Verzoeker klaagt erover dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 20 juni 2003 zijn verzoek om schadevergoeding van 20 april 2002 heeft afgewezen. Verzoeker stelt dat medewerkers van het Ministerie hem de mondelinge toezegging hadden gedaan dat zijn schade voor vergoeding in aanmerking zou komen.
Beoordeling
1. Op 7 mei 2001 werd door medewerkers van het Agentschap LASER van het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (per 1 juli 2003 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) op verzoekers verzoek in het kader van de Regeling subsidie opkoop in beschermings- en toezichtsgebieden MKZ (zie Achtergrond, onder 1.) op zijn bedrijf kalveren gedood en verladen in verband met de mond- en klauwzeercrisis. Het doden en verladen vond plaats tussen 8.00 uur en 13.00 uur.
Verzoeker was tijdens de ruiming niet aanwezig.
2. Verzoeker diende omstreeks 18 mei 2001 een verzoek om schadevergoeding in bij het Agentschap LASER, unit Roermond, van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Op 15 april 2002 vulde verzoeker zijn, intussen naar de Directie Juridische Zaken van het ministerie doorgezonden, verzoek om schadevergoeding aan. Bij zijn verzoek voegde verzoeker foto's, facturen van de door hem gemaakte kosten en een notitie van de heer V., toezichthoudend milieuambtenaar van de gemeente Nunspeet.
3. In de notitie verklaarde V. dat hij op 7 mei 2001 om 16.00 uur op verzoekers erf had waargenomen dat een gedeelte grind dat vóór de kalverschuur als verharding was aangebracht, over een oppervlakte van ongeveer 25 m2 ernstig was besmeurd met bloed en mest. De mest en het bloed waren vermengd met het grind waardoor het zeer moeilijk bleek de bodem te reinigen. V. kwalificeerde de situatie op verzoekers erf als zeer onhygiënisch.
4. Naar aanleiding van het verzoek verklaarde een medewerker van LASER, die bij het doden en verladen op verzoekers terrein aanwezig was geweest, onder meer dat het inherent is aan het doden en verladen van kalveren op een ondergrond van grind, dat het bloed, de maaginhoud en de uitwerpselen niet geheel verwijderd kunnen worden. Hij verklaarde verder dat na het doden en verladen van de kalveren het terrein met een hoge drukspuit was gereinigd en met citroenzuur was ontsmet. Het grind was met een kraan geëgaliseerd.
5. De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij wees het verzoek op 20 juni 2003 af. Hij overwoog dat hem na onderzoek van de door verzoeker aangeleverde gegevens, de bij de verschillende dienstonderdelen van het Ministerie aanwezige gegevens en navraag bij de direct betrokkenen, niet was gebleken van nalatig of foutief handelen van één van de dienstonderdelen van het ministerie. Hem was onvoldoende gebleken dat de door verzoeker veronderstelde schade aan het ministerie of een van zijn dienstonderdelen kan worden toegerekend. Aansprakelijkheid voor de veronderstelde geleden schade wees de minister af. Hij beschouwde de schade als behorend tot verzoekers eigen rekening en risico.
6. Verzoeker klaagt erover dat zijn verzoek om schadevergoeding op 20 juni 2003 is afgewezen. Hij stelt dat medewerkers van het ministerie hem (vóór 20 juni 2003) de mondelinge toezegging hadden gedaan dat zijn schade voor vergoeding in aanmerking zou komen.
7. Volgens vast beleid stelt de Nationale ombudsman zich ter zake van een afwijzing van een verzoek om schadevergoeding terughoudend op en merkt hij een weigering van een bestuursorgaan tot vergoeding van geleden schade alleen dán aan als een niet-behoorlijke gedraging, wanneer de aanspraak van de betrokkene, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzend besluit heeft kunnen komen (zie Achtergrond, onder 4. ).
8. In reactie op de klacht deelde de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mee dat hem uit de verslagen en verklaringen van het Agentschap LASER niet was gebleken dat er sprake was van schade veroorzaakt door de uitvoerende dienst. Uit de door verzoeker overgelegde foto's was de geleden schade volgens de minister niet af te leiden.
De minister deelde verder mee dat hem niet bekend was dat toezeggingen waren gedaan door medewerkers van zijn ministerie. Zo zij al waren gedaan, dan bestond daartoe volgens de minister geen bevoegdheid en kon verzoeker daarop geen beroep doen.
Verder deelde de minister nog mee dat verzoeker niet aanwezig was geweest bij het doden en verladen van de kalveren op zijn bedrijf. Bovendien, zo deelde de minister mee, worden veehouders in de gelegenheid gesteld door middel van een plattegrond de meest geschikte locatie voor de doding aan te geven en op deze plaats dan eventueel de nodige voorzorgmaatregelen treffen.
9. Tijdens het onderzoek deelde verzoeker in reactie op het standpunt van de minister mee dat hij voorafgaand aan de ruiming met LASER had gesproken en dat LASER hem niet had gewezen op de mogelijke bezwaren in verband met het terrein-type en de daarmee samenhangende milieubezwaren maar dat hij op zijn beurt LASER wel op de mogelijke bezwaren had gewezen en LASER had verzocht de boel netjes achter te laten.
10. Verzoeker heeft, zo dat al mogelijk was, geen andere plaats voor de doding en de verlading aangewezen, of andere preventieve maatregelen getroffen. Daarmee was het hem duidelijk dat de actie zou worden uitgevoerd op grind, en dat dit gepaard zou gaan met vervuiling. Er is niet gesteld of gebleken dat LASER door de wijze van uitvoering meer vervuiling heeft veroorzaakt dan gelet op de omstandigheden onvermijdelijk was. Derhalve is er in zoverre geen reden LASER aansprakelijk te achten voor de schoonmaakkosten. Evenmin is sprake van andere omstandigheden op grond waarvan de aanspraak op vergoeding van die lasten zodanig evident juist moet worden geacht, dat het ministerie niet in redelijkheid tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding heeft kunnen komen.
De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk.
11. Tijdens het onderzoek kon niet worden vastgesteld of aan verzoeker, zoals hij heeft gesteld, is toegezegd dat tot vergoeding zou worden overgegaan.
In zoverre kan over de onderzochte gedraging geen oordeel worden gegeven.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het (toenmalige) Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, is niet gegrond behoudens wat betreft de toezegging: op dit punt kan geen oordeel worden gegeven.
Onderzoek
Op 18 juni 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer T. te Elspeet, met een klacht over een gedraging van het Ministerie van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (per 1 juli 2003 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit).
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Tevens werd de minister een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 7 mei 2001 werd door medewerkers van het Agentschap LASER van het toenmalige Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op verzoekers verzoek in het kader van de Regeling subsidie opkoop in beschermings- en toezichtsgebieden MKZ (zie Achtergrond, onder 1.) op zijn bedrijf kalveren gedood en verladen in verband met de mond- en klauwzeercrisis. Verzoeker was tijdens het doden en verladen niet aanwezig.
2. Op 8 mei 2001 maakte V., milieuambtenaar van de gemeente Nunspeet, de volgende notitie op:
"…Op maandag 7 mei 2001 was ik omstreeks 16.00 uur aanwezig op een perceel grond gelegen aan de (…)weg (…) te E. Aldaar is gevestigd (de) kalvermesterij (van verzoeker; N.o.). Op datum, plaats en tijd genoemd zag ik dat op het erf van genoemd bedrijf een gedeelte grind dat als verharding is aangebracht voor de kalverschuur over een oppervlakte van ongeveer 25 m2 ernstig was besmeurd met bloed en mest. De mest en het bloed waren vermengd met het ter plaatse aanwezige grind. Hierdoor bleek het zeer moeilijk om de bodem te reinigen er bleef ook een zeer indringende stank hangen. De aldaar wonende en aanwezige (verzoeker; N.o.) deelde mij mee dat die morgen de op zijn bedrijf aanwezige kalveren (…) op basis van dierenwelzijn waren geruimd (…). De kalveren waren reeds 37 weken oud terwijl normaliter de kalveren op een leeftijd van 27 weken worden afgevoerd.
(Verzoeker; N.o.) deelde mij tevens mee dat de kalveren, zo'n 60 stuks ter plaatse (direct buiten de stal) waren afgemaakt met behulp van een schietmasker. Vervolgens waren deze kalveren met een kraan in een voertuig (…) gedeponeerd dat op de (…)weg stond geparkeerd. Hij deelde mij mee daarbij niet aanwezig te zijn geweest maar bij thuiskomst een enorme troep te hebben aangetroffen, waarover hij ernstig verbolgen bleek. Hij had reeds de gevel van de naast de kalverstal gelegen woning gereinigd. Deze gevel was namelijk tevens besmeurd geweest met bloed.
Ter plaatse heb ik telefonisch de heer H., coördinerend ambtenaar van de gemeente Nunspeet van het een en ander op de hoogte gesteld met het verzoek te bezien of er mogelijkheden aangewend konden worden teneinde (…) deze zeer onhygiënische situatie te beëindigen door bijvoorbeeld de grond ter plaatse af te graven en af te voeren. De heer H. zou zich in verbinding stellen met het MKZ-crisisteam…"
3. Verzoeker diende omstreeks 18 mei 2001 een verzoek om schadevergoeding in bij het Agentschap LASER, unit Roermond, van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Verzoeker voegde als bijlage onder meer bij facturen van de gemaakte kosten en de verklaring van V.
4. Naar aanleiding van verzoekers verzoek stuurde de tijdens de ruiming op verzoekers bedrijf aanwezige betrokken ambtenaar van LASER, Vu., op 7 juni 2001 een verklaring naar LASER Roermond. De verklaring luidt onder meer als volgt:
"Op 7 mei 2001 hebben wij (…) bij (verzoeker; N.o.) de vleeskalveren gedood en verladen. Na afloop van voornoemde werkzaamheden is het terrein waarop dit zich afgespeeld heeft op de voorgeschreven wijze gereinigd en ontsmet. Tevens is de ondergrond van het terrein, die uit grind bestond, door de kraan geëgaliseerd. De door (verzoeker; N.o.) ingediende claim voor het ondermeer egaliseren en vervangen van het grind is mijns inziens onterecht, want het is inherent aan het doden en verladen van kalveren op een ondergrond van grind, dat het bloed, de maaginhoud en de uitwerpselen niet geheel verwijderd kunnen worden. Verder wijs ik er op dat (verzoeker; N.o.) van tevoren had kunnen weten dat de dieren op de betreffende ondergrond gedood en verladen zouden worden (hij heeft zich vrijwillig aangemeld voor de opkoop).
Bovendien deel ik U mee, dat wij geen enkele medewerking van (verzoeker; N.o.) hebben gehad in de vorm het ter ter beschikking stellen van materiaal en mankracht. Bovendien was hij zelf niet bij de werkzaamheden aanwezig. Derhalve stel ik voor een tegenclaim in te dienen voor circa 1 uur langer werktijd en het ter beschikking stellen van het noodzakelijke hekwerk."
5. Bij brief van 26 juni 2001 deelde LASER verzoeker mee dat zijn verzoek om schadevergoeding ter verdere afhandeling was doorgezonden naar de Directie Juridische Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Op 18 oktober 2001 stuurde LASER de stukken door naar de Directie Juridische Zaken.
6. Bij brief van 15 april 2002 vulde verzoeker naar aanleiding van een gesprek met een medewerker van de Directie Juridische Zaken zijn verzoek om schadevergoeding aan. Verzoeker verwees onder meer naar de (in een eerder stadium door hem opgestuurde) verklaring van gemeenteambtenaar V. en facturen van de door hem gemaakte kosten.
7. Naar aanleiding van verzoekers verzoek stuurde betrokken ambtenaar Vu. op 20 juni 2002 een aanvullende verklaring betreffende het schoonmaken en ontsmetten van verzoekers bedrijf naar de Directie Juridische Zaken. Hij verklaarde dat na het doden en verladen van de kalveren het terrein met een hoge drukspuit was gereinigd en met citroenzuur was ontsmet.
8. Bij brief van 2 januari 2003 rappelleerde verzoeker bij de Directie Juridische Zaken met betrekking tot zijn verzoek om schadevergoeding van 15 april 2002. Verzoeker bracht in de brief onder de aandacht dat hij, ondanks schriftelijke en mondelinge toezeggingen, van betrokken ambtenaar J. van het Bureau Nazorg MKZ nimmer een formeel antwoord op zijn verzoek had ontvangen.
9. Bij brief van 6 januari 2003 deelde het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verzoeker met betrekking tot zijn verzoek om schadevergoeding onder meer het volgende mee:
"Na bestudering van uw dossier en navraag bij de betrokken uitvoeringsdiensten is, naar mijn huidig inzicht, de door u geleden schade onvoldoende aangetoond. In de verklaring van de toezichthoudend milieuambtenaar V. wordt vermeld dat er digitale opnamen zijn gemaakt. Om een beter beeld te krijgen van de door u veronderstelde geleden schade wil ik u vragen de afdrukken van deze digitale opnamen, voor zover dit mogelijk is, aan mij toe te sturen. Zodra de afdrukken van de digitale opnamen binnen zijn, kan uw verzoek tot schadevergoeding verder worden behandeld."
10. Verzoeker stuurde de gevraagde informatie omstreeks 22 januari 2003 op naar de Directie Juridische Zaken.
11. Bij brief van 20 juni 2003 deelde het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij verzoeker met betrekking tot zijn verzoek om schadevergoeding onder meer het volgende mee:
"Ten algemene merk ik op dat de MKZ-crisis diep heeft ingegrepen in het leven van velen, zowel van agrariërs als van niet-agrariërs. Ik ben mij daarvan bewust, maar ik kan u ervan verzekeren dat er vanuit het Ministerie alles aan is gedaan om de bestrijding van het MKZ-virus zo goed mogelijk te laten verlopen. Ook met het oog op de grote economische gevolgen voor velen. De bestrijding van het MKZ-virus vergde noodzakelijkerwijs het afkondigen van regelgeving, zoals vervoersverboden en exportverboden, die onvermijdelijk nadelige gevolgen voor burgers met zich mee hebben gebracht.
U heeft deelgenomen aan de Regeling subsidie opkoop in beschermings- en toezichtsgebieden MKZ en stelt dat bij de uitvoering van deze regeling op uw bedrijf schade is ontstaan in de vorm van een onvolledige reiniging op de plaats waar de opgekochte dieren zijn gedood en dat u recht heeft op een schadevergoeding.
Na onderzoek van de door u aangeleverde gegevens, waaronder de door u aangeleverde digitale foto's van de plaats waar de doding van de dieren heeft plaatsgevonden, de bij de verschillende dienstonderdelen van het ministerie aanwezige gegevens en navraag bij de direct betrokkenen is mij niet gebleken van nalatig of foutief handelen van een van de dienstonderdelen van het Ministerie. Mij is onvoldoende gebleken dat de door u veronderstelde schade aan het Ministerie of een van haar dienstonderdelen kan worden toegerekend. De aansprakelijkheid voor de door u veronderstelde geleden schade wijs ik derhalve af.
Hoewel ik begrip heb voor uw situatie, beschouw ik de schade die u heeft geleden als behorend tot uw eigen rekening en risico en wijs ik het verzoek om vergoeding ervan af."
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtomschrijving onder Klacht.
C. Standpunt Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
1. In reactie op de klacht deelde de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder meer het volgende mee:
"Feitelijke gang van zaken
(…)
In de (…)periode (tussen 15 mei 2001 en 20 juni 2003; N.o.) heeft (verzoeker; N.o.) regelmatig contact gezocht met de behandelende ambtenaren (…) met het verzoek tot behandeling van zijn verzoek tot schadevergoeding.
(…) Van desinteresse (…) voor de zaak van (verzoeker; N.o.) was geen sprake. Correct is dat de behandeling van het dossier tussen februari en juni 2003 stil heeft gelegen in verband met andere werkzaamheden (waaronder de vogelpestcrisis). Klager heeft in de telefoongesprekken er herhaaldelijk op gewezen dat hij van plan was de Nationale ombudsman in te schakelen. Hierop is gereageerd dat inschakeling van de Nationale ombudsman werd betreurd, maar dat (verzoeker; N.o.) inderdaad het recht had om een klacht bij de ombudsman in te dienen. Uitlatingen over de af- of toewijzing van een schadevergoeding worden niet telefonisch gedaan. Aan klager is medegedeeld dat zijn zaak zo snel mogelijk zou worden behandeld maar dat concrete toezeggingen niet konden worden gedaan. In overleg met klager is er naar gestreefd begin mei een beslissing te nemen op het verzoek tot schadevergoeding. In verband met de aanhoudende vogelpestcrisis is dit helaas niet gelukt.
Inhoudelijk
Klager heeft een verzoek ingediend om tot opkoop van zijn vleeskalveren over te gaan in verband met de MKZ-crisis. Op 7 mei 2001 is overgegaan tot de opkoop van de op zijn bedrijf aanwezige vleeskalveren ingevolge de Regeling subsidie opkoop in beschermings-en toezichtsgebieden MKZ, (…), hierna de Regeling.
Klager stelt dat bij de uitvoering van de opkoop van de vleeskalveren (uitvoering door LASER door middel van het doden van de dieren op zijn bedrijf) door hem schade is geleden.
In de Regeling is alleen sprake van het verstrekken van een vergoeding voor de opgekochte dieren.
De artikelen 90 en 91 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bieden wel een basis voor het verstrekken van schadevergoeding in het kader van schade ontstaan tijdens de bestrijding van dierziekten.
Alvorens naar de toepasselijkheid van deze artikelen kan worden gezien dient eerst te worden bezien of er inderdaad sprake is van schade.
Uit de verslagen en verklaringen van het Agentschap LASER, dat de uitvoering heeft verzorgd, blijkt niet dat er sprake is van schade veroorzaakt door de uitvoerende dienst. De heer Vu. was tijdens het doden en verladen van de vleeskalveren als LASER-functionaris op het bedrijf aanwezig. Klager was daarentegen niet op het bedrijf aanwezig. Volgens de verklaring van de heer Vu. is het terrein na afloop van het doden en verladen van de vleeskalveren gereinigd en ontsmet en is de ondergrond van het terrein (grind) door een kraan geëgaliseerd. Uit de door klager overgelegde foto's is de geleden schade niet af te leiden.
Na bestudering van het dossier is niet gebleken dat het ministerie of een van de dienstonderdelen van het ministerie foutief of nalatig heeft gehandeld. De schade kan derhalve niet aan het ministerie worden toegerekend.
Zo al toezeggingen zouden zijn gedaan, bestond daartoe geen bevoegdheid en kon klager daarop dus geen rechtens te honoreren beroep doen.
Overigens is mij niet bekend dat toezeggingen door het crisiscentrum MKZ aan klager zijn gedaan."
2. Als bijlage stuurde de minister de Mededeling MKZ nr. 6/2001 inzake opkoop van biggen, mestvarkens en vleeskalveren mee. De mededeling luidde onder meer als volgt:
"IV. PROCEDURE
A. Aanvraag
Tevens wordt een plattegrond opgemaakt waarop per afdeling is aangegeven het aantal dieren (…).
Op deze plattegrond zijn ook duidelijk de bedrijfsgegevens (…) en de plaats die op het bedrijf het meest geschikt is voor de doding vermeld.
Ingeval alleen vleeskalveren worden geleverd behoeft vanaf 9 mei 2001 de plaats van doding niet meer op de plattegrond te worden vermeld aangezien de kalveren vanaf voornoemde datum levend worden afgevoerd.
(…)
D. Doding, afvoer en transport
1. Algemeen
De dieren worden op het bedrijf gedood en afgevoerd naar het destructiebedrijf (…).
(…)
2. Doden op het landbouwbedrijf.
Het doden gebeurt door een opkoopteam."
3. Als bijlage stuurde de minister tevens de destijds van toepassing zijnde instructie opkoopregeling MKZ (versie van 2 mei 2001) mee. Daarin was onder meer opgenomen dat de veehouder vooraf over de komst van het opkoopteam (of dodingsteam) zou worden geïnformeerd en dat de locatie waar de dieren konden worden gedood zodanig zou worden ingericht, dat daar zonder gevaar en zo gemakkelijk mogelijk kon worden gewerkt. Voorts was in de instructie opgenomen dat de begin- en eindtijd van de werkzaamheden diende te worden genoteerd.
4. Voorts stuurde de minister de destijds van toepassing zijnde instructie Hygiëneregels bij bedrijfsbezoeken mee. In deze instructie waren geen regels opgenomen met betrekking tot de wijze waarop een bedrijventerrein diende te worden gereinigd.
D. Reactie verzoeker
In reactie op het standpunt van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deelde verzoeker onder meer het volgende mee:
"…De aanvraag tot opkoop (…) is gedaan door de eigenaar van de dieren (…). Met de eigenaar is de schriftelijke c.q. verbale communicatie gevoerd over zaken met betrekking tot de uitvoering van de opkoop (ruiming). (Verzoeker; N.o.) is hierop niet aanspreekbaar.
Het getuigt van zorgvuldigheid en goed bestuur als (…) (verzoeker; N.o.) op de consequenties van de werkzaamheden (…) zou zijn gewezen.
Dit is echter niet het geval geweest. (…) (LASER; N.o.) heeft voor de aanvang van de ruiming met (verzoeker; N.o.) gesproken en (hem) daarbij niet op (…) de mogelijke bezwaren van de terreinverharding en de daarmee samenhangende milieubezwaren gewezen. Andersom heeft (verzoeker; N.o. ) (LASER; N.o.) wel op de mogelijke bezwaren gewezen en (LASER: N.o.) verzocht 'de boel' netjes achter te laten. (…)
Naar aanleiding van de aangetroffen situatie heeft (verzoeker; N.o.) contact gezocht met het crisiscentrum en aangegeven niet tevreden te zijn met de aangetroffen situatie. Dit contact heeft niet geleid tot oplossing van de situatie, waarna (verzoeker; N.o.) contact heeft gezocht met de milieuambtenaar van de gemeente Nunspeet.
Deze ambtenaar heeft het crisiscentrum om actie gevraagd, waarop per omgaande (dezelfde) avond een container is geleverd (en betaald) voor afvoer vervuilde grond. Dit is in tegenstelling met het gestelde in de brief van de heer Vu. (d.d. 20 juni 2002), waarin de heer Vu. aangeeft dat het terrein is gereinigd en ontsmet…"
E. Reactie minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit
In reactie op een aantal nadere vragen deelde de minister onder meer het volgende mee:
"1. Uit de verklaring van LASER van 7 juni 2003 valt op te maken dat het (…) terrein op de `voorgeschreven wijze' is gereinigd. In de bijlagen treft u echter geen regels aan met betrekking tot het reinigen van bedrijventerreinen na afloop van het doden en verladen van vee. U hebt gevraagd u deze alsnog te doen toekomen.
2. Voorts hebt u verzocht de eventuele verslagen waaruit blijkt dat het terrein is gereinigd zoals omschreven, te doen toekomen.
In antwoord hierop kan ik u meedelen dat volgens de betrokken ambtenaar van LASER het betreffende terrein is schoongespoten en ontsmet door een daartoe gespecialiseerde firma met, zoals gebruikelijk, een oplossing van 2% citroenzuur. In dit verband zij verwezen naar de (…) instructie hygiëneregels bij bedrijfsbezoeken (zie Achtergrond, onder 3.; N.o.).
De door u verzochte verslagen zijn niet gevonden.
3. Is naar aanleiding van verzoekers claim contact gezocht met de heer V. die, naar verzoeker stelt, de toezichthoudende milieuambtenaar is van de gemeente Nunspeet? Zo nee, waarom niet?
In antwoord op deze vraag bericht ik u dat geen contact heeft plaatsgevonden met de heer V. (…). Een afschrift van zijn verklaring en digitale foto's zijn in het bezit van mijn ministerie en gaven geen aanleiding tot het opnemen van contact.
4. Is verzoeker vooraf op de hoogte gesteld van mogelijke verontreiniging van zijn terrein bij het doden van de kalveren (…) of gevraagd voorzorgmaatregelen te treffen?
In antwoord op deze vraag deel ik u mede dat bedrijven waar kalveren worden gedood in beginsel niet worden geïnformeerd over mogelijke verontreiniging van het terrein, omdat veehouders bekend behoren te zijn met de gevolgen van doding. Bovendien worden veehouders in de gelegenheid gesteld zelf door middel van een plattegrond de locatie voor de doding aan te geven. Op deze plaats kan de veehouder dan eventuele nodige voorzorgmaatregelen treffen.
Hierbij zij benadrukt dat de onderhavige voorziening, zijnde opkoop van "niet besmette" en "niet verdachte" dieren, op verzoek van de klager zelf heeft plaatsgevonden. Het betreft een vrijwillige voorziening, waarbij de gevolgen voor rekening en risico van de klager zijn, temeer daar hij ook zelf invloed kan uitoefenen op de plaats van doding."
Achtergrond
1. Regeling subsidie opkoop in beschermings-en toezichtsgebieden MKZ, (Stcrt. 27 april 2001, 82)
“Artikel 2:
"De Minister verstrekt op aanvraag (…) een subsidie voor de opkoop ter destructie van vleeskalveren, zeer jonge biggen, en vleesvarkens die om welzijnsredenen van een landbouwbedrijf, voor zover gelegen in een beschermings- en toezichtsgebied, worden afgevoerd."
Artikel 6:
"Afvoer van de opgekochte dieren ter destructie geschiedt door LASER."
Toelichting
Als gevolg van uitbraken van mond- en klauwzeer (MKZ) zijn in Nederland diverse veterinaire maatregelen van toepassing. In het zogenoemde beschermings- en toezichtsgebied, die om een MKZ-haard wordt ingesteld, is vervoer van evenhoevigen (onder andere runderen, varkens, schapen en geiten) verboden. (…)
In de beschermings- en toezichtsgebieden ontstaan als gevolg van het vervoersverbod bij met name varkens en kalveren zeer ernstige welzijnsproblemen."
2. Instructie voor de opkoopregeling MKZ van 2 mei 2001
"…Door de vervoersbeperkingen van vee ten gevolge van mond- en klauwzeer worden er markt-ondersteunende maatregelen genomen. Dit door het opkopen van levende vleesvarkens, zeer jonge biggen en vleeskalveren van niet verdachte bedrijven. (…)
I. Procedure
1. De veehouder meldt aan de dierenarts/DAP dat er welzijnsproblemen zijn
2. Deze maakt een urgentiebeoordelingsformulier varkens-/kalverbedrijven op en een plattegrond.
3. Het CCL-opkoop beoordeelt dit UB-formulier en maakt een planning voor de afvoer
4. De dierenarts maakt op verzoek van de veehouder een afvoerverklaring, een temperatuurlijst op.
5. Het dodingsteam bezoekt het bedrijf en doodt de aanwezige dieren op het bedrijf
6. Met de destructiewagen worden de kadavers rechtstreeks afgevoerd naar de destructor
7. Bij de destructor worden de kadavers gewogen en in het destructieproces gebracht.
(…)
c. Werkzaamheden op het veebedrijf
In geval je niet in de bus naar het bedrijf meerijdt, laat de eigen auto aan de straat staan en je gaat te werk volgens de RVV-instructie "Hygieneregels bij bedrijfsbezoeken" nr. ALG-DZ-2004. Alle auto's blijven aan de straat staan en komen niet op het bedrijf.
Let op dat je bij het bedrijf vraagt naar bedrijfskleding, zoals overall en bedrijfslaarzen voordat je het bedrijfsterrein opgaat.
De veehouder is door het CCL-opkoop geïnformeerd over jullie komst en heeft de locatie waar de dieren kunnen worden gedood zodanig in gericht, dat hier zonder gevaar en zo gemakkelijk mogelijk kan worden gewerkt.
De dierenarts zal alvorens te starten een globale controle uitvoeren op eventuele MKZ-verschijnselen en dan toestemming geven om te starten met de doding van de dieren. (…)
In geval er kalveren worden gedood moeten de volgende extra werkzaamheden worden uitgevoerd:
Je controleert van de kalveren, die in aanmerking komen voor deze opkoopregeling of zij voldoen aan het leeftijdscriterium. Hiervoor controleer je steekproefsgewijs bij 10% van de dieren de oormerknummers en gaat na op de stallijst die de veehouder je ter beschikking moet stellen de geboorte datum. Achter de oormerknummers van de dieren die je hebt gecontroleerd noteer "accoord" met je paraaf. Dit ten bewijze dat je de dieren hebt gecontroleerd. De kalveren worden eerst geschoten met schietmasker en vervolgens gedood met een injectie.(…)
Zodra alle werkzaamheden zijn afgerond op het bedrijf, dan moet het hele team werken volgens de RVV-instructie "Hygieneregels bij bedrijfsbezoeken" (nr. ALG-DZ-2004). Dit wil onder meer zeggen dat je moet douchen in douchewagen die mee is gegaan. Vervolgens weer schone kleding en onderkleding aandoen en de vuile kleding wordt in een plastic ton gedaan. Deze wordt ontsmet en aan de straat gezet. Ook deze grote tonnen worden door een gespecialiseerd bedrijf opgehaald…"
3. Instructie Hygiëneregels bij bedrijfsbezoeken van september 2000:
"…Het hele team volgt de hygiëneregels opgesteld door de RVV. De teamleider is verantwoordelijk voor het naleven van de regels.
Voor zover van toepassing, hanteren praktiserende dierenartsen, overige LNV-medewerkers of medewerkers die werkzaamheden namens de RVV uitvoeren dezelfde hygiëneregels.
• Het vervoer van huisdieren is niet toegestaan.
• In de auto is een strikte scheiding tussen vuil en schoon aangebracht:
(…)
• De auto blijft langs de openbare weg staan. (Ook niet op de oprit van het bedrijf plaatsen.)
• Het dragen van horloges en overige sieraden op bedrijven is niet toegestaan.
• Bij de auto worden wegwerpsokken, een wegwerpoverall en RVV-laarzen (zonder profiel) aangetrokken.
• De RVV-medewerker neemt 2 maal 100 gram citroenzuur (voor 2 maal 10 liter) en zeep mee.
• Het team neemt mee in een gesloten zak: voldoende balpennen, thermometers, handschoenen, mondkapjes, oordopjes, registratieformulieren, naalden, wegwerpspuiten, bloedbuizen, retourcontainer, plasticzakken. (…)
• De RVV-medewerker gebruikt voor elk bedrijf een nieuwe set documenten alsmede nieuw schrijfmateriaal.
• De verantwoordelijke RVV dierenarts meldt het team bij de veehouder.
• De RVV-medewerker vraagt 2 emmers warm water en maakt de citroenzuuroplossing 1% aan. De eerste 10 titer voor de ontsmettingsbak en de andere 10 liter in de emmer voor het ontsmetten van de handen, eventuele hulpmiddelen en de buitenkant van de monsters.
• Bij betreden van het bedrijf worden de laarzen ontsmet in een bad met citroenzuur 1%.
Bij betreden van de stallen worden in de hygiënesluis de laarzen gewisseld met de bedrijfslaarzen en wordt een schone bedrijfsoverall aangetrokken over de wegwerpoverall.
• Voor het betreden van de stallen is de thermometer schoon en steriel (nieuw).
• Voor het betreden van de stallen worden de handen gewassen met ontsmettingszeep.
• De RVV-medewerker draagt wegwerphandschoenen.
• Bij voorkeur worden hulpmaterialen, bijv. de varkensstrop, van de veehouder gebruikt.
• Laarzen ontsmetten voor het betreden van de stalafdelingen in de daarvoor aanwezige ontsmettingsbak.
• De thermometer wordt na klinisch onderzoek gereinigd en ontsmet en op het bedrijf achter gelaten.
• De RVV-medewerker reinigt en ontsmet na klinisch onderzoek de bedrijfslaarzen in de hygiënesluis met l% citroenzuur.
• De RVV-medewerker doet de bedrijfslaarzen en bedrijfsoverall uit.
• De RVV-medewerker doet de wegwerpsokken, -overall en handschoenen uit en laat deze achter op het bedrijf in plastic zak.
• De RVV-medewerker trekt eigen laarzen aan.
• De RVV-medewerker wast voor het verlaten van het bedrijf de handen en ontsmet ze daarna met citroenzuur l%.
• Indien mogelijk, douchet de RVV medewerker zich op het bedrijf.
De RVV-medewerker vult de bedrijfsgegevens volledig in op de betreffende formulieren.
• De RVV-medewerker ontsmet de laarzen in het bad met citroenzuur 1%.
• De documenten gebruikt op het bezochte bedrijf worden afzonderlijk gehouden.
• Alle vuile materialen zoals laarzen en varkensstrop (RVV) worden na reinigen en desinfecteren op het bedrijf bij de auto in een schone plastic zak gestopt, afgesloten en mee teruggenomen naar het RCC.
• Alle genomen monsters worden in een afgesloten en verzegelde verpakking mee teruggenomen naar het RCC.
• Indien een douchecabine beschikbaar is gesteld op het bedrijf door LNV, wast de RVV-medewerker zich in de beschikbaar gestelde douchecabine met zeep en shampoo.
• De RVV-medewerker vult het logboek in. Hij verstrekt hiermee een bewijs van bezoek.
• Na beëindigen van het bedrijfsbezoek terugkeren naar het RCC.
• Het verpakte materiaal en de retourcontainer mee terugnemen naar het RCC/kring kantoor.
• De RVV-medewerker wast zich in de douchecabine met zeep indien dit nog niet gebeurd is op het bedrijf en wordt voorzien van een set schone kleding, indien een volgend bedrijfsbezoek gepland is.
Bijkomende hygiëneregels van de bedrijfsleiding worden eveneens in acht genomen!…"
4. Toetsing door de Nationale ombudsman van de klacht over een beslissing van een bestuursorgaan tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van een aanvraag om schadevergoeding.
In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd.
Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.
Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.
In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.