.o.) onvoldoende hulp van politieambtenaren zou hebben gehad. Ik ben niet in of bij het kraakpand van (verzoeker; N.o.) geweest.
Op maandag 13 januari 2003 kwamen er drie personen, waaronder (verzoeker; N.o.), aan het politiebureau te Veldhoven, die aangifte wilden doen van inbraak in een door hen gekraakt pand, gelegen aan R. 4500/4529 te Veldhoven. (Verzoeker; N.o.) deelde mij mede dat er op 10 januari 2003 zich het een en ander had afgespeeld in voornoemd kraakpand en dan hoofdzakelijk zijn woongedeelte. Zij waren in het weekeinde van 11 op 12 januari 2003 thuisgekomen vanuit Rusland en hoorden toen wat er precies was gebeurd. Omdat daar op die datum andere collega's bij waren geweest, heb ik hem ook doorverwezen naar mijn collega's omdat ik verder niet van deze zaak op de hoogte was. Tevens gaf ik aan (verzoeker; N.o.) aan dat er bij diefstal van goederen vanuit zijn woongedeelte uit dit kraakpand, alleen hij aangifte hoefde te doen dan wel kon doen en verder geen andere personen. Tevens deelde hij mij mede dat hij op 13 januari 2003 om 16.00 uur een gesprek over dit gebeuren zou hebben met de eigenaar dan wel beheerder van genoemd pand, dhr. K.
Ik heb (verzoeker; N.o.) toen geadviseerd om eerst het gesprek met dhr. K. af te wachten. Als dit gesprek geen voldoening voor hem zou zijn dan kon hij altijd nog aangifte doen. Tevens adviseerde ik hem om alle civielrechtelijke aspecten rond het kraken van panden goed te laten bekijken door zijn advocaat welke rechten en plichten hij hierbij zou hebben. (Verzoeker; N.o.) zou dit advies ter harte nemen en hij zou inderdaad eerst het gesprek met dhr. K. afwachten alvorens verdere stappen te ondernemen.
Verder kan ik U dan ook geen nadere gegevens omtrent dit gebeuren geven…"
Achtergrond
1) Artikel 138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr):
"Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie."
Tekst en Commentaar Wetboek van Strafrecht (Cleiren/Nijboer), tweede druk, aant. 9 bij dit artikel houdt onder meer in:
"Bij een ander in gebruik. Niet de eigendom is beslissend, maar het feitelijk houderschap. Bij een woning, waar immers het huisrecht voorop staat, kan een probleem rijzen, als het pand niet feitelijk bewoond wordt. De HR gaat ervan uit, dat de betekenis is 'feitelijk bij een ander in gebruik' (HR 2 februari 1971, NJ 1971,385)."
2) Artikel 429sexies Sr:
"1. Hij die een door hem wederrechtelijk in gebruik genomen woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende niet meer dan twaalf maanden voorafgaande aan die wederrechtelijke ingebruikname is beëindigd, op vordering van of vanwege de rechthebbende niet aanstonds ontruimt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, vertoevende in een wederrechtelijk in gebruik genomen woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende niet meer dan twaalf maanden voorafgaande aan die wederrechtelijke ingebruikname is beëindigd, zich op de vordering van of vanwege de rechthebbende niet aanstonds verwijdert."
Tekst en Commentaar Wetboek van Strafrecht, aant. 7, sub b) houdt in:
"Gebruik. Deze term komt een zelfde betekenis toe als de term 'gebruik' in artikel 138 (Hand. TK 20 februari 1992, 55-3565)".