2003/485

Rapport

In verband met zaaksbeschadiging van eigendom van de gemeente Heerlen is verzoeker op 23 april 2001 met de gemeente overeengekomen de schade te vergoeden. Verzoeker liet de gemeente Heerlen bij brief van 10 mei 2001 weten dat hij de hoogte van het door de gemeente vastgestelde bedrag betwistte, en betaalde een deel van het schadebedrag.

Verzoeker klaagt er in dit kader over dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Zuid hem in een telefoongesprek van 22 mei 2001 onder druk heeft gezet het resterende bedrag aan schadevergoeding aan de gemeente Heerlen te betalen.

Beoordeling

1. Op 11 april 2001 is verzoekers zoon tegen een verkeerspaal van de gemeente Heerlen gereden. Een medewerker van de gemeente Heerlen, die deze aanrijding heeft waargenomen heeft verzoekers zoon aangesproken en hem meegedeeld dat hij het kenteken had genoteerd en dat hij de gemeente op de hoogte zou stellen van de aanrijding. De volgende dag heeft hij bij het regionale politiekorps Limburg-Zuid aangifte gedaan van deze eenzijdige aanrijding. Een politieambtenaar heeft vervolgens op 22 april 2001 telefonisch contact opgenomen met verzoeker, waarop verzoeker en zijn zoon naar het politiebureau zijn gegaan. Hier hebben zij afgesproken dat verzoeker contact zou opnemen met de gemeente om de aanrijding te regelen. De politieambtenaar zou dan enkele dagen later contact opnemen met de gemeente om na te gaan of verzoeker zich aan de afspraak had gehouden. Indien dit het geval was, zou van de aanrijding slechts een mutatie worden aangemaakt in X-pol, het registratiesysteem van de politie.

Verzoeker heeft op 23 april 2001 gesproken met een medewerker van de gemeente. In dit telefoongesprek heeft verzoeker aangegeven de schade direct te willen betalen. Het duurde enige tijd voordat verzoeker de rekening kreeg. Het schadebedrag dat verzoeker zou moeten betalen, bleek hoger te liggen dan wat hij zelf had berekend. Hierop heeft verzoeker de gemeente op 10 mei 2001 een brief geschreven met de mededeling dat hij het te betalen bedrag betwistte. Daarom heeft hij slechts een deel van de rekening betaald. In de tussentijd heeft de politieambtenaar contact opgenomen met de gemeente. Hij kreeg te horen dat verzoeker niet het gehele bedrag had voldaan. Hierop heeft hij overleg gevoerd met een collega die ervaring had op het gebied van aanrijdingen: het aanspreekpunt verkeer. Deze adviseerde de politieambtenaar om de mutatie in X-pol om te zetten in een registratieset van de aanrijding. Op 22 mei 2001 heeft de politieambtenaar verzoeker van dit voornemen op de hoogte gesteld. Verzoeker voelde zich door dit telefoongesprek onder druk gezet om het resterende (betwiste) bedrag aan de gemeente over te maken. Hierover heeft hij op 24 september 2001 een klacht ingediend bij de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Zuid. Deze heeft zijn klacht niet gegrond geacht.

2. Verzoeker klaagt erover dat de politieambtenaar hem in een telefoongesprek van 22 mei 2001 onder druk heeft gezet het resterende bedrag aan schadevergoeding aan de gemeente Heerlen te betalen. Deze druk hield in dat de politieambtenaar zou hebben gezegd dat het "grote gevolgen" voor zijn zoon zou hebben als verzoeker het bedrag niet zou betalen. Mede vanwege de vijandige houding van de politieambtenaar ging er volgens verzoeker een grote dreiging uit van zijn woorden.

Bovendien had verzoeker met de politieambtenaar afgesproken dat hij de schade met de gemeente zou regelen, en dat de politieambtenaar zou controleren of hij dit had gedaan. Volgens verzoeker is er nimmer gesproken over betalen. Nu de politieambtenaar zich met de financiële afwikkeling van de schade heeft bemoeid, heeft hij zich niet aan de gemaakte afspraak gehouden.

3.1. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. In zijn schriftelijke reactie van 24 september 2002 heeft hij verwezen naar het advies dat de Commissie voor politieklachten (verder: adviescommissie) hem op 29 april 2002 heeft gegeven. Hierin heeft de adviescommissie geoordeeld dat de politieambtenaar op de juiste wijze heeft gehandeld. De politieambtenaar heeft na overleg met een collega die binnen het korps het aanspreekpunt is op het gebied van verkeersaangelegenheden op diens advies een registratieset opgemaakt, nadat hem was gebleken dat de financiële afwikkeling tussen de gemeente en verzoeker nog niet was afgerond. Dit verschil van mening over de hoogte van de schade zou tot een civiele procedure kunnen leiden met als gevolg dat de betrokken verzekeringsmaatschappijen de politie zouden kunnen verzoeken inlichtingen te verstrekken over de aanrijding. Afschriften van mutaties uit X-pol worden in principe niet verstrekt. Een afschrift van de registratieset, die overigens ook in X-pol wordt opgenomen, en waarin alle informatie staat die voor de civielrechtelijke afhandeling relevant is, wordt naar de Stichting Processen Verbaal gezonden. Hier kunnen verzekeringsmaatschappijen informatie opvragen over de aanrijding. Door het opmaken van de registratieset is verzoeker volgens de adviescommissie niet benadeeld, want zowel een mutatie als een registratieset worden vastgelegd in X-pol. De adviescommissie achtte de klacht van verzoeker niet gegrond.

3.2. Daarnaast heeft de korpsbeheerder verwezen naar het verslag van de plaatsvervangend districtschef van 11 september 2002, waarin deze is ingegaan op de vragen die de Nationale ombudsman bij het openen van het onderzoek heeft gesteld. Volgens de districtschef was de afspraak tussen verzoeker en de politieambtenaar dat verzoeker de schade zou melden bij de gemeente en dat hij deze onderling zou regelen met de gemeente. De politieambtenaar zou dan bij de gemeente informeren of deze afspraak was nagekomen. De afspraak werd niet op papier vastgelegd tussen verzoeker en de politieambtenaar, maar wel opgenomen in een mutatie in X-pol.

De politieambtenaar heeft, na advies van het aanspreekpunt verkeer, de mutatie omgezet in een registratieset, nadat hij had vastgesteld dat verzoeker slechts een gedeelte van het schadebedrag aan de gemeente had overgemaakt en de gemeente hiermee niet akkoord ging. Hierdoor ontstond een civiel geschil tussen verzoeker en de gemeente. Omdat er in zulke gevallen verzekeringspartijen bij worden betrokken en zij hun gegevens verkrijgen via de Stichting Processen Verbaal, heeft de politieambtenaar een registratieset opgemaakt. Een afschrift hiervan wordt namelijk gestuurd naar de Stichting Processen Verbaal.

Van deze beslissing heeft de politieambtenaar verzoeker enkele dagen na 22 mei 2001 (de datum die verzoeker heeft genoemd) op de hoogte gesteld. Hij heeft in een telefoongesprek met verzoeker benadrukt dat deze omzetting geen nadelige gevolgen zou hebben voor diens zoon. Volgens de politieambtenaar was verzoeker het hiermee niet eens, omdat hij veronderstelde dat zijn zoon zou worden geregistreerd in een politieregistratie. De politieambtenaar heeft getracht deze vrees weg te nemen.

3.3. De betrokken politieambtenaar heeft op 15 oktober 2002 een telefonische verklaring afgelegd. Zijn verklaring heeft dezelfde strekking als weergegeven onder 3.1. en 3.2. Over het gesprek met verzoeker heeft hij nog verklaard dat hij verzoeker heeft getracht duidelijk te maken dat de omzetting geen strafrechtelijke consequenties zou hebben voor zijn zoon. Zowel in de mutatie als in de registratieset staat hij als "betrokkene" vermeld, niet als "verdachte". Evenmin zou zijn zoon worden opgenomen in het Juridisch documentatiesysteem. De politieambtenaar heeft verzoeker aan het eind van het gesprek nog gevraagd of het hem duidelijk was wat hij had verteld. Hierop heeft verzoeker bevestigend geantwoord. Volgens de politieambtenaar heeft hij verzoeker niet onder druk gezet om het resterende bedrag aan de gemeente te betalen, maar heeft hij alleen geprobeerd uit te leggen dat het omzetten geen negatieve consequenties zou hebben voor zijn zoon.

4. De Nationale ombudsman overweegt als volgt.

Verzoekers zoon is op 11 april 2001 tegen een verkeerspaal van de gemeente Heerlen gereden. Een ambtenaar van de gemeente, de heer W., heeft verzoekers zoon aangesproken en meegedeeld dat hij het kenteken had genoteerd en dat hij de schade zou melden bij de gemeente Heerlen, waarna hij contact heeft opgenomen met de politie.

Op 22 april 2001 heeft politieambtenaar L. verzoeker opgebeld met het verzoek om met zijn zoon naar het politiebureau te komen in verband met deze aanrijding, waaraan verzoeker en zijn zoon gehoor hebben gegeven. Daar zijn verzoeker en politieambtenaar L. overeengekomen dat als verzoeker de schade met de gemeente zou regelen, hij van de aanrijding alleen een mutatie in X-pol zou opmaken.

5. Volgens de Aanwijzing verkeersongevallen van 28 juni 2000 maakt de politie van een aanrijding een registratieset op wanneer er sprake is van zeer lichte schade of meer dan zeer lichte schade (zie Achtergrond, onder 3.). Van zeer lichte schade is volgens de Aanwijzing verkeersongevallen sprake als het voertuig zonder gevaarzetting zijn weg kan vervolgen. In dit geval heeft verzoekers zoon schade aan een eigendom van de gemeente veroorzaakt en heeft hij daarna in zijn auto zijn weg kunnen vervolgen.

Volgens de Aanwijzing verkeersongevallen had de politieambtenaar in dit geval een registratieset moeten opmaken, doch heeft ervoor gekozen om te bemiddelen dat de schade geregeld zou worden.

6. Een registratieset is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie Achtergrond). Wanneer L. conform de Aanwijzing verkeersongevallen had gehandeld, en een registratieset had opgemaakt, zou de civielrechtelijke afwikkeling buiten de politie zijn omgegaan. Door te besluiten in deze zaak te gaan bemiddelen, was L. genoodzaakt ook bij de civiele afhandeling betrokken te blijven. De bemiddeling hield in dat verzoeker zelf contact zou opnemen met de gemeente en dat zij de schade onderling zouden regelen. Echter, verzoeker en de politie hebben een andere opvatting over het "regelen" van de schade. Volgens de politie staat regelen voor "in orde brengen", in dit geval het voldoen van het gehele schadebedrag. Volgens verzoeker betekent het "het vergoeden van door de gemeente geleden schade aan de gemeente, zonder dat de gemeente hier winst op maakt". Aangezien verzoeker van mening is dat de gemeente hem meer wilde laten betalen dan hij bereid was te betalen, heeft hij de gemeente op 10 mei 2001 slechts dat deel betaald waarvan hij vond dat het gerechtvaardigd was. Hiervan heeft hij de gemeente middels een brief van 10 mei 2001 op de hoogte gesteld. Aangezien hij geen reactie kreeg van de gemeente, ging hij ervan uit dat de kwestie naar tevredenheid was opgelost. Volgens verzoeker is hij de afspraak met de gemeente dan ook nagekomen. De politie is die mening niet toegedaan, omdat verzoeker een deel van het schadebedrag nog niet had betaald.

7. Politieambtenaar L. heeft contact gezocht met de gemeente om na te gaan of de schade was geregeld. Hij kreeg te horen dat verzoeker niet de volledige rekening had voldaan. Ter staving stuurde gemeenteambtenaar Jo. de heer L.. op 16 mei 2001 een fax waaruit dit bleek. Deze fax bevatte ook kopieën van de rekening van de gemeente en verzoekers brief van 10 mei 2001. Uit deze fax volgt dat de politieambtenaar op de hoogte was van de briefwisseling tussen verzoeker en de gemeente. De politieambtenaar kon uit deze informatie afleiden dat verzoeker nog in gesprek was met de gemeente over de hoogte van het schadebedrag en dat de gemeente nog niet had gereageerd op de brief van verzoeker van 10 mei 2001, de brief was immers nog in behandeling bij de afdeling FEZ van de gemeente.

De Nationale ombudsman overweegt dat nu de politieambtenaar ervoor had gekozen om de aanrijding via bemiddeling af te handelen, hij hierbij wel de vereiste zorgvuldigheid had moeten betrachten. Dit betekent dat hij, met de informatie waarover hij op 16 mei 2001 beschikte, had moeten informeren of de gemeente inmiddels had gereageerd op verzoekers brief. Nu dit niet het geval was, had hij betrokkenen in de gelegenheid moeten stellen de zaak onderling tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te brengen. Door op 22 mei 2001 zonder meer over te gaan tot het opmaken van een registratieset, heeft hij beide partijen deze gelegenheid niet gegeven. Dit is niet juist.

8. Dezelfde dag heeft L. verzoeker gebeld om hem mee te delen dat de mutatie werd omgezet in een registratieset, omdat hem was gebleken dat verzoeker niet de gehele rekening van de gemeente had voldaan. Hierbij heeft L. verzoeker tevens meegedeeld dat deze omzetting geen consequenties voor verzoekers zoon zou hebben. De Nationale ombudsman acht het aannemelijk dat verzoeker zich door dit telefoontje overvallen heeft gevoeld. Immers, verzoeker had op dat moment van de gemeente nog niets vernomen in reactie op zijn brief van 10 mei 2001 en hij was in de veronderstelling dat alles in kannen en kruiken was. De Nationale ombudsman acht het daarom eveneens aannemelijk dat dit gesprek op verzoeker is overgekomen als het onder druk zetten om het resterende bedrag alsnog te betalen. Dit blijkt uit het feit dat verzoeker direct na het gesprek het betwiste bedrag heeft overgemaakt op de rekening van de gemeente.

9. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de Nationale ombudsman van oordeel dat L. het bemiddelingstraject had moeten afmaken. Door partijen niet in de gelegenheid te stellen hun correspondentie over de hoogte van het schadebedrag af te maken en midden in dit proces een registratieset op te maken, heeft de mededeling hierover daardoor de (onbedoelde) uitwerking gehad dat verzoeker zich onder druk gezet voelde het resterende bedrag te betalen.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de gedraging van het regionale politiekorps Limburg-Zuid, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Zuid (de burgemeester van Maastricht), is gegrond.

Onderzoek

Op 19 juli 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Heerlen, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Limburg-Zuid. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Zuid (de burgemeester van Maastricht), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag te wijzigen en aan te vullen. De korpsbeheerder berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Betrokken ambtenaar L. deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoekers zoon reed op 11 april 2002 tegen een verkeerspaal van de gemeente Heerlen. Een medewerker van de gemeente die dit had waargenomen, maakte hiervan melding bij het regionale politiekorps Limburg-Zuid, waarna een politieambtenaar, de heer L., op 22 april 2001 telefonisch contact opnam met verzoeker. Verzoeker en zijn zoon zijn toen naar het politiebureau gegaan en spraken met de politieambtenaar af de aanrijding met de gemeente te regelen. De politieambtenaar zou dan een paar dagen later contact met de gemeente opnemen, om na te gaan of verzoeker zich aan de afspraak had gehouden.

Verzoeker belde op 23 april 2001 met de gemeente en sprak af om de rekening direct te betalen. Verzoeker kreeg na enige tijd een rekening van de gemeente die veel hoger was dan wat hij zelf had berekend. Hierop stuurde hij de gemeente een brief waarin hij aangaf het niet eens te zijn met de hoogte van de rekening en maakte hij alvast een bedrag over aan de gemeente, gebaseerd op zijn eigen berekeningen. In de tussentijd nam de politieambtenaar contact op met de gemeente en vernam hij dat verzoeker niet het gehele bedrag had betaald. De politieambtenaar nam naar aanleiding van deze informatie contact op met zijn collega Z., het aanspreekpunt verkeer bij de politie. Deze adviseerde hem de van het voorval opgemaakte mutatie in X-pol, een politieregistratiesysteem, om te zetten in een registratieset. De politieambtenaar heeft verzoeker daarna op 22 mei 2001 telefonisch op de hoogte gesteld van zijn voornemen de mutatie om te zetten in een registratieset. Verzoeker voelde zich door dit gesprek onder druk gezet om het resterende bedrag aan de gemeente over te maken en diende een klacht in bij de politie.

2. In zijn klachtbrief van 24 september 2001 aan de korpsbeheerder schreef hij onder meer:

"Hierbij wil ik mij beklagen over de reactie en de afhandeling van de aanrijding van mijn zoon aan de W-weg.

Bij die aanrijding is iemand van de politie aanwezig geweest (zijn naam is bij de heer L. bekend). Deze persoon heeft mijn zoon daar in een ontredderde situatie achtergelaten. Ook heeft deze persoon niets ondernomen om de ontstane gevaarlijke verkeerssituatie op te lossen, hij is gewoon zonder hulp in te roepen en tegen beter weten in naar huis gegaan. Gelukkig dat mijn zoon mij belde waardoor ik hem gerust kon stellen. Ik informeerde direct naar de situatie en vroeg hem of er gewonden waren en informeerde naar de situatie. Hij vertelde dat de verkeerspaal helemaal over de weg stak en het verkeer hinderde. Ik vroeg hem of hij die paal van de weg zou kunnen halen en wanneer dat lukte dat hij dan maar naar huis zou rijden. Zelf ben ik direct naar de plaats des onheils gereden. Mijn zoon was al weg en ik kon constateren dat hij de gevaarlijke verkeerssituatie heeft kunnen verhelpen.

Ik vind het onverantwoord dat iemand, en zeker iemand van de politie, zomaar vertrekt zonder ook maar een vinger uit te steken. Er hadden door die overstekende verkeerspaal nog meer ongelukken kunnen gebeuren. Bij deze dien ik een klacht in tegen bovengenoemde politie medewerker.

Ook wil ik mij beklagen over de afhandeling van de kwestie door de heer L.

De heer L. belde mij op waarna ik direct en zonder eerst te eten met mijn zoon op een zondagmorgen naar hem ben toegegaan. De heer L. stelde voor om de schade alsnog bij de gemeente Heerlen te melden. Natuurlijk doe ik dat en zei tegen de heer L. 'morgenvroeg direct'.

Wij spraken verder af dat de heer L. de woensdag daarop zou informeren bij de gemeente Heerlen of wij ons gemeld hadden. Bij een positief antwoord zou de heer L. het bij een mutatie houden en was voor hem de zaak verder afgedaan.

De dag daarop heb ik direct de gemeente gebeld inzake de schade en met de gemeente afgesproken dat deze mij diezelfde dag het schadebedrag zou faxen, ik zou dan ook nog op diezelfde avond het bedrag aan de gemeente overmaken. Ik heb deze afspraak met de gemeente gemaakt omdat ik aan de heer L. wenste te tonen van goede wil te zijn en dat de heer L. zou kunnen waarnemen op die woensdag dat ik meer was nagekomen dan wij met hem hebben afgesproken. Dan zou de zaak voor de politie zijn afgehandeld.

Ik ben er zeker van conform de afspraken met de politie te hebben gehandeld en mocht er op rekenen dat het bij die mutatie zou blijven.

Dit bleek niet waar te zijn. De heer L. belde mijn na enkele weken op en dat hij de mutatie moest omzetten naar een registratie. De gemeente had hem verteld dat ik niet betaalde en stuurde onbeantwoorde post aan hem toe. Ik deelde de heer L. mee dat dat niet volgens afspraak is waarop de heer L. mij probeerde uit te leggen dat die omzetting geen verschil uitmaakte. Dat kon mij niet overtuigen omdat ik van mening ben, als het toch niets uitmaakt waarom moet dat dan.

Hierbij beklaag ik mij dat de politie glasharde afspraken met mij maakt, en nadat ik mijn aandeel van de afspraak ben nagekomen de politie deze afspraak gewoon naast zich neer legt. Dit vind ik uitermate onbetrouwbaar hetgeen je zeker niet van de politie zou verwachten.

De gemeente was haar afspraak ook niet nagekomen om mij het schadebedrag te faxen Ik ben toen zelf op onderzoek uitgegaan om het schadebedrag te achterhalen. Dat is mij gelukt. Kort daarna, nog voordat ik het schadebedrag kon overmaken, ontving ik van de gemeente de rekening. Deze rekening was ongeveer 50% hoger dan ik calculeerde. Ik stelde bij de gemeente hierover vragen maar men kon daar geen antwoord opgeven en zou mij nog terugbellen hierover. Ik heb toen alvast een bedrag overgemaakt voor de schade en tegelijkertijd een brief hierover aan de gemeente verzonden met mijn motivatie. Ik vond het een opgeklopte rekening zoals het in verzekeringskwesties wel vaker voorkomt en wenste daar niet zomaar zonder slag of stoot aan mee te werken. Op deze brief ontving ik van de gemeente Heerlen geen enkele reactie en ging er naar mijn mening, terecht, van uit dat de kwestie was opgelost en de gemeente mijn voorstel accepteerde. Niet dus, de gemeente heeft de heer L. voor het karretje gespannen om zo het resterende bedrag ook nog te kunnen incasseren. Ik kan U zeggen deze incassomethode heeft gewerkt, ik heb dan ook prompt het laatste deel overgemaakt. Bij andere gemeenten schakelt men in het uiterste geval een deurwaarder in en niet de politie.

Ik had nooit verwacht dat de politie mijn post aan de gemeente Heerlen zou beantwoorden, je verwacht hooguit antwoord van de geadresseerde. Ik weet niet of er tussen u en de gemeente Heerlen een samenwerkingsverband bestaat inzake incasso's, ik weet alleen dat je dat niet van de politie verwacht. In mijn beleving heeft de politie in dit geval dienst gedaan als incassobureau waarvoor ik mij hierbij dan ook beklaag.

Daarbij vind ik het onjuist dat er een registratie in uw register heeft plaatsgevonden omdat er een dispuut bestaat over een nota tussen de gemeente Heerlen en mij. Ook hiervoor beklaag ik mij."

3. Naar aanleiding van deze klacht legde politieambtenaar L. een verklaring af. In deze verklaring van 9 november 2001 staat onder meer het volgende:

"Op woensdag 11 april in de ochtend was ik belast met de bureaudienst aan het bureau Heerlen-Noord. Ik werd daar toen aangesproken door een ambtenaar van de parkeerpolitie van de gemeente Heerlen, genaamd W. Hij vertelde mij dat hij de dag ervoor in zijn vrije tijd over de W-weg had gereden en had gezien dat daar een personenauto tegen een verkeerspaal was aangereden. Hij had gezien dat de bestuurder van deze auto was weggereden van de plaats van het ongeval. Hij vertelde dat hij het kenteken, XX-00-YY, had genoteerd. De paal was beschadigd en eigendom van de gemeente Heerlen. Als ambtenaar van deze gemeente gaf W. te kennen thans aangifte te willen doen. Ik heb hierna een en ander genoteerd en de zaak in behandeling genomen.

Ik heb vervolgens de tenaamstelling van het kenteken opgevraagd. Het bleek mij dat dit kenteken op naam stond van (verzoekers zoon; N.o) (…). Ik heb vervolgens meerdere malen telefonisch contact opgenomen met de tenaamgestelde. Ik kreeg echter geen gehoor.

Daarna heb ik op zondag 15 april weer telefonisch contact met de tenaamgestelde opgenomen. Ik kreeg toen de tenaamgestelde of zijn vader aan de lijn. Dit weet ik niet meer precies. Ik heb hen toen verzocht voor 16:00 uur naar het bureau te komen om de aanrijding af te handelen. Een tijdje later verschenen zowel (verzoekers zoon; N.o.) alsmede (verzoeker; N.o.) aan het bureau. We hebben toen gesproken over de aanrijding. De zoon gaf toe als bestuurder van zijn auto tegen een verkeerspaal op de W-weg te Heerlen gereden te zijn. Zowel vader als zoon gaven aan de schade te willen regelen met de gemeente. Hierop koos ik ervoor om te bemiddelen in de schadeafhandeling en af te zien van het opmaken van een proces-verbaal voor de Wegenverkeerswet. Ik sprak met hen af dat zij de schade aan de gemeente Heerlen zouden melden en het schadebedrag zouden betalen. Daarmee zou de zaak dan zijn afgedaan. Wanneer dat gebeurd zou zijn zou de zaak middels een mutatie zou worden afgedaan. Afgesproken werd dat ik bij de gemeente zou informeren of de zaak was afgedaan. Beiden stemden hier mee in en verlieten het bureau. Aan het einde van het gesprek gaf (verzoeker; N.o.) te kennen dat hij tevreden was met de gang van zaken en dat hij zijn verloren vertrouwen in de politie hersteld zag.

De maandag daarna heb ik met de gemeente gebeld en de heer Jo. de genoemde afspraak medegedeeld. De gemeente kon zich als benadeelde partij vinden in de wijze van afhandeling.

Enige tijd later heb ik, volgens de eerder gemaakte afspraak, contact opgenomen met de gemeente om na te gaan of de zaak geregeld was, zodat ik de zaak kon afboeken. Ik kreeg toen van de heer Jo. te horen dat (verzoeker; N.o.) weliswaar de schade had gemeld, doch slechts een deel van het schadebedrag had betaald. De zaak was dus nog niet afgehandeld. Daar het hier een civiel geschil tussen de beide partijen betrof, heb ik in overleg met het aanspreekpunt verkeer van de basiseenheid Heerlen-Noord een registratieset van de aanrijding ten behoeve van de verzekeringsmaatschappijen opgemaakt. Hiervan heb ik (verzoeker; N.o.) telefonisch in kennis gesteld. Hierbij heb ik hem uitgelegd waarom ik dit heb gedaan. Hij gaf te kennen het hier niet mee eens te zijn. Hij was bang dat zijn zoon nu problemen zou krijgen omdat hij in het systeem van de politie stond. Ik heb hem toen nogmaals uitgelegd waarom ik een registratieset had opgemaakt. Hij kon zich hier echter niet in vinden.

Ook de gemeente heb ik op de hoogte gesteld van het opmaken van een registratieset in deze zaak. Enkele weken later werd ik door de heer Bu. van de gemeente Heerlen gebeld dat de schade was geregeld. Hij vroeg mij om contact op te nemen met (verzoeker; N.o.), daar deze te kennen had gegeven hierop prijs te stellen. Ik kreeg echter geen gehoor. Hierop heb ik de zaak als afgehandeld afgeboekt in het bedrijfsprocessensysteem.

Nadat ik van vakantie was teruggekomen vernam ik dat (verzoeker; N.o.) een klacht had ingediend tegen de gemeente Heerlen. Hiervan stuurde hij mij zelf een afschrift. Een tijdje later hoorde ik dat (verzoeker; N.o.) een klacht tegen mijn wijze van afhandeling van de aanrijding had ingediend.

Ik heb daarna de zaak meerdere malen overdacht. Ik heb bewust gekozen voor een bemiddeling in de schade, omdat dit volgens mij gezien de schade, de beste oplossing voor beide partijen was. Het feit dat (verzoeker; N.o.) mij ervan beticht dat ik de afspraak niet na zou zijn gekomen betreur ik erg. Ik heb hem de weg die ik zou volgen als de afspraak niet na zou worden gekomen duidelijk uitgelegd en heb ook niet anders gehandeld. Als (verzoeker; N.o.) stelt dat hij door mijn optreden zich gedwongen voelde het kennelijk betwiste, resterende schadebedrag te betalen, bevreemdt mij dat ten zeerste. Ik heb nimmer gezegd dat hij dat geld moest betalen. Toen mij bleek dat de zaak niet in den minne was geschikt en er kennelijk een meningsverschil tussen de gemeente en (verzoeker; N.o.) was ontstaan heb ik, zoals ik (verzoeker; N.o.) in het gesprek eerder had uitgelegd een registratieset opgemaakt. Dit was slechts een formaliteit. Ik vind het vreemd dat (verzoeker; N.o.) dit als dwangmiddel heeft opgevat."

4. Ook politieambtenaar Z. legde een verklaring af. Op 12 december 2001 verklaarde hij onder meer:

"Vanuit mijn functie als Aanspreekpunt Verkeer ben ik op grond van de door de Procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie opgestelde Blikschaderegeling aangewezen om sturing te geven aan de afhandeling van aanrijdingen in het algemeen.

Naar aanleiding van de aanrijding, X-pol nummer (…) kan ik het volgende mededelen:

Collega L., surveillant van politie, deelde mij mede dat hij een aanrijding in behandeling had waarbij een personenauto tegen een verkeerspaaltje was gereden, waarbij de paal beschadigd was. Deze paal was eigendom van de gemeente Heerlen. De schade was relatief gering. Gelet op de omstandigheden waaronder de aanrijding had plaatsgevonden en de werkdruk was zijn vraag of het mogelijk was of de bestuurder van de auto de schade rechtstreeks kon afhandelen met de benadeelde, zijnde de gemeente Heerlen.

Ik heb hem medegedeeld dat dit mogelijk was en dat alsdan kon worden volstaan met het vastleggen van de aanrijding middels een mutatie. Mocht echter een probleem ontstaan met de afhandeling hiervan, hij toch de aanrijding (zijn bevindingen) moest vastleggen middels een politieregistratieset. De reden hiervoor is dat verzekeringsmaatschappijen frequent om informatie verzoeken en wij geen informatie mogen verstrekken uit ons politieregistratiesysteem in het kader van de privacywetgeving en indien een politie-registratieset is opgemaakt deze gestuurd worden naar de daarvoor bestemde instanties waar de verzekeringsmaatschappijen om informatie kunnen verzoeken in het kader van de civielrechtelijke afhandeling.

Enige tijd later deelde L. mij mede dat er een probleem was met betrekking tot de afhandeling tussen de gemeente Heerlen en de bestuurder van de betreffende auto. Hierop gaf ik L. de opdracht om zijn bevindingen vast te leggen middels een politieregistratieset in verband met de civielrechtelijke afhandeling van deze aanrijding zodat beide partijen hierop konden terugvallen bij de afhandeling van de schade."

5. De korpsbeheerder liet verzoeker in reactie van 17 mei 2002 op de klacht weten dat hij de klacht had voorgelegd aan de Commissie voor politieklachten (verder: adviescommissie) en dat hij de overwegingen van de adviescommissie heeft overgenomen. Hij verwees daarvoor naar het advies dat de commissie hem had gegeven, waarvan een kopie was bijgevoegd.

"Op 24 september 2001 werd door u een klacht ingediend tegen een politieambtenaar te Heerlen i.v.m. de afhandeling van een aanrijding d.d. 11 april 2001 te Heerlen.

Aangezien een informele behandeling van uw klacht niet mogelijk is gebleken, heb ik gelet op het bepaalde in de 'Klachtenregeling Politie Limburg Zuid', uw klacht voorgelegd aan de commissie voor politieklachten.

Deze commissie kan een uitspraak doen dat de gedraging, voor zover zij heeft plaatsgevonden, al dan niet behoorlijk is geweest.

Een kopie van het advies van de commissie van 29 april 2002, waarnaar ik u kortheidshalve verwijs, voeg ik hierbij.

Ik heb besloten de overwegingen van de commissie over te nemen."

6. Alvorens de adviescommissie tot een oordeel kwam over de klacht, stelde zij verzoeker bij brief van 31 januari 2002 in de gelegenheid te reageren op de hem toegezonden stukken. Verzoeker maakte van deze gelegenheid gebruik en schreef onder meer het volgende:

"Volgens de heer L. heeft hij, toen wij (verzoeker en zijn zoon; N.o.) bij hem aan het bureau zaten, gezegd dat wij de schade zouden melden en het schadebedrag zouden betalen. Van dat laatste weten mijn zoon en ik niets. Volgens mij is dit ook geen kwestie omdat de heer L. in hetzelfde proces-verbaal (van 9 november 2001; N.o.) in de laatste alinea verklaart, citaat: 'bevreemdt mij dat ten zeerste. Ik heb nimmer gezegd dat hij geld moest betalen'.

(…)

De heer L. zegt in de laatste alinea van het proces-verbaal:

Citaat: 'Toen mij bleek dat de zaak niet in den minne was geschikt en er kennelijk een meningsverschil tussen de gemeente en (verzoeker; N.o.) was ontstaan, heb ik, zoals ik (verzoeker; N.o.) in het gesprek eerder had uitgelegd een registratieset opgemaakt. Dat was slechts een formaliteit. Ik vind het vreemd dat (verzoeker; N.o.) dit als dwangmiddel heeft opgevat.'

Dat is inderdaad vreemd, een registratieset is ook niet als dwangmiddel gebruikt, zo heb ik dat ook niet opgevat. Er is meegedeeld door de heer L. dat die nu zou worden aangemaakt.

De heer L. heeft mij op een andere wijze onder druk gezet om het betwiste bedrag te betalen. De heer wees mij op grote gevolgen welke het zou hebben wanneer ik niet zou betalen. Hopelijk kunt u zich voorstellen hoe ik mij voelde. Ik ben van de waarschuwing zo geschrokken dat ik onmiddellijk alles in de steek heb gelaten en naar huis ben gereden om via telebankieren het betwiste bedrag aan de gemeente Heerlen over te maken. Vooral ook omdat de heer L. heel resoluut was, zag ik hem in gedachten al met een politieauto voorrijden om mij in de boeien te slaan."

7. Het advies van de adviescommissie van luidt vervolgens onder meer als volgt:

"Kort samengevat betreft de klacht van de heer M. (hierna klager) het volgende.

Op 11 april 2001 heeft zijn zoon een aanrijding gehad op de W-weg te Heerlen. Bij die aanrijding was volgens hem iemand van de politie aanwezig geweest die echter zijn zoon op de plaats van de aanrijding in een ontredderde situatie had achtergelaten. Ook aan de door die aanrijding ontstane gevaarlijke verkeerssituatie had die persoon niets gedaan. Klager vindt het onverantwoord dat iemand, en zeker iemand van de politie, zomaar vertrekt, zonder ook maar een vinger uit te steken. Er hadden volgens klager, door het feit dat die omvergereden verkeerspaal helemaal over de weg stak, nog meer ongelukken kunnen gebeuren. Met de politieambtenaar die met de afhandeling van deze aanrijding was belast, had klager afgesproken dat hij bij de gemeente Heerlen zou informeren of klager zich aldaar gemeld had i.v.m. de afwikkeling van de veroorzaakte schade ten gevolge van bedoelde aanrijding. Bij een positief antwoord van de gemeente zou de betrokken politieambtenaar het bij een mutatie houden en was deze zaak voor hem (betrokken politieambtenaar) verder afgedaan. De dag na het gesprek met de betrokken politieambtenaar had klager met de gemeente Heerlen contact opgenomen en daarmee afgesproken dat de gemeente aan klager het bedrag van de schade per fax zou mededelen. Klager zou daarop diezelfde avond nog het bedrag aan de gemeente overmaken. Na enkele weken had de betrokken politieambtenaar klager gebeld en hem daarbij medegedeeld dat hij de mutatie m.b.t. bedoelde aanrijding moest omzetten in een registratieformulier. De reden hiervoor was dat de gemeente aan hem (politieambtenaar) had medegedeeld dat klager de schade niet betaalde. Toen klager aan de betrokken politieambtenaar had medegedeeld dat dit niet overeenkomstig de met hem gemaakte afspraak was, had de betrokken politieambtenaar hem getracht uit te leggen dat die omzetting van een mutatie naar een registratie geen verschil uit maakte. Omdat de gemeente haar afspraak niet was nagekomen om aan hem (klager) het schadebedrag te faxen had hij zelf een schadeberekening gemaakt. Voordat hij dit zelf berekende schadebedrag aan de gemeente had overgemaakt, ontving hij echter de rekening van de gemeente. Deze rekening was ongeveer 50% hoger dan hetgeen hij zelf had berekend. De door hem over deze rekening gestelde vragen kon de gemeente niet beantwoorden. Men zou hem terugbellen.

Klager had toen alvast een bedrag overgemaakt en tevens een brief aan de gemeente verzonden met zijn motivatie voor bedoelde, naar zijn mening, te hoge berekening van de schade. Hij heeft de indruk dat de politie in dit geval dienst heeft gedaan als incassobureau voor de gemeente Heerlen. Klager vindt het onjuist dat er een registratie plaatsvindt in de politieadministratie omdat er een verschil van mening bestaat over de hoogte van de schade veroorzaakt door bedoelde aanrijding.

Uit het aan hem ter kennisneming toegezonden klachtdossier meent klager te kunnen opmaken dat er bepaalde stukken achteraf zijn geproduceerd door de betrokken politieambtenaar. Verder wordt door klager gewezen op een aantal onjuistheden die voorkomen in de diverse rapportages en met name op het feit dat de betrokken politieambtenaar zich niet gehouden heeft aan de met hem gemaakte afspraak. Naar de mening van klager wordt er een misdrijf gecreëerd door ambtenaar W., van een feit dat niet heeft plaatsgevonden, namelijk een aanrijding met doorrijding. Hij heeft van dit laatste feit een aangifte willen doen maar die werd niet opgenomen. Volgens klager heeft de betrokken politieambtenaar hem op een of andere wijze onder druk gezet om het door hem betwiste schadebedrag te betalen. Hij wijst er ook op dat zijn zoon niet bij het gesprek met de klachtbehandelaar is geweest. Dit laatste wordt door de plaatsvervangend districtschef gesteld in zijn rapportage.

Door de betrokken politieambtenaar L. wordt onder meer gesteld dat hij op woensdag 11 april 2001, tijdens zijn bureaudienst werd aangesproken door een ambtenaar van de parkeerpolitie van de gemeente Heerlen. Ambtenaar W. had hem medegedeeld dat hij gezien had dat op de W-weg te Heerlen een personenauto tegen een verkeerspaal was gereden. Hij had gezien dat de bestuurder van deze personenauto was weggereden van de plaats van het ongeval. Hij had het kenteken van bedoelde auto genoteerd. Omdat deze verkeerspaal beschadigd was wenste hij als ambtenaar van de gemeente Heerlen aangifte te doen tegen de bestuurder van bedoelde auto. Vervolgens had hij (betrokken politieambtenaar), nadat hij de tenaamstelling van bedoeld kenteken had opgevraagd, contact opgenomen met klager. Nadat klager en diens zoon zich op zijn verzoek aan het politiebureau hadden vervoegd, had hij de onderhavige aanrijding met hen besproken. Door de zoon werd toegegeven dat hij tegen bedoelde verkeerspaal was gereden. Klager en zijn zoon hadden aangegeven dat zij de schade met de gemeente Heerlen wilden regelen. Hij (betrokken politieambtenaar) had daarop ervoor gekozen om te bemiddelen en af te zien van het opmaken van een proces-verbaal ingevolge de Wegenverkeerswet. Met klager en diens zoon werd afgesproken dat zij de schade zouden melden aan de gemeente Heerlen en het schadebedrag zouden betalen. Indien zij dit zouden doen dan zou de zaak voor hem (betrokken politieambtenaar) afgedaan zijn en zou hij een en ander bij mutatie in het bedrijfsprocessensysteem vastleggen. De gemeente Heerlen kon zich als benadeelde partij vinden in voormelde afspraak met klager. Enige tijd later had hij met de gemeente contact opgenomen om te informeren of de zaak geregeld was. Dit bleek echter niet zo te zijn. Klager had de schade weliswaar gemeld, doch slechts een deel van de schade betaalt. Hij, betrokken politieambtenaar, had vervolgens hieromtrent overleg gepleegd met zijn collega Z. (zgn. aanspreekpunt verkeer). Daar het een civiel geschil tussen de gemeente Heerlen en klager betrof, had deze hem geadviseerd om ten behoeve van de verzekeringsmaatschappijen alsnog een registratieset op te maken. Klager had hij telefonisch uitgelegd waarom hij dit gedaan had. Klager had hem daarbij te kennen gegeven dat hij het daarmee niet eens was omdat hij dan in het systeem van de politie stond. Ook de gemeente Heerlen had hij in kennis gesteld van het feit dat hij een registratieset zou opmaken. Enkele weken nadien was hij door een ambtenaar van de gemeente Heerlen gebeld met de mededeling dat de schade door klager betaald was.

Deze ambtenaar had hem daarbij gevraagd om met klager contact op te nemen omdat die te kennen had gegeven daar prijs op te stellen. Hij had klager echter niet telefonisch kunnen bereiken op dat moment. Vervolgens had hij deze zaak als afgehandeld afgeboekt in het bedrijfsprocessensysteem.

Door bedoeld aanspreekpunt verkeer, de politieambtenaar Z., wordt onder meer gesteld dat hij aan de betrokken politieambtenaar L. opdracht gegeven had om zijn bevindingen m.b.t. de onderhavige aanrijding vast te leggen in een zgn. politieregistratieset.

Door de inspecteur d.H. wordt onder meer gesteld dat hij getracht had om aan klager duidelijk te maken dat de heer W. werkzaam is bij de gemeente Heerlen en niet bij de politieregio Limburg-Zuid. Naar zijn mening was er geen sprake van het niet willen opnemen van een aangifte of het niet willen instellen van een onderzoek tegen de heer W. Hij wijst erop dat er volgens hem geen strafbaar feit gepleegd werd door de heer W.

De plaatsvervangend districtschef is onder meer van mening dat er een afspraak bestond tussen klager en de betrokken politieambtenaar om geen registratieset op te maken. Naar zijn mening was die afspraak gelet op de feiten en de omstandigheden van dat moment legitiem. Gelet op de nieuwe feiten en omstandigheden werd door de betrokken politieambtenaar echter alsnog een registratieset opgemaakt. De betrokken politieambtenaar zou er volgens hem klantvriendelijker aan gedaan hebben om op dat moment klager te informeren. Terecht wordt door klager volgens hem gewezen op het feit dat zijn zoon niet bij het gesprek met de klachtbehandelaar aanwezig is geweest. Hij wijst er nog op dat er door de betrokken politieambtenaar geen incassowerkzaamheden zijn verricht zoals door klager wordt verondersteld. Vanuit de functionele relaties die er bestaan tussen de politie en de wegbeheerders behoort naar de mening van de districtschef ook een bemiddeling in geschillen, zoals in de onderhavige schadeafwikkeling.

De korpschef is van mening dat de betrokken politieambtenaar de aangifte van doorrijding na aanrijding correct heeft afgehandeld. Hij koos, in goed vertrouwen, voor bemiddeling. Het verdere verloop wordt bepaald door klager, namelijk het niet volledig betalen van de schade. Volgens de korpschef is er sprake van terecht optreden.

De commissie stelt de volgende klachtonderdelen vast

Iemand van de politie is bij de aanrijding ter plaatse geweest en heeft zijn zoon in een ontredderde situatie achtergelaten

De wijze waarop de betrokken politieambtenaar de aanrijding heeft afgehandeld.

Het feit dat er een registratie in het bedrijfsprocessensysteem heeft plaatsgevonden.

De politieambtenaar te Hoensbroek weigert een onderzoek in te stellen of een aangifte op te nemen tegen de heer W.

De leidinggevende, de inspecteur d.H., weigert een onderzoek in te stellen of een aangifte op te nemen tegen de heer W.

Overigens meent de commissie de door klager gemaakte opmerkingen onder meer over een aantal onjuistheden in de redactie van rapportages in het klachtdossier buiten beschouwing te kunnen/moeten laten omdat die naar haar mening niet relevant zijn in dezen.

Gelet op het vorenstaande overweegt de commissie het volgende;

De commissie heeft vastgesteld dat de door klager bedoelde ambtenaar W. in dienst is bij de gemeente Heerlen en niet bij de politieregio Limburg-Zuid. De klachtenregeling van de politieregio Limburg-Zuid is derhalve niet van toepassing in dezen. Klager dient zich voor het optreden van deze ambtenaar dan ook te wenden tot de gemeente Heerlen. Dit klachtonderdeel acht de commissie derhalve niet ontvankelijk.

Alhoewel het mogelijk om een strafbaar feit kon handelen, heeft de betrokken politieambtenaar ervoor gekozen om in dezen te bemiddelen tussen de partijen. De commissie is niet gebleken dat de gemeenteambtenaar daadwerkelijk aangifte van het doorrijden na een aanrijding heeft willen doen. Door de betrokken politieambtenaar is dan ook geen aangifte (proces-verbaal) ter zake van doorrijden na aanrijding opgemaakt in dezen. Alhoewel de redactie van het door de betrokken politieambtenaar in eerste aanleg opgemaakte mutatierapport niet met de vereiste zorgvuldigheid is opgemaakt, is de commissie van mening dat bedoelde onjuistheden, zoals hiervoor reeds opgemerkt, niet relevant zijn m.b.t. onderhavige klacht. Volgens de commissie heeft de betrokken politieambtenaar veel begrip getoond voor de positie waarin klager en zijn zoon zich bevonden. Zijn optreden in dezen acht de commissie dan ook behoorlijk. In dit verband meent de commissie nog te kunnen verwijzen naar het schrijven van klager gericht aan de burgemeester van Heerlen. Door hem wordt daarin gesteld dat de betrokken politieambtenaar een verstandig mens is die problemen goed inschat en aanpakt.

Nadat de betrokken politieambtenaar gebleken was dat de schadeafwikkeling tussen de gemeente Heerlen en klager (nog) niet naar tevredenheid van beide partijen was opgelost heeft hij, na overleg met het aanspreekpunt verkeer, alsnog besloten een registratieset op te maken. De betrokken politieambtenaar kon er derhalve redelijkerwijze van uit gaan dat het door de gemeente Heerlen vastgestelde schadebedrag tot een civiele procedure zou leiden. Het gevolg hiervan zou zijn dat de betrokken verzekeringsmaatschappijen bij de politie om inlichtingen zouden vragen. Een afschrift van de op te maken registratie(set) wordt in alle gevallen ook gezonden naar de Algemene Bond voor Verzekeraars (lees: de Stichting Processen Verbaal; N.o.) (belanghebbenden) kunnen bij die instantie terecht voor inlichtingen over aanrijdingen. De betrokken politieambtenaar heeft derhalve gehandeld conform de richtlijnen als bedoeld in de zgn. 'blikschaderegeling'. Indien hij zou hebben volstaan met het opmaken van een mutatierapport was die mogelijkheid niet aanwezig geweest. Van mutatierapporten worden immers in principe geen afschriften/inlichtingen verstrekt. Door het opmaken van een registratieset is klager naar de mening van de commissie dan ook niet benadeeld, integendeel. Zowel bij het opmaken van een mutatierapport alsook bij het opmaken van een registratieset worden de gegevens vastgelegd in het bedrijfsprocessensysteem. Bovendien wijst de commissie er nog op dat klager zelf debet is geweest aan het feit dat de betrokken politieambtenaar als het ware verplicht werd om alsnog een registratieset op te maken. Indien klager de volledige schade aan de gemeente Heerlen betaald had was dit immers niet meer nodig geweest. Het optreden van de betrokken politie ambtenaar acht de commissie dan ook niet onbehoorlijk.

Zoals hiervoor reeds is gesteld is er door de ambtenaar W. van de gemeente Heerlen (formeel) geen aangifte gedaan tegen klager/zoon van klager inzake het doorrijden na aanrijding. Er was voor de politie derhalve geen reden om een aangifte tegen bedoelde ambtenaar W. op te nemen. Bedoeld (niet) optreden van de politie acht de commissie dan ook niet onbehoorlijk.

Ook voor de door klager bedoelde leidinggevende inspecteur d.H. was er gelet op het vorenstaande geen reden om alsnog tot het instellen van een onderzoek en/of het opnemen van een aangifte over te gaan. Ook bedoeld (niet) optreden van deze politieambtenaar acht de commissie derhalve niet onbehoorlijk."

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Zuid

1. Bij de opening van het onderzoek op 16 augustus 2002 stelde de Nationale ombudsman de korpsbeheerder de volgende vragen:

1. Wat was de precieze afspraak die de betrokken politieambtenaar op zondag 15 april 2001 met verzoeker heeft gemaakt ten aanzien van het melden van de schade bij de gemeente? Indien dit schriftelijk is vastgelegd, ontvang ik hiervan graag een kopie.

2. Wat heeft de betrokken ambtenaar met de ambtenaar van de gemeente Heerlen op 16 mei 2001 telefonisch besproken ten aanzien van de melding van de schade door verzoeker?

3. Wat was de reden dat de mutatie moest worden omgezet in een registratieset?

4. Wie heeft deze beslissing genomen en wat is zijn/haar functie?

5. Wat heeft de betrokken ambtenaar op 22 mei 2001 in zijn telefoongesprek met verzoeker besproken?

2. In zijn reactie van 24 september 2002 op de klacht en in antwoord op de gestelde vragen deelde korpsbeheerder onder meer het volgende mee:

"De klacht van (verzoeker; N.o.) is behandeld conform de 'Klachtenregeling Politie Limburg-Zuid'. Op uitdrukkelijk verzoek van (verzoeker; N.o.) heeft dit geleid tot een formele behandeling. Het door de commissie voor de politieklachten ingestelde onderzoek heeft geleid tot een vijftal overwegingen, welke ik heb overgenomen. Ik verwijs u daarvoor naar het verslag van de commissie.

Voor de beantwoording van de in uw brief opgenomen vragen verwijs ik u naar de bijgevoegde rapportage, d.d. 11 september 2002, van de plv. districtschef te Heerlen. Ik conformeer mij aan de daarin gegeven antwoorden. Over de in vraag 2 van uw brief genoemde datum van 16 mei 2001, merk ik op dat deze datum kennelijk is afgeleid van het - bij de door u aan mij toegezonden stukken gevoegde - faxbericht van de heer J. van de gemeente Heerlen aan de heer L. van de politie Heerlen-Noord. Uit dit faxbericht - dat kennelijk niet meer in het bezit is van de politie - kan ik niet afleiden dat het betreffende gesprek inderdaad op 16 mei 2001 heeft plaats gehad.

(…)

Met betrekking tot uw vraag of ik de klacht gegrond acht, persisteer ik bij de door mij overgenomen overwegingen van de commissie voor de politieklachten. Ik acht de klacht derhalve niet gegrond."

3. Bij de reactie van de korpsbeheerder was de brief van de plaatsvervangend districtschef gevoegd, waarnaar de korpsbeheerder heeft verwezen. In deze brief van 11 september 2002 staat onder meer het volgende:

"Door de hoofdinspecteur B., beleidsmedewerker in het district Heerlen, werd op verzoek van de districtschef een onderzoek ingesteld.

Op 11 september 2002 hoorde hij de betrokken verbalisant L. naar aanleiding van de vijf gestelde vragen van de Nationale ombudsman, waarbij het volgende wordt gesteld.

Verbalisant L. heeft twijfels omtrent de exacte data die genoemd worden in de verschillende rapportages en andere bijlagen. Hij stelt dat hij niet altijd aantekeningen maakt van de wel duizenden publiekscontacten die hij jaarlijks heeft. Ook het feit dat deze casus al ruim een jaar geleden plaatsvond veroorzaakt twijfels omtrent de gestelde data. Samen met de hoofdinspecteur B. heeft L. zijn dienstroosters uit de bewuste perioden geverifieerd en getracht de data zo exact mogelijk te benoemen. De volgende punten werden besproken:

Op zondag 15 april 2001 sprak de verbalisant met vader en zoon M. naar aanleiding van de aanrijding op 11 april 2001. Beiden stemden in met de afspraak dat ze de schade zouden melden bij de gemeente Heerlen en onderling zouden regelen met de gemeente. Verder werd afgesproken dat de verbalisant bij de gemeente zou informeren of deze afspraak was nagekomen. Enige dagen later - de exacte datum valt niet meer vast te stellen - heeft de verbalisant de heer Jo. van de gemeente Heerlen in kennis gesteld van deze aanrijding en deze medegedeeld dat (verzoeker; N.o.) met de gemeente contact zou opnemen voor afhandeling van de schade. Deze afspraak werd niet schriftelijk met betrokkenen vastgelegd, omdat dit niet gebruikelijk is. Wel heeft verbalisant dit vastgelegd in het bedrijfsprocessensysteem X-POL onder nummer (…).

Het is de verbalisant niet bekend waar de datum 16 mei 2001 vandaan komt, als zijnde de dag waarop hij de gemeenteambtenaar in kennis stelde omtrent de aanrijding. Uit de stukken blijkt nergens dat deze datum genoemd werd. Aan de hand van de geconsulteerde dienstroosters veronderstelt de verbalisant dat hij op woensdag 25 april 2001 voor het eerst met de heer Jo. contact had. Dit was namelijk zijn eerste dagdienst na het gesprek met vader en zoon M. op 15 april 2001. Tijdens dit gesprek heeft de verbalisant de heer Jo. gemeld dat (verzoekers zoon; N.o.) tijdens een aanrijding schade had veroorzaakt aan gemeentelijk eigendom en dat (verzoeker; N.o.) contact zou opnemen met de gemeente teneinde de schade te regelen.

De mutatie werd omgezet in een registratieset, nadat vastgesteld werd dat de gemeente het niet eens was met slechts een gedeeltelijke betaling van de schade door (verzoeker; N.o.). Hierdoor ontstond een civiel geschil tussen de gemeente Heerlen en (verzoeker; N.o.). Omdat in zulke gevallen de verzekeringspartijen betrokken worden die hun gegevens verkrijgen via de Algemene Bond van Verzekeraars (lees: de Stichting Processen Verbaal; N.o.), besloot de verbalisant een zogenaamde registratieset op te maken. Een afschrift hiervan wordt gezonden aan de ABVV. Deze handelswijze werd in het belang van alle partijen geacht.

De beslissing tot het opmaken van een registratieset werd genomen door de verbalisant L., die hiertoe bevoegd is en welke beslissing voort vloeit uit zijn taak/ functie. De zogenaamde blikschaderegeling voorziet in deze procedure. Wel won de verbalisant advies in bij het aanspreekpunt verkeer, de brigadier Z., die deskundig is op het gebied van verkeersaangelegenheden. Gesteund door het advies van het aanspreekpunt stelde de verbalisant de registratieset op. Zie het rapport d.d. 12 december 2001 formuliernummer (…) van het aanspreekpunt verkeer.

Als met verzoeker bedoeld wordt de heer M., dan merkt de verbalisant op dat hij op 22 mei 2001 niet met (verzoeker; N.o.) gesproken heeft. Hij heeft die dag tijdens zijn vroege dienst tevergeefs getracht hem aan de lijn te krijgen. Dit gegeven heeft hij vermeld in de X-POL registratie nr. (…). Verbalisant herinnert zich wel dat hij enkele (dagen; N.o.) later met de heer M. contact kreeg en dat hij hem toen verteld heeft dat hij een registratieset zou opmaken vanwege het ontstane geschil met de gemeente. Tijdens een gesprek dat zich hierna ontspon, heeft de verbalisant benadrukt dat deze registratie geen nadelige gevolgen had voor zijn zoon. (Verzoeker; N.o.) was het hiermee niet eens, omdat hij veronderstelde dat zijn zoon geregistreerd werd in een politieregistratie. Verbalisant heeft getracht deze vrees weg te nemen."

D. verklaring betrokken ambtenaar l.

In het kader van het onderzoek naar aanleiding van de klacht verklaarde de heer L., ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Zuid, op 15 oktober 2002 telefonisch tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:

"Ik kan me het gesprek dat ik met (verzoeker; N.o.) heb gevoerd nog goed herinneren. De datum kan ik me niet meer herinneren. Het was niet op 22 mei 2001, maar een paar dagen later. Ik heb (verzoeker; N.o.) gebeld om hem te vertellen dat ik de mutatie in X-pol zou wijzigen in een registratieset. Ik had deze beslissing genomen in overleg met het aanspreekpunt verkeer, nadat een ambtenaar van de gemeente Heerlen mij had verteld dat (verzoeker; N.o.) niet het gehele schadebedrag had voldaan. Doordat (verzoeker; N.o.) niet het hele bedrag had betaald, werd het een civiele aangelegenheid tussen de gemeente en (verzoeker; N.o.). Dit zou betekenen dat de verzekeringsmaatschappijen van beide partijen de zaak zouden kunnen gaan afhandelen, en de politie om informatie zou vragen. Deze informatie over de aanrijding stond nu vermeld in X-pol, een politieregister. Gelet op de privacy wetgeving kan de politie deze gegevens niet zomaar aan derden doorgeven. Daarom is het van belang dat deze mutatie zou worden omgezet in een registratieset, die speciaal voor de civiele afhandeling van aanrijdingen wordt gebruikt. Deze registratieset wordt namelijk gezonden aan de Stichting Processen Verbaal en komt zo in handen van de verzekeringsmaatschappijen.

Ik heb (verzoeker; N.o.) proberen duidelijk te maken dat het omzetten van de gegevens van de aanrijding vanuit X-pol naar een registratieset geen consequenties voor zijn zoon zou hebben. In de registratie in X-pol stond verzoekers zoon als 'betrokkene' vermeld, niet als 'verdachte'. Ook de registratieset heeft voor verzoekers zoon geen strafrechtelijke consequenties; hij wordt evenmin vermeld in het Juridisch documentatiesysteem.

Ik heb (verzoeker; N.o.) aan het eind van het gesprek, dat ongeveer vijf minuten duurde, nog gevraagd of het hem duidelijk was wat ik had verteld. (Verzoeker; N.o.) heeft toen aangegeven dat hij alles had begrepen.

(Verzoeker; N.o.) heeft gezegd dat ik hem in het gesprek onder druk heb gezet het restant van de rekening te betalen, omdat het anders consequenties voor zijn zoon zou hebben. Dat heb ik niet gedaan. Ik heb (verzoeker; N.o.) alleen uitgelegd waarom ik de mutatie ging omzetten in een registratieset en dat dat geen negatieve gevolgen had voor zijn zoon."

E. Reactie verzoeker

1. Bij brief en fax van 21 november 2002 reageerde verzoeker op het standpunt van de korpsbeheerder en de verklaring van de betrokken ambtenaar.

Hij schreef onder meer het volgende:

"Ik ben van mening dat er geen enkele reden voor de politie aanwezig was om contact met mij toe zoeken naar aanleiding van mijn brief aan de gemeente Heerlen waarin ik reclameerde inzake enkele onderdelen van de ontvangen nota.

Ik heb U al laten weten dat ik met de politie een overeenkomst had welke in het kort het volgende inhield: op 22 april 2001 op het bureau van de politie te Hoensbroek, spraken de heer L. en ik af dat ik op 23 april 2001 met de gemeente Heerlen contact zal opnemen om de schade te regelen welke mijn zoon aan een verkeerspaal had veroorzaakt. De heer L. zal van de mogelijkheid gebruik maken om het dan bij de reeds gedane mutatie te laten. Verder spraken we ook af dat de heer L. op woensdag 25 april 2001 met de gemeente Heerlen zal bellen en vragen of ik mij had gemeld om de schade te regelen. Uitdrukkelijk deelde de heer L. ons mee dat wanneer wij ons hebben gemeld bij de gemeente om de schade te regelen de zaak voor de politie was afgedaan en het bij die mutatie bleef. Daarop hebben wij elkaar de handen geschud. In de verklaringen van de politie wordt dat ook toegegeven, nogmaals en nadrukkelijk door (de korpsbeheerder; N.o.) (…) in zijn antwoord op uw eerste vraag. Vervolgens kunt U vaststellen in het mutatie register (…) onder het kopje aanvulling 22 mei 2001, dat de politie heeft vastgesteld dat ik mij bij de gemeente heb gemeld om de schade te regelen. Overig wil ik nadrukkelijk meedelen dat er in dit stadium nimmer over betalen werd gesproken, alleen de term 'gaan regelen' werd steeds gebruikt.

Na 25 april 2001, nadat de overeenkomst volledig was uitgevoerd, werd de mutatie definitief en was voor de politie de zaak afgedaan. Zo ben ik ook duidelijk door de heer L. voorgelicht. Nu de heer L. zich later, naar aanleiding van een faxbericht van de gemeente Heerlen d.d. 16 mei 2001 (…) is gaan bezig houden met de financiële afwikkeling kunnen we alleen nog maar van incassowerkzaamheden spreken. Dat is geen taak van de politie. Dat de heer L. mij later opbelde had dan ook alleen maar het doel om een betaling van het resterende bedrag af te dwingen. Op dat moment had de gemeente mij nog niet bericht over de door mij gedane reclamatie. In dat telefoongesprek deelde de heer L. mij mee dat hij de mutatie ging omzetten in een registratie. Het verschil tussen een mutatie en een registratie was op dat moment voor mij niet relevant, relevant was dat we een afspraak hadden en daar kun je niet eenzijdig van af. Vervolgens waarschuwde hij mij voor zeer ernstige gevolgen voor mijn zoon wanneer ik niet snel het resterende bedrag aan de gemeente overmaakte. Ik deelde de heer L. mee dat ik er niets van begreep. We hadden immers een glasheldere afspraak/ overeenkomst."

2. Als bijlage bij zijn brief voegde verzoeker zijn reactie op de verklaring van politieambtenaar L. Hij schreef hierin onder meer:

"Hierbij mijn reactie op de verklaring van de heer L. van het regionale politiekorps Limburg-Zuid (…).

Ik moet vaststellen dat de heer L. voor een politieman een slecht geheugen heeft en bijzonder slordig met feiten omgaat. Bij een rechter is een verklaring van een politieagent van doorslaggevende aard, politiemensen zijn n.l. getraind op hun waarnemingvermogen. Zijn verklaringen en documentatie dienen kritisch bekeken te worden. Dat heb ik gedaan, en om die reden wens ik e.e.a. nog even op een rijtje zetten.

1. De aanrijding vond plaats op 11 april 2001 om ongeveer 17.30 uur (onze vaststelling).

2. Op 12 april 2001 melde mijn zoon de schade bij zijn werkgever. Het ongeval vond plaats onder werktijd en de werkgever dient dan ook voor de schade op te komen.

3. De heer W. melde zich op woensdag 11 april 2001 om 11.22 uur aan het bureau van de heer L. Meldt de aanrijding die nog moet plaatsvinden. (…) Deze schademelding kan niet omdat de heer L. op 11 april 2001 een vrije dag had (…).

4. Op zondag 22 april 2001 om ongeveer 10.05 uur belde de heer L. mij om naar het bureau te komen. Ik wekte direct mijn zoon en liet het ontbijt in de steek. Mijn zoon en ik meldden ons tegen 11.00 uur op het bureau van de heer L. Wij kwamen overeen de schade te melden en te gaan regelen met de gemeente Heerlen. Onder die voorwaarde deelde de heer L. mee dat hij het dan bij die mutatie zou laten. De heer L. zou op woensdag 25 april 2001 even met de gemeente bellen om te informeren of wij ons hebben gemeld om de schade te regelen. Het woord betalen is nooit gebruikt. Bij positief bericht, zo zei de heer L., is voor de politie de zaak afgedaan. Hierop schudden we elkaar de hand en zijn vertrokken. Volgens de heer L. heeft bovenstaande gesprek plaatsgevonden op zondag 15 april 2001. Dit is niet juist. De heer L. had toen om 11.00 uur geen dienst (…). Tevens verklaart de heer L. (…): 'De maandag daarna heb ik met de gemeente gebeld en de heer J. de genoemde afspraak meegedeeld'. De maandag na 15 april 2001 is 16 april 2001, dus tweede Paasdag, bij de gemeente was toen niemand aanwezig. Volgens mij is dit voldoende bewijs van deze leugen, zoniet, dan kan ik er U meer leveren. Op zondag 22 april 2001 had de heer L. wel dienst om 11.00 uur.

5. Op maandag 23 april 2001 persoonlijk met de gemeente gebeld en de schade gemeld bij de heer Bu. Tevens hierbij aangeboden de schade op diezelfde dag nog te voldoen.

6. Volgens bijlage (…) heeft de heer L. inderdaad op 25 april 2001 met de gemeente Heerlen gebeld. Volgens afspraak zou hij die ook bellen om te informeren of ik mij had gemeld om de schade te regelen. Het enige antwoord dat de gemeente op dat moment kon geven was 'ja en M. wil direct betalen'. Nu was voor de politie de kous af. De afspraak/overeenkomst was volledig nagekomen. Er was voor de heer L. geen enkele aanleiding om er nog op terug te komen. Een afspraak is een afspraak en zeker met een politieagent die je wel moet vertrouwen.

7. Op 3 mei 2001 ontving ik de nota van de gemeente Heerlen (…). Volgens mij klopte de nota niet en om die reden belde ik met de gemeente. Mij werd, zo nu is gebleken, een algemeen verhaal verteld. Omdat ik meer wilde weten zou ik worden teruggebeld.

8. Op 10 mei 2001 heb ik besloten toch maar alvast de nota te voldoen onder inhouding van de bedragen waarover ik bij de gemeente Heerlen heb gereclameerd. Tegelijkertijd heb ik hierover een brief naar de gemeente Heerlen verzonden (…). Omdat ik van de gemeente niets meer hoorde betreffende mijn opmerkingen/reclamatie, zou ik mogen concluderen dat deze het mijn mondelinge en schriftelijke reclamatie eens was.

9. Op 16 mei 2001 verstuurde de heer Jo. van de gemeente Heerlen een faxbericht naar de heer L. (…). Hij voegt hierbij toe een afschrift van de betreffende nota (…) en een afschrift van mijn brief d.d. 10 mei 2001 (…). Waarom de gemeente deze actie onderneemt begrijp ik niet. Ze had mij, zoals beloofd, kunnen informeren over betwiste bedragen. Ik zou dan eventueel tot betaling kunnen overgaan. Het versturen van genoemd faxbericht lijkt dan ook sterk op het geven van een incasso-opdracht. Door hierop in te gaan handelde de heer L. in opdracht van een principaal. De heer L. had dit moeten doorzien en er afstand van moeten nemen. Wilde hij zich er wel mee bemoeien of bemiddelen, dan was een andere handelswijze meer gepast.

10. Naar aanleiding van het faxbericht van de gemeente Heerlen besluit de heer L. de afspraak/overeenkomst, waarop we elkaar de handen hebben geschud, eenzijdig te negeren. Hij besluit nl. de mutatie om te zetten in een registratie. Wij hadden afgesproken dat dat juist niet zou gebeuren. Of die omzetting wel of geen gevolgen heeft doet daar niets aan af. In tegenstelling tot wat hij heeft verklaard in zijn verklaring aan U d.d. 15-10-2002, verklaar ik hierbij aan de heer L., tijdens het bewuste telefoongesprek, te hebben meegedeeld dat ik hem niet begreep en het niet eens was met zijn handelwijze. Volgens de heer L. zou ik alles hebben begrepen en hebben bevestigd. Dat is niet correct. Ik begrijp zelfs nu nog niet, waarom hij de gemeente op hun wenken bedient. Volgens de heer L. heeft dat gesprek enkele dagen na 22 mei 2001 plaatsgevonden. Ook hier liegt de heer L. Op 22 mei 2001 verstuurde de heer L. mij een afschrift toe van de registratieset. Als bewijs een begeleidend briefje d.d. 22 mei 2001 als bevestiging van het bewuste telefoongesprek (…). In dat zelfde telefoongesprek dreigde de heer L. voor ernstige gevolgen voor mijn zoon, wanneer ik de nota van de gemeente Heerlen niet volledig betaalde. Ik was na dat gesprek volledig in paniek. Ik begreep er niets meer van. Het is absurd dat de politie op deze wijze de aan de gemeente Heerlen gerichte post beantwoordt. De heer L. is ingegaan op het faxbericht van de gemeente Heerlen en heeft daarmee voor de gemeente Heerlen in naam van de politie incassowerkzaamheden verricht."

3. Verzoeker voegde nog een tweede bijlage bij zijn brief van 21 november 2002. Hierin gaf hij zijn commentaar op hetgeen de korpsbeheerder naar voren had gebracht en het antwoord op de aan de korpsbeheerder gestelde vragen. Verzoeker schreef onder meer:

"1. Antwoord op vraag 1. Het was niet zondag 15 april 2001 maar zondag 22 april 2001 (…). Hier wordt ook de gemaakte afspraak toegegeven. Wij zijn die afspraak ook nagekomen. (…)

2. Antwoord op vraag 2. De datum 16 mei 2001 betreft het faxbericht van de gemeente Heerlen aan de heer L. (…). Volgens mijn beleving is dat de incasso-opdracht. De datum 25 april 2001 betreft een onderdeel van de overeenkomst. Op die dag zou de heer L. bij de gemeente informeren of ik mijn afspraak was nagekomen. Op 23 mei 2001 had ik mij al gemeld bij de gemeente Heerlen om de schade te regelen. De gemeente kon dat alleen maar bevestigen aan de heer L. en hiermee waren alle voorwaarden voldaan welke waren overeengekomen. De heer L. diende het bij een mutatie te laten en dossier af te sluiten op 25 april 2001.

3. Antwoord op vraag 3. De (korpsbeheerder; N.o.) zegt de gemeente was het niet eens met slechts een gedeeltelijke betaling. De gemeente Heerlen had mij hierover nog niet bericht. Ik had van haar nog geen bericht ontvangen op mijn reclamatie. Er was zeker nog geen sprake van een civiel geschil. Die zou er ook nooit komen. Het is heel gebruikelijk om te reclameren op een factuur. In zulke gevallen zijn er geen verzekeringspartijen. Schade van zo'n geringe omvang betaal je uit eigen beurs om nog hogere kosten te voorkomen. Ook wil ik hier opmerken dat er geen hoor en wederhoor is toegepast. Wat de gemeente zegt werd blindelings voor waar aangenomen zonder eerst te checken. Het zou er toe kunnen leiden dat wanneer de gemeente een administratieve fout maakt daar een derde middels de politie de dupe van wordt.

4. Antwoord op vraag 4. geen commentaar.

5. Antwoord op vraag 5. Hierbij verwijs ik naar mijn commentaar in bijlage (…). Voorts wil ik opmerken dat de heer L. steeds zegt dat hij opbelt en nog eens opbelt. Dit is niet juist, hij draait een verkeerd nummer of belt helemaal niet. Het antwoordapparaat dat steeds heeft aangestaan tijdens onze afwezigheid werd nimmer door de heer L. ingesproken. Ook op de nummermelder waren nimmer sporen van zijn telefoontjes te vinden. Die controleren we altijd. Op 22 mei 2001 heeft de heer L. getracht mij aan de telefoon te krijgen. Hij heeft toen ons huistelefoonnummer gebeld. Mijn vrouw nam op en heeft de heer L. mijn mobiele nummer gegeven. Direct daarna heeft hij dat mobiele gedraaid en heeft het bewuste gesprek plaatsgevonden. Ik was op kantoor bij een klant welke het gesprek heeft gehoord. En dat gesprek duurde ook langer dan 5 minuten."

4. De vierde bijlage die verzoeker bij zijn brief van 21 november 2002 stuurde was een afschrift van de fax die gemeenteambtenaar Jo. op 16 mei 2001 aan politieambtenaar L. zond. Hierin staat onder meer het volgende:

"Geachte heer L.. Bij deze fax ik U de rekening en de brief. Naar aanleiding van deze rekening geef ik U een toelichting op de brief. Na telefonisch onderhoud met (verzoeker; N.o.) waar deze vroeg om een fax te sturen van de kosten, konden we niet meteen reageren omdat alle schade waar de veroorzaker bekend is, wordt doorgestuurd naar FEZ voor verdere afhandeling. Het overgemaakte bedrag van ƒ 250.00 komt dan ook niet overeen met het bedrag van de rekening. Voor wat betreft de werkzaamheden zoals vermeld in de brief heb ik (verzoeker; N.o.) meegedeeld dat dit altijd verschillend kan zijn naar aard van de hardheid van de grond dus meer tijd. Div. keren contact gehad met (verzoeker; N.o.) mocht U nog verdere vragen hebben dan kunt U me bellen."

f. Reactie beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Zuid

De korpsbeheerder gaf in zijn reactie van 5 februari 2003 op hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, onder meer het volgende aan:

"Kern van de klacht van verzoeker is de afspraak tussen hem en verbalisant L., dat slechts een mutatie zou worden opgemaakt indien verzoeker contact zou opnemen met de gemeente Heerlen en de schade zou regelen. In zijn reactie d.d. 21 november 2002 verwoordt verzoeker dit als volgt:

'Wij kwamen overeen de schade te melden en te gaan regelen met de gemeente Heerlen. Onder die voorwaarde deelde de heer L. mee dat hij het dan bij die mutatie zou laten. (....) Bij positief bericht, zo zei de heer L., is voor de politie de zaak afgedaan.'

De heer L. mocht er daarmee vanuit gaan dat de veroorzaakte schade volledig door verzoeker voldaan zou worden. Regelen staat immers voor 'in orde brengen', in dit geval het voldoen van het gehele schadebedrag. Daardoor zou de politie geen verdere bemoeienis in deze zaak meer hebben. Nu bleek dat verzoeker niet het gehele schadebedrag had voldaan - en daarmee de gemaakte afspraak met de heer L. niet was nagekomen - was er sprake van een civiel geschil. De beslissing om alsnog een registratieset op te maken is naar mijn mening dan ook terecht.

De overige reacties van klager hebben betrekking op een aantal onjuistheden in de redactie van rapportages in het klachtdossier. Ik meen deze buiten beschouwing te kunnen/moeten laten omdat die naar mijn mening niet relevant zijn in dezen."

g. Nadere reactie verzoeker

De Nationale ombudsman stuurde verzoeker bij brief van 21 februari 2003 de reactie van de korpsbeheerder van 5 februari 2003 toe. Tevens stelde de Nationale ombudsman verzoeker een drietal vragen. Verzoeker reageerde hierop bij brief en fax van 23 februari 2003. Hierin schreef hij onder meer:

"(De korpsbeheerder; N.o.) gaat alleen in op het onderwerp betreffende het opmaken van de registratieset. Hij is van mening dat die terecht werd opgemaakt omdat niet het hele schadebedrag zou zijn vergoed. Van de heer V., ook betrokken in de kwestie, kreeg ik te horen dat de politie zich niet met de financiële afwikkeling mag bemoeien. (De korpsbeheerder; N.o.) wijkt van die regel af. De heer L. wenste zich wel te bemoeien met de financiële afwikkeling. Hij had dan ook redelijk moeten zijn en zijn vijandige houding jegens mij terzijde moeten leggen en de kwestie de aandacht moeten geven die het verdiende. Dan had hij zelf kunnen vaststellen dat de schade wel volledig was voldaan en dat het betwiste bedrag bijkomende kosten betrof. Dan was zijn hele actie niet nodig geweest.

De zin 'wij kwamen overeen de schade te melden en te gaan regelen met de gemeente Heerlen' is naar mijn mening duidelijk. Daags na de afspraak, de eerst volgende werkdag, heb ik direct met de gemeente contact op genomen en daar de wens uitgesproken om de schade zo snel mogelijk te betalen (regelen). Met de heer L. werd de duur van het regelen niet afgesproken. Dat kon ook niet omdat een derde partij, de gemeente Heerlen, niet aanwezig was bij het maken van de afspraak. De verantwoording van de duur van het regelen lag niet alleen bij mij, maar ook bij de gemeente Heerlen. Ik had het binnen een werkdag willen regelen, de gemeente had daar veel meer tijd voor nodig.

Hoe lang een kwestie regelen duurt is ook niet voorspelbaar. (…)

Door de bemoeienissen van de heer L. werd het regelen van de schade met de gemeente Heerlen ernstig verstoord waardoor de onderhandelingen in een impasse geraakten. Hij had niet het recht om zich daar in te mengen door mij op te dragen en onder bedreiging te dwingen het onverschuldigde betwiste bedrag te voldoen.

Bij deze gelegenheid wil ik nadrukkelijk opmerken dat mijn reclamatie op de nota terecht is geweest. De gemeente Heerlen is dan ook overgegaan tot de terugbetaling hiervan (…).

(De korpsbeheerder; N.o.) gaat niet in op de bedreigingen welke werden gedaan door de heer L. ten koste van mij, ook ontkent hij die niet in zijn brief d.d. 5 februari 2003. En daar hebben wij het in deze kwestie toch over. Kennelijk kan (de korpsbeheerder; N.o.) de bedreigingen niet weerleggen.

(De korpsbeheerder; N.o.) vindt de onjuistheden van de rapportages in het klachtendossier niet relevant. (De korpsbeheerder; N.o.) heeft hier geen verweer tegen omdat hij die onjuistheden nu zelf ook heeft kunnen vaststellen. Met het niet relevant verklaren maakt hij het zich wel erg gemakkelijk. Te gemakkelijk naar mijn mening, als burger meen ik recht te hebben op een verklaring van die onvolkomenheden, vooral ook, omdat die tegen mijn zoon gebruikt kunnen worden en hem daarmee onterecht kunnen beschadigen. Ik vind dat belabberde en foute informatiegevende rapport juist zeer relevant omdat die mede ertoe hebben bijgedragen aan het behandelen en beoordelen van de kwestie. Sfeer en stemmingmakerij binnen het politieapparaat. Ik heb U hierboven al gewezen op de vijandelijke houding van de heer L. tijdens zijn incassowerkzaamheden. Ik geef u als voorbeeld: volgens het proces-verbaal is mijn zoon na de aanrijding doorgereden, absoluut onwaar en met getuigen te weerleggen. Ook ben ik van mening dat een rapport dat bijna niets anders dan onjuistheden bevat in de toekomst wel eens tegen mijn zoon gebruikt zou kunnen worden. Bij een rechter is een politierapport of een verklaring van een politieagent doorslaggevend. Tegenwoordig kun je al heel eenvoudig en per ongeluk met justitie in aanraking komen. Denk maar eens aan een snelheidsovertreding van 5 km te hard (dat wil niet zeggen dat ik te hard rijden goedkeur).

Het politierapport zoals dat er nu ligt dient naar mijn mening te worden gecorrigeerd of te worden vernietigd.

Hierna volgen mijn antwoorden op uw vragen.

Antwoord vraag 1 (Wat verstaat u precies onder 'regelen', wanneer u het hebt over het regelen van de schade met de gemeente?; N.o.):

Onder regelen in het onderhavige geval versta ik het vergoeden van door de gemeente geleden schade aan de gemeente Heerlen zonder dat de gemeente hier winst op maakt.

Bij het regelen van de schade met de gemeente deden er zich complicaties voor die op zich ook eerst weer geregeld moesten worden. Omdat de gemeente erg traag was, moeilijk en slecht met zich liet communiceren, was er veel tijd nodig om e.e.a. op elkaar af te stemmen. Met de gemeente is de gehele kwestie afgehandeld, dus geregeld. De schade was al direct door mijn zoon vergoed. Het afgedwongen bedrag door de heer L., en door mij voorgeschoten, werd door de gemeente terug betaald (…).

Ook de gemeentelijke ombudscommissie van de gemeente Heerlen heeft mijn klacht, inzake de slechte communicatie door de gemeente Heerlen, gegrond verklaard.

Ik had de duur van het regelen niet onder controle, die werd bepaald door de bedreiging van de heer L. en door het moeizaam communiceren met de gemeente Heerlen.

Antwoord vraag 2 (Op welke wijze heeft politieambtenaar L. u onder druk gezet om het resterende bedrag van de schade aan de gemeente te voldoen?; N.o.).

De heer L. heeft mij via de telefoon onder druk gezet. Als ik niet direct betaal dan zal dat grote gevolgen hebben, mijn zoon zal nog meer in de problemen geraken.

Antwoord op vraag 3 (U hebt het in uw e-mail van 24 februari 2002 aan de politie en in uw brief van 11 juli 2002 aan de Nationale ombudsman over respectievelijk 'grote gevolgen' en over 'ernstige gevolgen', maar welke bewoordingen heeft de heer L. precies gebruikt en wat hielden die gevolgen precies in?; N.o.).

Eerst even een correctie om misverstanden te voorkomen. De brief d.d. 24 februari 2002, waarvan U denkt dat het een e-mail betreft, is geen e-mail. Bedoelde brief werd door mij per fax en per gewone post verzonden.

De bewoordingen, gebruikt door de heer L., is 'grote gevolgen'. Die grote gevolgen hielden in dat mijn zoon nog meer in de problemen zal geraken.

Mede vanwege de vijandelijke houding van de heer L. ging daar een enorme dreiging van uit. Ik raakte in paniek, ik wist niet meer wat er allemaal gaande was. Tijdens dat gesprek zag ik in gedachten de politieauto al voorrijden.

Ik was er een aantal dagen verdoofd van. Veel later realiseerde ik mij, nadat ik een en ander had laten bezinken en kon relativeren, dit lijkt wel chantage. Als ik niet betaal dan overkomt mijn zoon iets. De gevoelige snaar was inderdaad geraakt. Geen enkele ouder wil toch dat zijn of haar kind iets overkomt."

H. reactie verzoeker op verslag van bevindingen

In zijn reactie van 23 november 2003 op het verslag van bevindingen, deelde verzoeker mee dat de ambtenaar van de gemeente Heerlen verzoekers zoon na de aanrijding heeft aangesproken en hiervan de nodige aantekeningen heeft gemaakt.

Hiermee kon er volgens verzoeker geen sprake zijn van doorrijden na aanrijding.

I. Verklaring gemeenteambtenaar W.

Naar aanleiding van de reactie van verzoeker op het verslag van bevindingen, heeft de Nationale ombudsman een verklaring afgenomen van gemeenteambtenaar W. die de aanrijding had waargenomen. Hij verklaarde op 3 december 2003 voor zover van belang voor het onderzoek het volgende:

"Op 11 april 2001 reed ik op mijn fiets van mijn werk naar huis. Op een gegeven moment hoorde ik het geluid van hard remmen van een auto. Ik keek om en zag dat deze auto op de rotonde de macht over het stuur verloor en tegen een paal met een verkeersbord botste. De paal stak onder de voorkant van de auto uit en bevond zich in een horizontale positie.

Ik ben naar de bestuurder van deze auto toegegaan en heb hem gevraagd of hij letsel had. Hierop antwoordde deze man ontkennend. Ik zag ook geen letsel. Ik heb hem verteld wie ik was en dat ik werkte voor de parkeerpolitie van de gemeente Heerlen. Ik heb hem gevraagd hoe het ongeluk was ontstaan. Hij vertelde dat hij een drinkbeker op het dashboard had staan die eraf dreigde te vallen. Deze had hij willen pakken en daarbij had hij de macht over het stuur verloren. Ik heb vervolgens gevraagd of hij hulp nodig had, maar hier reageerde deze man niet op. Hij begon meteen mobiel te bellen. Ik heb hem terwijl hij met zijn mobiele telefoon in de weer was, meegedeeld dat ik het kenteken zou noteren en aan de gemeente Heerlen, mijn werkgever, zou doorgeven dat hij de schade aan de verkeerspaal had veroorzaakt. Ik kan mij niet herinneren of ik hem ook heb gezegd dat ik de schade bij de politie zou melden. Ik vermoed dat ik dit niet heb gezegd, anders had ik dit wel gemeld in het rapport dat ik voor de gemeente Heerlen van deze zaak heb opgemaakt.

Nadat ik had geconstateerd dat de man geen letsel had en dat hij met zijn auto het verkeer niet hinderde, heb ik mijn weg vervolgd.

De volgende dag ben ik naar het politiebureau gegaan en heb aangifte gedaan van een eenzijdige aanrijding van het voertuig met een verkeerspaal. De politieambtenaar vertelde mij dat hij contact zou opnemen met de bestuurder van de auto om hem te bewegen de ontstane schade aan de gemeente Heerlen te voldoen."

Achtergrond

Aanwijzing verkeersongevallen van 28 juni 2000

Ingevolge de Aanwijzing verkeersongevallen van 28 juni 2000, in werking getreden op 1 oktober 2000 (Stcrt. 2000, 165) en geldig tot 1 oktober 2004, zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen worden geregistreerd, een registratieset aan de Stichting Processen Verbaal (voorheen werd verstrekt aan de Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren).

Bij verkeersongevallen waarbij meer dan licht letsel of zwaarder letsel is veroorzaakt, dan wel zeer lichte schade of meer dan zeer lichte schade, dient een registratieset te worden opgemaakt. Op de registratieset wordt in dat geval aangegeven dat geen proces-verbaal wordt opgemaakt. In de gevallen waarin slechts een registratieset wordt opgemaakt, is het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan.

Op de registratieset is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets. In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.

Instantie: Regiopolitie Limburg Zuid

Klacht:

In telefoongesprek onder druk gezet om resterend bedrag aan schadevergoeding aan gemeente te betalen.

Oordeel:

Gegrond