Verzoeker klaagt er over dat de Sociale verzekeringsbank, vestiging Leiden (SVB):
1. ten onrechte de achterstallige kinderbijslag voor zijn zoon Mimoun op 6 augustus 1998 heeft uitbetaald per cheque en hem daarvan destijds niet op de hoogte heeft gesteld;
2. zijn klacht over bovenstaande gang van zaken op 18 augustus 2003 ongegrond heeft verklaard.
Beoordeling
I. Ten aanzien van de kinderbijslag
1. Verzoeker klaagt er over dat de Sociale verzekeringsbank vestiging Leiden (hierna: de SVB) ten onrechte de achterstallige kinderbijslag voor zijn zoon Mimoun op 6 augustus 1998 per cheque heeft uitbetaald en hem daarvan destijds niet op de hoogte heeft gesteld.
2. De rechtbank te Amsterdam overwoog in zijn uitspraak van 28 juni 2001 dat verzoeker recht had op kinderbijslag voor zijn zoon Mimoun. Verzoekers gemachtigde heeft daarop de SVB bij brieven van 14 januari 2002 en 3 oktober 2002 verzocht uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
Reeds eerder bij brief van 26 juni 1998 had verzoekers gemachtigde de SVB erop gewezen, dat de SVB bij de mondelinge behandeling van deze zaak ter zitting had laten weten, dat er ten aanzien van Mimoun een andere beslissing genomen zou worden en de SVB verzocht haar daarover te berichten.
3. De SVB stuurde verzoekers gemachtigde op 4 november 2002 een nieuwe beschikking met betrekking tot het recht op kinderbijslag voor verzoekers zoon voor het vierde kwartaal 1996 tot en met het derde kwartaal 1997. Voorts liet de SVB verzoekers gemachtigde in een begeleidende brief van 4 november 2002 weten dat er op 6 augustus 1998 door de SVB een nabetaling had plaatsgevonden met betrekking tot het recht op kinderbijslag voor verzoekers zoon over de betreffende periode.
4. Daarnaar gevraagd deelde de SVB verzoekers gemachtigde verder mee dat de betaling destijds per cheque was gedaan aan verzoeker via de ABN-Amrobank te Marokko. De bank had het bedrag niet aan de SVB teruggestort en de SVB had ook geen bericht van de bank ontvangen dat verzoeker het bedrag niet had geïnd. Dit betekende volgens de SVB dat verzoeker het geld dan ook moet hebben ontvangen. De SVB was dan ook niet bereid het bedrag van de kinderbijslag alsnog aan verzoeker uit te betalen.
5. In het Burgerlijk Wetboek (BW) is een aantal bepalingen opgenomen over het betalen van een geldsom. Volgens artikel 6.46 BW wordt, wanneer de schuldeiser bij wijze van betaling een cheque wordt aangeboden, vermoed dat dit geschiedt onder voorbehoud van goede afloop (zie Achtergrond). Uit artikel 6.74 BW blijkt dat de schuldenaar bij iedere tekortkoming van een verbintenis verplicht is de schade die de schuldeiser daardoor lijdt, te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Volgens artikel 6.75 BW is dit laatste het geval indien de tekortkoming niet is te wijten aan de schuld van de schuldenaar, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Voorts blijkt nog uit artikel 6.32 BW dat betaling aan een ander dan de schuldeiser of dan degene die met hem of in zijn plaats bevoegd is haar te ontvangen, de schuldenaar bevrijdt, voor zover degene aan wie betaald moest worden de betaling heeft bekrachtigd of erdoor is gebaat.
6. Verzoeker stelt dat hij het bedrag aan achterstallige kinderbijslag niet heeft ontvangen. Volgens de SVB is dit bedrag op 6 augustus 1998 door middel van een cheque via de ABN-Amrobank te Marokko aan verzoeker uitbetaald.
De SVB erkent dat verzoeker niet op de hoogte is gebracht van het feit dat de betalingen per cheque zouden verlopen. Voorts beschikt de SVB niet meer over de lijsten met de betalingen die in 1998 per cheque zijn verricht. Ook heeft de ABN-Amrobank niet gereageerd op verzoeken van de SVB om opheldering over de gedane betaling.
7. Uit het vorenstaande blijkt dat de SVB niet afdoende heeft kunnen aantonen dat het bedrag aan achterstallige kinderbijslag ook daadwerkelijk aan verzoeker is uitbetaald en dat verzoeker door de betaling van de kinderbijslag is gebaat. Het feit dat de bank volgens de SVB het bedrag niet heeft teruggestort en dat de SVB ook geen bericht van de bank heeft ontvangen dat verzoeker het bedrag niet had geïnd, maakt dit niet anders.
Voorts had van de SVB mogen worden verwacht dat de SVB verzoeker vooraf in kennis zou hebben gesteld dat de betaling van de kinderbijslag per cheque zou gaan plaatsvinden. Door dit niet te doen en verzoeker pas op 4 november 2002, ruim vier jaar later, van de uitbetaling van de kinderbijslag op 6 augustus 1998 in kennis te stellen, kan tevens worden gesteld dat de SVB het aan zichzelf heeft te wijten dat door het tijdsverloop de betaling aan verzoeker niet meer is aan te tonen.
Gelet op het vorenstaande is de Nationale ombudsman van mening dat het risico van het niet ontvangen hebben van de kinderbijslag door verzoeker volgens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de SVB dient te komen. Deze conclusie geeft aanleiding tot het doen van een aanbeveling.
De onderzochte gedraging is op dit onderdeel niet behoorlijk.
II. Ten aanzien van de klacht
1. Verzoeker klaagt er verder over dat de SVB zijn klacht over bovenstaande gang van zaken op 18 augustus 2003 ongegrond heeft verklaard.
2. De SVB antwoordde verzoekers gemachtigde in reactie op verzoekers klacht dat de SVB alle mogelijkheden had onderzocht om vast te stellen of verzoeker de desbetreffende kinderbijslag had ontvangen. De SVB wees verzoekers gemachtigde in dit verband erop dat indien de SVB een uitbetaling per cheque verricht en deze cheque niet bij de bank wordt geïnd, de bank na verloop van tijd het niet geïnde bedrag terugstort naar de SVB onder vermelding van de naam van de klant. Aangezien de SVB geen bericht van de bank had ontvangen en het geld ook niet was teruggestort, betekende dit volgens de SVB dan ook dat het bedrag destijds door verzoeker geïnd moest zijn. De SVB achtte verzoekers klacht dan ook ongegrond.
3. Zoals hiervoor onder I.6. en I. 7 is overwogen heeft de SVB niet afdoende kunnen aantonen dat zij het betreffende bedrag ook daadwerkelijk aan verzoeker heeft uitbetaald dan wel dat verzoeker dit bedrag ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Dit betekent tevens dat de SVB verzoekers klacht in redelijkheid niet ongegrond heeft kunnen verklaren.
Ook op dit punt is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Sociale verzekeringsbank vestiging Leiden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen, is gegrond.
Aanbeveling
De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen wordt in overweging gegeven te bevorderen dat de Sociale verzekeringsbank te Leiden het bedrag aan kinderbijslag voor verzoekers zoon Mimoun over het vierde kwartaal 1996 tot en met het derde kwartaal 1997 alsnog aan verzoeker gaat uitbetalen.
Bij brief van 10 augustus 2004 liet de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB) de Nationale ombudsman weten dat het gebeurde zich slechts door een zeer uitzonderlijke samenloop van omstandigheden heeft kunnen voordoen. Essentieel is dat de SVB door het achterwege laten van een tijdige aankondiging van de betaling (en de betaalwijze) betrokkene de mogelijkheid heeft ontnomen om tijdig te reageren op het uitblijven van die betaling. In dat licht acht de SVB het oordeel van de Nationale ombudsman dan ook begrijpelijk, hetgeen heeft geleid tot de opdracht aan haar vestigingskantoor te Leiden om de kinderbijslag alsnog te betalen.
Onderzoek
Op 25 september 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A. te Marokko, ingediend door mevrouw mr. E.M. van den Brom, advocaat te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de Sociale verzekeringsbank, vestiging Leiden.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de Sociale verzekeringsbank verzocht een aantal vragen te beantwoorden.
Tijdens het onderzoek kregen de Sociale verzekeringsbank en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Sociale verzekeringsbank berichtte dat het verslag haar geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker stelde op 19 mei 1997 beroep in bij de rechtbank te Amsterdam tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen van 1 november 1996, dat verzoeker geen recht had op kinderbijslag voor onder meer zijn zoon Mimoun.
2. Bij brief van 26 juni 1998 liet verzoekers gemachtigde de Sociale verzekeringsbank, vestiging Leiden (hierna: SVB) het volgende weten:
“…Bij de mondelinge behandeling van deze zaak zei u ter zitting, dat er in deze zaak over een van de kinderen een andere beslissing genomen zou worden.
Kunt u mij daarover berichten…”
3. De rechtbank te Amsterdam, sector bestuursrecht, overwoog in zijn uitspraak van 28 juni 2001 ten aanzien van het recht op kinderbijslag voor verzoekers zoon Mimoun het volgende:
“…Eiser (verzoeker; N.o.) heeft in beroep gemotiveerd bestreden dat Mimoun ander onderwijs is gaan volgen. Verweerder (de Sociale verzekeringsbank; N.o.) heeft hierop ter zitting van de rechtbank van 26 maart 1998 gereageerd met de mededeling bij nader inzien van mening te zijn dat Mimoun hetzelfde onderwijs is blijven volgen en het bestreden besluit ten aanzien van Mimoun daarom niet te handhaven.
Ter zitting van 17 mei 2001 heeft eiser evenwel aangegeven dat verweerder, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, geen nieuw besluit heeft genomen met betrekking tot eisers recht op kinderbijslag voor Mimoun en ook niet is overgegaan tot betaling van kinderbijslag voor Mimoun.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor wat betreft het recht op kinderbijslag voor Mimoun de motivering aan het bestreden besluit is komen te ontvallen. Reeds hierom dient het besluit van verweerder voorzover dat betrekking heeft op het recht op kinderbijslag voor Mimoun te worden vernietigd…”
4. Verzoekers gemachtigde merkte in haar brief aan de SVB van 14 januari 2002 het volgende op:
“…Kunt u mij zeggen op welke wijze u uitvoering gaat geven aan de uitspraak van de rechtbank. Er was al eerder toegezegd hangende de procedure dat er ten aanzien van het kind Mimoun betaald zou gaan worden…”
5. Bij brief van 3 oktober 2002 deelde verzoekers gemachtigde de SVB het volgende mee:
“…In de zaak van (verzoeker; N.o.) heeft de rechtbank een beroep gegrond verklaard, het ging om kinderbijslag. Dat beroep werd gegrond verklaard omdat bij de mondelinge behandeling van het beroep uw gemachtigde al had toegezegd en ingezien, dat uw beschikking op bezwaar niet juist was.
Ik wacht sindsdien op een nieuwe beschikking. Die komt maar niet. Ik heb er verschillende malen over geschreven. Er moet nog betaald worden aan (verzoeker; N.o.) voor zijn zoon Mimoun…”
6.1. De SVB stuurde verzoekers gemachtigde op 4 november 2002 een nieuwe beschikking met betrekking tot het recht op kinderbijslag voor verzoekers zoon over het vierde kwartaal 1996 tot en met het derde kwartaal 1997.
6.2. Voorts gaf de SVB in een bijgaande brief van 4 november 2002 onder meer aan:
“Tevens kunnen wij u meedelen dat er op 6 augustus 1998 door de SVB een nabetaling heeft plaatsgevonden met betrekking tot het recht op kinderbijslag over het 4e kwartaal 1996 tot en met het 3e kwartaal 1997 voor Mimoun. De betalingen zijn verricht aan (verzoeker; N.o.).”
7. Verzoekers gemachtigde berichtte de SVB schriftelijk op 16 december 2002:
“…Cliënt ontkent de genoemde betalingen ontvangen te hebben in 1998. De SVB heeft mij dat destijds ook niet bevestigd, ondanks het feit dat ik regelmatig heb verzocht aan te geven op welke wijze uitvoering is gegeven aan de toezegging ter zitting gedaan (…) dat er alsnog betaald zou worden…”
8. Bij brief van 20 december 2002 deelde de SVB verzoekers gemachtigde het volgende mee:
“…Wij stellen een onderzoek in naar de betalingen welke destijds door de SVB zijn gedaan op 6 augustus 1998. Hiervoor zullen wij onder andere contact opnemen met de ABN-Amrobank te Marokko. Wij kunnen u alvast mededelen dat de betalingen destijds per cheque hebben plaatsgevonden…”
9. Verzoekers gemachtigde liet de SVB schriftelijk op 21 mei 2003 het volgende weten:
“…Na uw brief van 20 december 2002 heb ik geen bericht meer ontvangen. Overigens heeft het mij wel bevreemd, dat u de betaling per cheque zou hebben gedaan. Ik meen toch dat mijn cliënt de kinderbijslag altijd gewoon op zijn bankrekening ontving, zoals ieder ander in Marokko. Daarbij valt ook op, dat u cliënt in 1998 geen bevestiging van de betalingen heeft gestuurd. Iets wat normaal gesproken toch ook altijd gebeurt…”
10. De SVB antwoordde verzoekers gemachtigde schriftelijk op 30 juni 2003:
“…Ons is gebleken dat het cheque betalingen betreffen. Als een klant een betaling niet int bij de bank dan stort de bank na verloop van tijd het niet geïnde bedrag terug naar de SVB. Daarbij wordt vermeld welke klant het betreft. Wij hebben met betrekking tot (verzoeker; N.o.) en de verrichte betalingen op 6 augustus 1998 geen bericht ontvangen dat (verzoeker; N.o.) het geld niet heeft geïnd. Het bedrag is niet teruggestort. Dit betekent dat het bedrag destijds door (verzoeker; N.o.) geïnd moet zijn.
Wij hebben een onderzoek op gestart bij de bank in Marokko, dit heeft echter geen nadere informatie opgeleverd…”
11. Verzoekers gemachtigde diende op 3 juli 2003 schriftelijk een klacht in bij de SVB. In haar klachtbrief voerde verzoekers gemachtigde het volgende aan:
“…Bij besluit d.d. 1 november 1996 heeft U mijn cliënt bericht dat hij voor zijn zoon Mimoun geen recht meer had op kinderbijslag vanaf het 4de kwartaal 1996. Ik heb namens cliënt hiertegen geprocedeerd. Deze procedure heeft veel tijd in beslag genomen, er zijn vragen gesteld aan het Europese Hof in Luxemburg in verband met de van toepassing zijnde regelgeving.
De rechtbank heeft uiteindelijk op 28 juni 2001 een uitspraak gedaan en er is een nieuwe beschikking op bezwaar genomen op 4 november 2002, waarbij is vastgesteld dat Mimoun wel aanspraak heeft op kinderbijslag over de kwartalen 4/96 en 1,2,3/97.
Tijdens de eerste mondelinge behandeling van de zaak bij de rechtbank Amsterdam op 16 maart 1998 (bedoeld is 26 maart 1998; N.o.) had de gemachtigde van de SVB reeds ingezien dat ten aanzien van het kind Mimoun wel aanspraken bestonden en dat de beslissing d.d. 1 november 1996 ten aanzien van Mimoun niet gehandhaafd zou worden.
In een brief d.d. 26 juni 1998 verzocht ik de SVB mij te informeren over de nieuw te nemen beschikking op bezwaar. Ik heb daar geen reactie op gehad. De procedure is verder vervolgd, wij hadden op kantoor meen ik 60 soortgelijke procedures lopen.
Na de uitspraak van de rechtbank op 28 juni 2001 heb ik verschillende malen schriftelijk verzocht uitvoering te geven aan de uitspraak.
In een brief d.d. 4 november 2002 kreeg ik vervolgens te horen, dat er reeds op 6 augustus 1998 een nabetaling gedaan zou zijn ad f 4.929,- per cheque. Mijn cliënt heeft deze cheque niet ontvangen en dus ook niet kunnen innen. Ik heb U daarover bericht. U heeft een onderzoek ingesteld en uit dat onderzoek is geen nadere informatie gekomen.
Vervolgens stelt u vast, dat wanneer een klant een cheque niet int, de bank het geld terug stort en de naam van de klant daarbij vermeldt. U heeft geen bericht van de bank gehad, ergo moet de cheque geïnd zijn door cliënt.
In de eerste plaats is onduidelijk, waarom er per cheque is betaald. Mijn cliënt heeft gewoon een bankrekening, waarvan het nummer bij U bekend was. Cliënt heeft immers jaren kinderbijslag ontvangen.
Vervolgens heeft U noch cliënt noch mij geïnformeerd van de betaling, zodat cliënt dit ook niet in de gaten heeft kunnen houden.
Tot slot uw veronderstelling dat, nu er geen bericht van de bank is gekomen dat de cheque niet geïnd is, hij dus geïnd moet zijn en cliënt dus de betaling ontvangen zou moeten hebben, gaat niet op. Betaling per cheque is fraudegevoelig. Daarom betaalt u al sinds jaar en dag door storting op een bankrekening.
U bent verantwoordelijk voor de wijze waarop u een betaling doet. Mijn cliënt heeft het geld niet ontvangen. U heeft dus niet betaald. Ik wens mij te beklagen over de gang van zaken. U kunt in deze niet volstaan met een mededeling, dat er geen nadere informatie is gekomen en daarmee de zaak als afgedaan beschouwen. Ik verzoek U deze klacht in behandeling te nemen. Tevens verzoek ik u te bevorderen, dat de kinderbijslag alsnog betaalbaar wordt gesteld op de bankrekening van mijn cliënt…”
12. De SVB berichtte verzoekers gemachtigde bij brief van 18 augustus 2003:
“…Op 4 juli 2003 ontving ik uw klachtbrief inzake de verrichte uitbetaling van de kinderbijslag over het 4e kwartaal van 1996 tot en met het 3e kwartaal van 1997 ten behoeve van het kind Mimoun, geboren 27 augustus 1978. Deze kwartalen zijn door de Sociale verzekeringsbank op 6 augustus 1998 per cheque betaalbaar gesteld. In uw schrijven vermeldt u dat uw cliënt deze kwartalen cq. cheques nooit heeft ontvangen en dat de wijze van uitbetaling van de kinderbijslag de verantwoording is van de Sociale verzekeringsbank.
Uw klacht acht ik ongegrond.
Ik heb het dossier van (verzoeker; N.o.) bestudeerd en vastgesteld dat wij alle mogelijkheden hebben onderzocht om vast te stellen of (verzoeker; N.o.) de eerder vermelde kwartalen heeft ontvangen. In casu betekent dit, dat indien wij een uitbetaling per cheque hebben verricht en deze cheque niet bij de bank wordt geïnd, de bank na verloop van tijd het niet geïnde bedrag terugstort naar de Sociale verzekeringsbank. Daarbij wordt vermeld welke klant het betreft. Wij hebben echter met betrekking tot (verzoeker; N.o.) en de verrichte betalingen op 6 augustus 1998 geen bericht ontvangen dat (verzoeker; N.o.) het geld niet heeft geïnd. Het bedrag is niet terug gestort. Dit betekent dat het bedrag destijds door (verzoeker; N.o.) geïnd moet zijn. Wij hebben de uitkomst van dit onderzoek u reeds schriftelijk meegedeeld op 30 juni 2003.
Verder stelt u dat de Sociale verzekeringsbank verantwoordelijk is voor de wijze waarop wij een uitbetaling doen en dat de uitbetaling per cheque fraudegevoelig is.
De uitbetaling per cheque is inderdaad zeer fraudegevoelig. De Sociale verzekeringsbank heeft daarom besloten dat ingaande 1 januari 2002, de uitbetaling per cheque niet meer mogelijk is. De kinderbijslaggerechtigde kon dus tot 1 januari 2002 gebruik maken van de mogelijkheid om de kinderbijslag per cheque te laten uitbetalen. In 1998 beschikten wij nog niet over een banknummer van (verzoeker; N.o.) en gebruikten wij het toen bekende betaaladres in casu de cheque betaling…”
13. Verzoekers gemachtigde liet de SVB bij brief van 4 september 2003 het volgende weten:
“…Naar aanleiding van uw beslissing d.d. 18 augustus jl. op mijn klacht had ik telefonisch contact en verzocht ik u mij een bewijsstuk te sturen van de betaling. Een kopie van de cheque of iets anders waaruit ik kan opmaken op welke wijze u betaald heeft, zodat cliënt ook zelf een onderzoek kan doen…”
B. Standpunt verzoeker
1. Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht en naar de hiervoor onder A. FEITEN opgenomen brieven van zijn gemachtigde.
2. Voorts merkte verzoekers gemachtigde in haar klachtbrief aan de Nationale ombudsman van 24 september 2003 nog het volgende op:
“…Ik zet de feiten op een rij. (Verzoeker; N.o.) heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij woont met behoud van WAO in Marokko. Op basis van deze WAO-uitkering was hij verzekerd voor de volksverzekeringen en ontving hij uit dien hoofde kinderbijslag ten behoeve van kinderen.
In verband met gewijzigde regelgeving werd de kinderbijslag bij besluit d.d. 1 november 1996 beëindigd. Ons kantoor heeft voor meerdere cliënten( in totaal zo'n 60) bezwaar gemaakt om principiële reden. De procedures hebben veel tijd in beslag genomen, omdat in 1 van de zaken vragen zijn gesteld door de rechtbank Amsterdam aan het Europese Hof in Luxemburg. De zaken zijn uiteindelijk medio 2001 door de rechtbank afgedaan. Ook in de zaak (verzoeker; N.o.) werd op 28 juni 2001 een uitspraak gedaan, waarbij het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard.
Tijdens een eerste mondelinge behandeling op 17 mei 1998 (bedoeld is 26 maart 1998; N.o.) bij de rechtbank Amsterdam heeft de SVB in de zaak (verzoeker; N.o.) ter zitting erkend, dat er nog een aantal kwartalen kinderbijslag moest worden betaald voor het kind Mimoun.
In een brief d.d. 26 juni 1998 verzocht ik de SVB in verband met de mondelinge toezegging ter zitting een nieuwe beschikking op bezwaar te nemen. Ik heb daar toen geen enkele reactie op gehad. Aangezien er zo'n 60 procedures liepen, is in deze zaak verder ook het verloop van de procedure afgewacht.
Na de uitspraak d.d. 28 juni 2001 heb ik de SVB verschillende malen verzocht om de kwartalen kinderbijslag voor Mimoun betaalbaar te stellen en een nieuwe beschikking op bezwaar te nemen. Op 4 november 2002 nam de SVB een nieuwe beschikking op bezwaar en geeft in een begeleidende brief aan, dat de kinderbijslag op 6 augustus 1998 per cheque zou zijn betaald.
Cliënt heeft echter niets ontvangen, wist ook niet dat er iets per cheque was betaald. Noch hij noch ik waren daarover geïnformeerd. In een brief d.d. 16 december 2002 laat ik de SVB weten, dat cliënt geen betaling heeft ontvangen.
De SVB stelt vervolgens een onderzoek in en meldt in een brief d.d. 30 juni 2003, dat de cheque niet is terug gekomen, dus moet het geld geïnd zijn door (verzoeker; N.o.), aldus de SVB.
Op 3 juli 2003 beklaag ik mij allereerst over het feit, dat een betaling per cheque wordt gedaan, terwijl cliënt gewoon een reguliere bankrekening heeft en daar ook kinderbijslag op ontving.
Ik beklaag mij over het feit, dat wij in augustus 1998 niet zijn geïnformeerd dat er een cheque onderweg was. Wij zijn überhaupt niet geïnformeerd, dat er een betaling zou gaan volgen en hoeveel er betaald zou worden. Tevens vraag ik de kinderbijslag opnieuw betaalbaar te stellen.
De klacht wordt bij beschikking d.d. 18 augustus 2003 afgewezen. Ik kan mij hier niet in vinden. Naar aanleiding van de klacht verzocht ik eerst nog telefonisch om een kopie van de cheque en toen dat uitbleef heb ik mijn verzoek op 4 september nog gefaxt. Ik wilde cliënt vragen daarmee zelf ook een onderzoek in te stellen. Ik heb hier geen reactie op gehad.
De wijze waarop de SVB de klacht afdeed is niet juist.
Allereerst is het betalen per cheque aan iemand die gewoon over een bankrekening beschikt onjuist en dienen de gevolgen voor de SVB te komen. Cliënt ontving zijn kinderbijslag op een bankrekening, ook zijn WAO ontvangt hij maandelijks op een bankrekening. Er was geen enkele aanleiding om per cheque te betalen.
Daarnaast is het onjuist om voor deze wijze van betalen te kiezen zonder overleg. Immers wanneer de SVB mij in augustus 1998 had bericht, dat zij zouden gaan betalen hadden zij mij ook om een betaaladres kunnen vragen. Dat gebeurt bij ieder andere Uitvoeringsinstelling, zoals GUO, GAK, Cadans.
Wanneer dan toch voor deze wijze van betalen wordt gekozen, dient het risico voor fouten bij de SVB te liggen. Nu het geld niet is ontvangen door cliënt, kan verweerder niet geacht worden te hebben betaald. De stelling de cheque is niet terug gekomen, dus hij is door cliënt geïnd, gaat werkelijk te ver…”
C. Standpunt Sociale verzekeringsbank
1. Naast een reactie op de klacht van verzoeker verzocht de Nationale ombudsman de SVB bij faxbericht van 8 oktober 2003 tevens de volgende vragen te beantwoorden:
“…1. Verzoeker stelt dat er in 1998 wel een bankrekeningnummer van hem bekend was bij de SVB, gelet op eerdere uitbetalingen van kinderbijslag. Wat is daarop uw reactie?
2. Is verzoeker er destijds van op de hoogte gesteld dat er een betaling per cheque zou plaatsvinden?
3. Zo ja, kunt u een kopie van de brief daarover overleggen?
4. Zo nee, was dit wel de gebruikelijke gang van zaken, dat betrokkene op de hoogte werd gesteld?
5. Hoe kan het dat er in augustus 1998 een betaling is gedaan, zonder dat dit op een beschikking was gebaseerd?
6. Kunt u kopieën van stukken overleggen waaruit blijkt dat er destijds een betaling per cheque is gedaan?
7. Wat heeft het onderzoek bij de ABN-Amrobank te Marokko precies opgeleverd?
8. In hoeverre hebt u bij uw standpunt, dat de betreffende betaling geïnd moet zijn door verzoeker, laten meewegen dat uitbetaling per cheque zeer fraudegevoelig is?…”
2. De SVB liet de Nationale ombudsman bij brief van 19 november 2003 het volgende weten:
“…De antwoorden op de door (u) gestelde vragen vindt u hieronder vermeld.
1. Het bekend zijn van een bankrekeningnummer van verzoeker
Uit onderzoek in het dossier van verzoeker is niet naar voren gekomen dat de Sociale verzekeringsbank op de hoogte is gebracht van het feit dat verzoeker over een bankrekening beschikte. De betalingen van de Sociale verzekeringsbank in een situatie waarbij geen rekeningnummer bekend is, verlopen middels een zogenoemde betaaltape via de ABN AMRO MAROC. De betaalbaar gestelde bedragen worden naar de bank in Marokko overgemaakt.
2. Betalingen per cheque; en
3. Informatie aan verzoeker
Verzoeker is niet op de hoogte gebracht van het feit dat de betalingen per cheque zouden verlopen. De reden die is gelegen in het niet op de hoogte brengen van verzoeker is niet bekend noch te achterhalen. Wij gaan er dan ook van uit dat er geen correspondentie is gevoerd met verzoeker, omtrent de betaling van kinderbijslag.
4. Gebruikelijke gang van zaken ten aanzien van betalingen middels cheque
Tot op heden is gebleken dat in een situatie zoals in casu zich heeft voorgedaan, bij betaling middels cheque de belanghebbende hiervan eerst op de hoogte wordt gebracht, indien daarom schriftelijk is verzocht.
5. Betaling kinderbijslag zonder beschikking
Voor zover kan worden nagegaan geschiedt niet iedere betaling van kinderbijslag als gevolg van een beschikking. Bij onveranderde omstandigheden wordt er overgegaan tot betaling, zonder dat hieraan een (nieuwe) beslissing ten grondslag ligt.
6. Bewijs betaling per cheque
Tot onze spijt zijn de lijsten met daarop de vermelde chequebetalingen niet meer voorhanden. De Sociale verzekeringsbank kan u geen overzicht geven van de betalingen die in 1998 per cheque zijn verricht.
7. Onderzoek ABN AMRO te Marokko
Tweemaal heeft de Sociale verzekeringsbank schriftelijk contact opgenomen met ABN AMRO in Marokko. Helaas is hierop geen reactie ontvangen door de Sociale verzekeringsbank. Wij kunnen u dan ook niet anders mededelen dan dat het onderzoek zonder resultaat is gebleven.
8. Fraudegevoeligheid bij betaling per cheque
Zover bekend is in de uitvoering van het beleid van de Sociale verzekeringsbank ten aanzien van betaling middels cheque, de fraudegevoeligheid niet meegewogen. Inmiddels is betaling via cheque door verdergaande automatisering en wellicht de gebleken fraudegevoeligheid achterwege gebleven…”
D. Reactie verzoeker
Verzoekers gemachtigde deelde de Nationale ombudsman in haar nadere schriftelijke reactie van 22 december 2003 het volgende mee:
“…Ad. 1 De SVB is niet bekend met een bankrekeningnummer.
(Verzoeker; N.o.) woont in Marokko en ontvangt kinderbijslag. Dat impliceert dat de SVB er van op de hoogte is, dat (verzoeker; N.o.) een WAO uitkering ontvangt. Anders zou hij niet verzekerd zijn. Er is geen enkele UVI (Uitvoeringsinstelling; N.o.), die WAO betaalt per cheque. Alle uitkeringsgerechtigden in Marokko dienen over een bankrekening te beschikken. Zo ook cliënt. (…) Cliënt woont sinds 1980 in Marokko en krijgt vanaf die tijd zijn WAO gestort op een bankrekening.
Uit de brief maak ik ook op, dat de SVB kennelijk betaling per postcheque deed. Waarom is mij onduidelijk. Ik denk dat het niet (van) belang is of de SVB wist dat cliënt een bankrekening had, maar of de SVB geacht werd dit te weten. Dat laatste lijkt mij wel. Anno 1998 geld betalen per cheque is volstrekt achterhaald en had niet mogen gebeuren zonder voorafgaand overleg.
Ad. 2 en 3. (Verzoeker; N.o.) heeft woonplaats op mijn kantoor. Over de kinderbijslag liep een procedure. De toezegging te betalen is aan gemachtigde gedaan. Het ligt voor de hand deze dan ook te informeren zonder over de betaling als zodanig.
Ad. 4. Dit lijkt mij niet juist. Het is mij uit andere zaken bekend, dat de SVB per brief een betaling bevestigt, ook wanneer dit een betaling per bank betreft.
Ad. 5. Dit lijkt mij merkwaardig. Aan een betaling, zal een beslissing ten grondslag moeten liggen.
Ad. 6 en 7. Het komt allemaal wel erg rommelig over. Verder kan het toch niet zo zijn, dat wanneer op een verzoek om opheldering over een betaling geen reactie komt van de kant van de ABN AMRO bank, er maar vanuit gegaan wordt, dat alles in orde is.
Ad. 8. Het betalen per cheque is al sinds jaar en dag een volstrekt achterhaald betaalmiddel in landen waar mensen gewoon een bankrekening kunnen openen. Het is dan ook onbegrijpelijk, dat de SVB nog betalingen per cheque doet anno 1998. Dit dient voor rekening en risico van verweerder te komen…”
E. Reactie Sociale verzekeringsbank
De Sociale verzekeringsbank merkte in een nadere schriftelijke reactie van 20 januari 2004 aan de Nationale ombudsman nog het volgende op:
“…In de brief van 18 augustus 2003 is door de Sociale verzekeringsbank aangegeven dat betaling aan (verzoeker; N.o.) te Marokko per cheque heeft plaatsgevonden, nu de Sociale verzekeringsbank ten tijde van de betaling niet over een bankrekeningnummer beschikte. Vanaf januari 2002 betaalt de Sociale verzekeringsbank in verband met fraudegevoeligheid niet meer uit middels cheque.
Eveneens is in de brief van 18 augustus 2003 vermeld dat indien betalingen niet worden geïnd, de Sociale verzekeringsbank de desbetreffende betalingen retour ontvangt. In het dossier van (verzoeker; N.o.) zijn geen betalingen retour gekomen. De Sociale verzekeringsbank mag er dan ook vanuit gaan dat de cheques zijn geïnd. Hierbij kan niet worden beoordeeld of (verzoeker; N.o.) al dan niet het bedrag heeft ontvangen.
Het feit dat betalingen van kinderbijslag niet zijn geretourneerd, is voor de Sociale verzekeringsbank een reden om niet over te gaan tot betaling van een bedrag van f 4.929,00 aan (verzoeker; N.o.). De Sociale verzekeringsbank kan niet nogmaals over gaan tot betaling van kinderbijslag als door gerechtigde wordt aangegeven dat een bedrag niet is ontvangen…”
Achtergrond
Burgerlijk Wetboek
Artikel 6.32
“Betaling aan een ander dan de schuldeiser of dan degene die met hem of in zijn plaats bevoegd is haar te ontvangen, bevrijdt de schuldenaar, voor zover degene aan wie betaald moest worden de betaling heeft bekrachtigd of erdoor is gebaat.”
Artikel 6.46
“1. Wanneer de schuldeiser een cheque, postcheque, overschrijvingsorder of een ander hem bij wijze van betaling aangeboden papier in ontvangst neemt, wordt vermoed dat dit geschiedt onder voorbehoud van goede afloop.
2. Is de schuldeiser bevoegd de nakoming van een op hem rustende verplichting tot het tijdstip van de betaling op te schorten, dan behoudt hij dit opschortingsrecht totdat zekerheid van goede afloop bestaat of door hem had kunnen worden verkregen.”
Artikel 6.74
“1. Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
2. Voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, vindt lid 1 slechts toepassing met inachtneming van hetgeen is bepaald in de tweede paragraaf betreffende het verzuim van de schuldenaar.”
Artikel 6.75
“Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.”