2003/411

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost begin 2000 aan de Belgische politie onjuiste informatie over hem heeft verstrekt. De informatie betreft de volgende - volgens verzoeker onjuiste - antecedenten: diefstal, valsheid in geschrifte, heling, verduistering, afpersing, overval, verboden wapenbezit en inbraak.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt er over dat het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost op 2 maart 2000 aan de Belgische politie onjuiste informatie over hem heeft verstrekt. De informatie betreft de volgende - volgens verzoeker onjuiste - antecedenten: diefstal, valsheid in geschrifte, heling, verduistering, afpersing, overval, verboden wapenbezit en inbraak.

2. Verzoeker werd op 2 maart 2000 in Turnhout (België) door de plaatselijke rijkswacht tezamen met V. aangehouden wegens winkeldiefstal. Door de Belgische politie werd er vervolgens telefonisch over verzoeker informatie ingewonnen bij het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost. Uit het door de rijkswacht terzake opgemaakte proces-verbaal blijkt dat deze informatie heeft uitgewezen dat verzoeker in Nederland veroordeeld zou zijn geweest voor diefstal, zware diefstal, verboden wapenbezit, valsheid in geschriften, heling, verduistering, afpersing, overval en inbraak.

3. Verzoeker was het hier niet mee eens. Volgens hem was hij de laatste 34 jaar nimmer door het openbaar ministerie van Nederland veroordeeld geweest voor ook maar een dag gevangenisstraf.

Naar aanleiding van de door hem hierover bij de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch ingediende klacht, deelde de hoofdofficier van justitie verzoeker mee dat door de hoofdofficier een uittreksel van verzoekers justitiële gegevens was opgevraagd bij de Justitiële Documentatiedienst te Almelo. Uit dit uittreksel is niet gebleken dat verzoeker ooit is veroordeeld voor overvallen, vuurwapenbezit, inbraken, heling en fraude, aldus de hoofdofficier. Wel was verzoeker in de periode 1984 tot en met 1998 verdacht geweest van (andere) strafbare feiten (heling en (winkel) diefstal) en was hij éénmaal veroordeeld geweest voor winkeldiefstal. De hoofdofficier van justitie wees verzoeker er verder op dat deze gegevens waren gebaseerd op gegevens die bekend zijn bij de justitiële autoriteiten. Indien hij meer duidelijkheid wenste te hebben over gegevens die over hem bij de politie stonden geregistreerd, diende verzoeker zich tot de politie te wenden.

4. Naar aanleiding van verzoekers klacht werd door de politie een onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek is gebleken dat er op 2 maart 2000 een bevraging uit het HKS (Herkenningsdienst Systeem; N.o.) had plaatsgevonden door D., medewerker van de infodesk van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost, met betrekking tot de antecedenten van verzoeker. Deze antecedenten zijn echter niet op papier uitgeprint. Ook was er op 2 maart 2000 geen faxbericht of brief naar België verzonden noch was er via de Euregionale Multi Mediale Informatievoorziening (EMMI) informatie uitgewisseld met België.

D. merkte in dit verband verder op dat hij zich geen details van de bevraging weet te herinneren. D. gaf aan dat hij wel altijd voorzichtig is in zijn contacten met België omdat de ervaring hem heeft geleerd dat de Belgische collega's niet altijd correct met de informatie omgaan.

Voorts gaf D. aan dat het voorkomt dat Belgische collega's om antecedentgegevens vragen. In een dergelijk geval wordt door hem altijd getoetst, waartoe de vraagstelling dient en of hij de informatie kan en mag verstrekken. In geval van politionele informatie-uitwisseling worden door hem de antecedentgegevens altijd van het computerscherm voorgelezen aan de Belgische collega's. Deze informatie wordt nooit naar België gefaxt.

De politie sluit echter niet uit dat de gegevens, gelezen vanaf het computerscherm en telefonisch verstrekt aan het OIPG Turnhout, door hen schriftelijk dan wel per fax zijn doorverstrekt aan de betrokken medewerker van de Rijkswacht, die op zijn beurt, zonder toestemming, deze (eventueel foutieve) informatie aan verzoeker heeft voorgelezen en heeft doorgeleid naar andere diensten.

5. Verder merkte de politie op dat verzoeker in het HKS in twee regio's voorkwam en dat hij geregistreerd stond voor diverse antecedenten te weten diefstal, valsheid in geschrifte, schuldheling, opzetheling, verduistering en afpersing.

6. Daarnaar gevraagd deelde D. de Nationale ombudsman nog mee dat hij zich kon herinneren dat hij telefonisch een bevraging inzake V. heeft ontvangen en dat de bevraging van V. en verzoeker tegelijkertijd had plaatsgevonden. Met wie hij had gesproken, kon D. zich niet meer herinneren. Wanneer een buitenlandse autoriteit D. telefonisch om antecedenten vraagt dan raadpleegt D. het HKS en het CVI (het landelijk HKS), aldus D. Verder verstrekt D. de informatie alleen als het zuiver politioneel wordt gebruikt. Volgens D. mag ieder rijkswachtbureau in België de politie telefonisch om (zuiver politionele) informatie vragen. Normaal gesproken wordt een telefonische informatieverstrekking geregistreerd. Dat was echter in dit geval niet gebeurd, vanwege de verhuizing. Normaliter wordt er nooit geregistreerd welke antecedenten worden doorgegeven, alleen wel aan wie je welke gegevens hebt doorgegeven. Ook weet D. zich nog te herinneren dat er in deze zaak niets op papier was gezet. Voorts deelde hij aan de Nationale ombudsman mee welke antecedenten van verzoeker er op 22 november 2002 in het HKS stonden geregistreerd. Dit betrof: winkeldiefstal, inbraak, valsheid in geschrifte, heling/opzetheling, diefstal met geweld en afpersing. D. gaf verder aan dat er in het HKS over verzoeker alsmede over V. niets stond vermeld over overval en verboden wapenbezit. Indien iets niet in het HKS staat, kan hij dat dus ook niet hebben doorgegeven aan anderen, aldus D.

Ten aanzien van de vraag van de Nationale ombudsman dat volgens gegevens van de Justitiële Documentatiedienst te Almelo slechts blijkt dat verzoeker in de periode 1984 -1998 verdacht is geweest van heling en winkeldiefstal en éénmaal veroordeeld is geweest voor winkeldiefstal, merkte D. op dat het HKS inderdaad is vervuild. Als reden hiervoor gaf hij aan dat tegenwoordig alles decentraal wordt geregeld en iedere afdeling geacht wordt dergelijke taken te verdelen, waardoor er fouten worden gemaakt.

7. Volgens de applicatiebeheerder van Brabant Zuid-Oost bestaat de mogelijkheid dat het HKS is vervuild. Indien verzoeker niet is veroordeeld voor de feiten die in het HKS staan vermeld dan vermoedt de applicatiebeheerder dat de afloopberichten van het openbaar ministerie niet zijn verwerkt.

8. Uit de door politieambtenaar M. aan de Nationale ombudsman afgelegde verklaring blijkt dat de door D. verstrekte gegevens uit het HKS vermoedelijk in het OIPG zijn ingevoerd en dat deze gegevens waarschijnlijk aan de politieambtenaren in België die verzoeker hebben aangehouden zijn doorgegeven. Daarbij kunnen er fouten zijn gemaakt. Voorts geeft M. aan dat de informatie die in het HKS staat in de tussentijd zou kunnen zijn geschoond in de periode tussen 2 maart 2000 en het tijdstip waarop hij deze heeft opgevraagd. Het blijkt niet mogelijk thans na te gaan welke gegevens er precies werden getoond toen D. op 2 maart 2000 de HKS-gegevens raadpleegde met betrekking tot verzoeker.

9. Verder merkte de politie op dat het verzoek van de Belgische rijkswacht met betrekking tot de antecedentgegevens van verzoeker werd gedaan op grond van artikel 39 van het Akkoord bij de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen (zie achtergrond, onder 3.). De informatieverstrekking door de politie aan de rijkswacht is geregeld in artikel 18 Wet Politieregisters en is nader uitgewerkt in artikel 13, eerste lid onder c van het Besluit Politieregisters en artikel 13 eerste lid onder 7 van het Besluit Politieregisters en is verder uitgewerkt in het Convenant ten behoeve van informatie uit een politieregister (zie achtergrond, onder 4. tot en met 7.).

10. Uit het vorenstaande volgt dat de politie op 2 maart 2000 telefonisch informatie heeft verstrekt aan de politie te België. Niet is echter vast te stellen welke informatie er door de politie aan de Belgische politie is verstrekt. Uitgaande van de antecedenten van verzoeker die op 22 november 2002 in het HKS stonden vermeld, gaat de politie er vanuit dat alleen aan de Belgische politie is doorgegeven dat verzoeker veroordeeld is geweest voor winkeldiefstal, inbraak, valsheid in geschrifte, heling/opzetheling, diefstal met geweld en afpersing.

Aangezien de politie evenwel niet kan uitsluiten dat de informatie in het HKS in de tijd tussen 2 maart 2000 en 22 november 2002 zou kunnen zijn geschoond alsook dat de afloopberichten van het OM niet tijdig zijn verwerkt in het systeem, valt tevens niet zonder meer uit te sluiten dat er ten tijde van de bevraging in het HKS wel gegevens waren vermeld ten aanzien van overval en verboden wapenbezit en dat ook deze antecedenten aan de Belgische politie zijn doorgegeven.

Nu niet is komen vast te staan welke gegevens er nu precies aan de Belgische autoriteiten zijn doorgegeven, onthoudt de Nationale ombudsman zich op dit punt van een oordeel.

11. Wel merkt de Nationale ombudsman op dat gelet op het feit dat het de taak is van de politie om het HKS van juiste informatie te voorzien en afloopberichten van het openbaar ministerie goed te verwerken, niet kan worden gesteld dat de politie haar zorgplicht ten aanzien van de aan haar toevertrouwde belangen goed heeft vervuld; daarmee heeft de politie een onaanvaardbaar risico genomen dat er verkeerde gegevens aan de Belgische politie zijn doorgespeeld.

In die zin is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Brabant-Zuid-Oost, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant-Zuid-Oost (de burgemeester van Eindhoven), is gegrond voor zover de politie er niet voor kan instaan dat aan de Belgische autoriteiten de juiste informatie is verstrekt; ten aanzien van de vraag welke antecedenten zijn doorgegeven onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel.

Onderzoek

Op 13 juni 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te 's-Hertogenbosch, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost.

In eerste instantie werd de klacht van verzoeker door de Nationale ombudsman aangemerkt als een klacht over een gedraging van het openbaar ministerie. Nadat verzoeker in het kader van het kenbaarheidsvereiste de klacht had voorgelegd aan het openbaar ministerie bleek dat de gedraging geen betrekking had op het openbaar ministerie maar op het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost. Vervolgens werd door de Nationale ombudsman op 21 december 2001 naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost (de burgemeester van Eindhoven), een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Eén betrokken ambtenaar berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker werd op 2 maart 2000 in Turnhout (België) door de rijkswacht aangehouden wegens winkeldiefstal. Het door de rijkswachter ter zake opgemaakte proces-verbaal vermeldt onder meer het volgende:

"- (verzoeker; N.o.) geeft onmiddellijk de feiten toe en verwijst naar V. die hem aanzette te stelen. (verzoeker; N.o.) is ook in bezit van geld en betaalt de zaken na de betrapping.

- V. ontkent de feiten. Hij blijft ontkennen niettegenstaande de bewijslast tegen hem. Betrokkene heeft geen frank op zak.

- Beide heren zijn in Nederland bekend voor feiten van diefstal, zware diefstal, verboden wapenbezit. Tevens staat V. nog geseind in het CSB. Zij dienen gehoord te worden in verband met verschillende openstaande feiten gepleegd in België.

(…)

- V. en (verzoeker; N.o.) werden niet gearresteerd voor de winkeldiefstal in de Gamma. Ze vergezelden opstellers op vrijwillige basis naar de burelen om gehoord te worden in verband met de feiten.

GERECHTELIJK ANTECEDENTEN

Via ons A.I.B. vernemen opstellers dat betrokkenen gekend zijn voor de volgende feiten (vraagstelling in Nederland):

(…)

(Verzoeker; N.o.): diefstal, valsheid in geschriften, heling, verduistering, afpersing, overval, inbraak."

2. Verzoeker was het niet eens met het feit dat hij in Nederland bekend zou staan voor onder meer overvallen en verboden wapenbezit. Hij diende hierover bij brief van 27 juli 2001 een klacht in bij de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch. In zijn brief merkte verzoeker onder meer het volgende op:

"Op donderdag 02 maart 2000 bevond onderget. zich op het politiebureau van de rijkswacht aan de Brabantlaan te Turnhout in België. Dit in verband met een door hem gepleegde winkeldiefstal ter waarde van ƒ 25 bij de "Gamma" te Turnhout. Ter plaatse heeft onderget. zich ter zake hiervan volledig gevrijwaard, door betaling van de betreffende ƒ 25 alsmede een administratieve boete van ƒ 50. Daarmede was, volgens de rijkswacht, de kwestie "Gamma" geheel volgens de wettige regels afgedaan.

Ondergetekende was, in eerste instantie, vrijwillig mede gegaan met de rijkswacht (…). Terwijl ondergetekende zich op het rijkswachtbureau bevond, informeerde deze (dus de rijkswacht) naar de Nederlandse Justitie c.q. O.M. omtrent eventuele antecedenten betreffende ondergetekende, eventueel zowel in Nederland als wel daarbuiten gepleegd.

Via een computeruitdraai, afkomstig volgens de rijkswacht vanuit Nederland, werd het volgende aan ondergetekende voorgelezen:

Ondergetekende zou, zelfs in de periode van de laatste 15 jaar, in Nederland veroordeeld zijn geweest voor de navolgende feiten:

VERBODEN VUURWAPENBEZIT - INBRAKEN - HELING - OVERVALLEN - VERDUISTERINGEN - EN FRAUDE !!!

Aangezien onderget. op dat moment deze onware, smadelijke aantijgingen afkomstig rechtstreeks uit Nederland, ter plaatse, vanzelfsprekend niet kon weerleggen, nam de rijkswacht deze gegevens als waarheid aan en seinde deze door naar het parket van justitie te Antwerpen! Nadien, via deze schriftelijke navraag bij het Parket te Antwerpen is dat alsnog, zwart op wit aan ondergetekende bevestigd. (…)

Ondergetekende is, sedert maar liefst momenteel 34 jaren, nimmer meer door het O.M. van Nederland, als wel daarbuiten, veroordeeld geweest tot ook maar EEN dag gevangenisstraf/detentie, hechtenis en/of dienstverlening!!."

Tevens verzocht verzoeker de hoofdofficier van justitie in zijn brief aan te geven wanneer en waarvoor hij voor overvallen, verboden vuurwapenbezit etc. veroordeeld is geweest.

3. De hoofdofficier van justitie antwoordde verzoeker bij brief van 23 augustus 2001 onder meer het volgende:

"Fatsoenshalve is echter toch nog nagegaan of op een relatief eenvoudige wijze is te achterhalen wat er destijds is voorgevallen. Daartoe is contact opgenomen met de internationaal rechtshulpdeskundige van ons parket en zijn de systemen geraadpleegd. Uit onze geautomatiseerde systemen blijkt, met betrekking tot contacten met Belgische autoriteiten over u, niets buiten het reeds door u aangeleverde verzoek van het Parket van de Procureurs des Konings van 21 april 2000. Uit het antwoord van het Parket 's-Hertogenbosch blijkt wel dat daar in het geheel niet is gesproken over antecedenten, maar slechts over N(aam) A(dres) W(oonplaats)-gegevens. Onze internationaal rechtshulpdeskundige kan zich ook niets herinneren over een verzoek antecedenten ten aanzien van uw persoon. Meer in het algemeen verklaarde hij dat slechts bij hoge uitzondering informatie over antecedenten aan het buitenland wordt verstrekt. Meestal wordt dan ook nog een selectie gemaakt op basis van de bestaande verdenking. Deze contacten verlopen over het algemeen ook niet tussen de (Belgische) rijkswacht en (Nederlands) Openbaar Ministerie (OM), maar tussen het (Belgische) Parket van de Procureur des Konings en het OM. Hij sluit niet uit dat de (eventueel foutieve) informatie misschien via een andere instantie is verkregen. Uw brief bevat echter te weinig aanknopingspunten om daarover (nog) een oordeel te kunnen geven."

4. Verzoeker verzocht de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch in zijn brief van 27 augustus 2001 alsnog de door hem in zijn brief van 27 juli 2001 gestelde vragen over de desbetreffende veroordelingen te beantwoorden.

5. In antwoord op de brief van verzoeker van 27 augustus 2001 deelde de hoofdofficier van justitie verzoeker bij brief van 5 september 2001 het volgende mee:

"…Om antwoord te kunnen geven op (een deel van uw) vragen is door mij een uittreksel van uw justitiële gegevens op gevraagd bij de Justitiële Documentatiedienst te Almelo. Uit dit uittreksel is niet gebleken dat u ooit bent veroordeeld voor:

- overvallen;

- vuurwapenbezit;

- inbraken;

- heling;

- fraude.

Wel bent u in de periode 1984 tot en met 1998 verdacht geweest van (andere) strafbare feiten (heling en (winkel) diefstal) en één maal veroordeeld voor winkeldiefstal.

Helaas kan ik u géén afschrift van uw justitiële documentatie geven. Dit houdt verband met het feit dat de Justitiële Documentatiedienst zelf nooit afschriften verstrekt, maar slechts inzage verleent aan geregistreerden. Wij dienen ons (ook) aan deze regel te houden.

Ik wijs erop dat bovenstaande is gebaseerd op de gegevens die bij de justitiële autoriteiten bekend zijn. Indien u meer duidelijkheid wil over de gegevens die over u bij de politie staan geregistreerd, dient u zich tot hen te wenden.

Ten aanzien van uw vraag over de bron van de informatieverstrekking aan de Belgische rijkswacht verwijs ik u naar mijn brief van 23 augustus jl…"

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht en naar zijn hiervoor onder A. feiten opgenomen brieven.

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost verwees de Nationale ombudsman in zijn brief van 5 februari 2002 naar het door de hoofdinspecteur van politie M. opgestelde rapport van 5 februari 2002. Dit rapport luidt als volgt:

"…(Verzoeker; N.o.) klaagt erover dat het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost begin 2000 aan de Belgische politie onjuiste informatie over hem heeft verstrekt. De informatie betreft de volgende - volgens verzoeker onjuiste - antecedenten: diefstal, valsheid in geschrifte, heling, verduistering, afpersing, overval, verboden wapenbezit en inbraak.

Op basis van deze klacht is door mij onderzocht of er dergelijke verstrekkingen hebben plaatsgevonden en op welke wijze deze zijn uitgevoerd. Mijn onderzoek heeft zich in beginsel beperkt tot hetgeen in de klachtenformulering van de Nationale Ombudsman is opgenomen. Bij mijn onderzoek heb ik de politieadministratie betrokken in relatie tot het Herkenningsdienst Systeem, het faxapparaat wat in gebruik is bij de regionale Infodesk met de telefoonaansluiting (…) en de communicatie-apparatuur EMMI (Euregionale Multi Mediale Informatievoorziening), bedoeld voor de communicatie met België en Frankrijk.

Bevraging Herkenningsdienst Systeem (verder genaamd HKS)

Op basis van de gegevens welke door de Nationale Ombudsman ter beschikking werden gesteld, is in de administratie van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost nagegaan of een dergelijke bevraging en/of verstrekking op antecedenten op 2 maart 2000 heeft plaatsgevonden.

Uit de logging-gegevens van het HKS blijkt dat er in de periode 15 februari 2000 t/m 1 april 2000, op 2 maart 2000 een bevraging heeft plaatsgevonden. Deze bevraging betrof de antecedenten van (verzoeker; N.o.), geboren 31-01-1938 en V., geboren 30-09-1939. Bevrager was een HKS-gebruiker met de persoonlijke inlogcode X van de politieregio PL2200.

Met de politieregio PL2200 wordt de regiopolitie Brabant Zuid-Oost bedoeld. De persoonlijke inlogcode X is afgegeven aan de heer D., Informatiemedewerker van de regionale Infodesk.

Volgens de HKS-logging werden de bevraagde antecedenten op 2 maart 2000 NIET op papier uitgeprint!

(verzoeker; N.o.), geboren op 31-01-1938 komt in het HKS voor conform bijlagen I en II van deze rapportage.

Onderzoek FAX-apparatuur

Nadat werd vastgesteld dat het HKS op 2 maart 2000 werd bevraagd door D., is het transmissiejoumaal van het faxapparaat onderzocht, wat in gebruik is bij de regionale Infodesk (…).

Dit onderzoek vond plaats omdat:

- Klager in zijn klacht aan de Nationale Ombudsman aangeeft dat op 2 maart 2000 in België, door de Rijkswacht, met name de heer S., een tekstuitdraai werd voorgelezen (…);

- Door (verzoeker; N.o.) in zijn 'uitvoerige vraagstelling' d.d. 27 juli 2001, gericht aan de Hoofdofficier van Justitie te 's-Hertogenbosch, werd aangegeven dat op 2 maart 2000 in België een computeruitdraai aan hem werd voorgelezen, die volgens de Rijkswacht afkomstig zou zijn uit Nederland (…);

- Door (verzoeker; N.o.) in zijn brief van 27 augustus 2001, gericht aan de (…), Hoofdofficier van Justitie te 's-Hertogenbosch, het volgende werd aangegeven: "Op donderdag 2 maart 2000 is hem ten kantore van de rijkswacht te Turnhout, een, uit Nederland afkomstige, computeruitdraai voorgelezen omtrent de door hem in Nederland gepleegde zware criminele daden. Aangezien deze uitdraai uitsluitend aan ondergetekende werd voorgelezen hem door de rijkswacht geen kopie werd verstrekt beschikte hij niet over schriftelijke bewijsstukken inzake deze aantijgingen, en was er dientengevolge geen formeel-juridisch voetstuk waarop een eventuele klacht gefundeerd zou kunnen worden".

Volgens het onderzochte transmissiejoumaal (bijlage III) werd op 2 maart 2000 met bedoeld faxapparaat in het geheel geen bericht naar België verzonden.

Raadplegen Euregionale Multi Mediale Informatievoorziening (verder genaamd EMMI)

In verband met het voetbalkampioenschap EURO 2000 werd bij de regionale Infodesk van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost in de eerste helft van 2000 de applicatie EMMI geïnstalleerd.

EMMI is een gesloten computernetwerk waarvan de aangesloten eenheden gebruik kunnen maken. Dit gebeurt door middel van standaard formulieren om informatievragen elektronisch af te doen. De informatievraag, alsmede het antwoord worden automatisch door het systeem geregistreerd.

Uit het door mij verrichte onderzoek is vast komen te staan dat met België tot op heden geen enkele informatie middels EMMI werd uitgewisseld. Het Operationeel InvalsPunt Grensregio (OIPG) Turnhout heeft nog altijd geen aansluiting op dit computernetwerk.

Overige administratie van de regionale Infodesk

Verder is uit de administratie van de regionale Infodesk niet gebleken dat een fax of brief naar België werd verstuurd met betrekking tot de antecedenten van (verzoeker; N.o.).

Interview met D., Informatiemedewerker regionale Infodesk

Op woensdag 23 januari 2002 werd door Mu., Informatiecoördinator Infodesk gesproken met de heer D., aangaande de klacht van (verzoeker; N.o.) bij de Nationale Ombudsman.

Ten aanzien van de specifieke bevraging op 2 maart 2000 weet hij zich de details niet meer te herinneren. Wel geeft de heer D. aan dat hij in de contacten met België altijd voorzichtig is voor wat betreft de informatie-uitwisseling, omdat de ervaring hem heeft geleerd dat de Belgische collega's niet altijd correct met de informatie omgaan. Hierbij geeft hij de heer Mu. de 'kwaliteitsverschillen' aan tussen de Belgische steunpunten Antwerpen, Gent en Turnhout.

De heer D. geeft verder aan dat het voorkomt dat Belgische collega's om antecedentgegevens vragen. Hierbij wordt door hem altijd getoetst, waartoe de vraagstelling dient en of hij de informatie kan en mag verstrekken. In geval van politionele informatie-uitwisseling worden door hem de antecedentgegevens altijd vanaf het computerscherm voorgelezen aan de Belgische collegae. Deze informatie wordt nooit naar België gefaxt.

Wanneer door een van de medewerkers van de regionale Infodesk een fax of brief wordt verzonden, wordt dit altijd vastgelegd in de administratie van de regionale Infodesk.

Onderzoek door het Openbaar Ministerie

Blijkens een mailbericht (…) van mr. Ma. (Den Bosch) aan H. (Den Haag) is er op 22 november 2001 door haar een onderzoek ingesteld. Zij heeft daarbij contact gehad met B., medewerker van het Algemeen Informatie Bureau (AIB) van de Belgische politie. Daarna heeft zij rechtstreeks contact gezocht met medewerkers van de regionale Infodesk.

Naar aanleiding van haar vraagstelling is er door mevrouw Mo., Administratief medewerker van de regionale Infodesk, een telefonisch contact geweest met B. Hij deelde haar mee dat er op 2 maart 2000 een telefonische uitwisseling van informatie had plaatsgevonden tussen de medewerker van het Operationeel InvalsPunt Grensregio Ha. en een medewerker van de regionale Infodesk. Hij kon echter niet nagaan met wie dit contact had plaatsgevonden.

Dit gegeven, alsmede de antecedentgegevens uit HKS van (verzoeker; N.o.), zijn aan mr. Ma. doorgegeven. Hiertoe werd opnieuw het HKS bevraagd. Omdat er een onduidelijkheid bestond omtrent de juiste geboortedatum van (verzoeker; N.o.), is door mevrouw Mo. nog een onderzoek ingesteld, door enkele systemen te raadplegen. Dit leverde echter geen duidelijkheid op. (…)

Samenvatting

De vraagstelling vanuit het Operationeel InvalsPunt Grensregio (OIPG) Turnhout op 2 maart 2000 aan de regionale Infodesk van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost met betrekking tot de antecedentgegevens van (verzoeker; N.o.), werd gedaan op grond van artikel 39 van de Schengen Uitvoerings Overeenkomst (zie achtergrond, onder 3.; N.o.).

De informatieverstrekking op 2 maart 2000 vanuit de regionale infodesk van Brabant Zuid-Oost aan het OIPG Turnhout, is geregeld in artikel 18 Wet Politieregisters, nader uitgewerkt in artikel 13, eerste lid onder c van het Besluit Politieregisters en artikel 13, eerste lid onder 7 van het Besluit Politieregisters, uitgewerkt in het 'Convenant ten behoeve van de verstrekking van informatie uit een politieregister' (zie achtergrond 4. tot en met 7.; N.o.).

Voor wat betreft de doorverstrekking door de Belgische politie naar andere diensten, is door hen nimmer toestemming gevraagd aan de bevoegde autoriteit van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost.

Op basis van het convenant van 24 oktober 2000 en de daaraan voorafgaande convenanten, is en was het echter ingevolge artikel 2, lid 2, de partners verboden om verstrekte gegevens naar andere diensten door te geleiden (zie achtergrond, onder 6.; N.o.). Dat dit wel is gebeurd, kan worden opgemaakt uit het schrijven van (verzoeker; N.o.) en de door hem bijgevoegde schriftelijke bescheiden.

Het is voor mij rapporteur niet mogelijk om na te gaan welk bericht door de Belgische politieautoriteiten aan (verzoeker; N.o.) werd voorgelezen. Mede gelet op de kwaliteiten van de heer D. als Informatiemedewerker van de regionale Infodesk, alsmede de uitleg van B., lijkt het mij onwaarschijnlijk dat dit een schriftelijk bericht van de regionale Infodesk kan zijn geweest.

Ik sluit niet uit dat de gegevens, gelezen vanaf het computerscherm en telefonisch verstrekt aan het OIPG Turnhout, door hen schriftelijk, dan wel per fax zijn doorverstrekt aan de betrokken medewerker van de Rijkswacht, die op zijn beurt, zonder toestemming, deze (eventueel foutieve) informatie aan (verzoeker; N.o.) heeft voorgelezen en heeft doorgeleid naar andere diensten.

Indien (verzoeker; N.o.) van mening is dat gegevens omtrent zijn persoon ten onrechte zijn opgenomen in het HKS, staat voor hem de mogelijkheid open om op grond van artikel 20 van de Wet Politieregisters kennis te nemen van deze gegevens en eventueel een verzoek in te dienen ter verbetering. De kennisneming geschiedt mondeling en kan niet schriftelijk worden gedaan…"

2. Bijgevoegd was een uitdraai van de antecedentgegevens van verzoeker uit het HKS systeem. Uit deze uitdraai blijkt dat er door de politie in de jaren 1954 tot en met 1988 meerdere processen-verbaal zijn opgemaakt betreffende verzoeker, onder meer wegens (winkel)diefstal, valsheid in geschrifte, opzetheling, schuldheling, verduistering, afpersing en diefstal met geweld. Voorts was er in 1998 een proces-verbaal opgemaakt voor winkeldiefstal.

3. Voorts was bijgevoegd het mutatieverslag, opgesteld door N. op 22 november 2001. Dit mutatieverslag luidt onder meer als volgt:

"Tel. van Ma., beleidsmedewerker staf Hoofd Officier van Justitie, (…) met het volgende verhaal:

Er zijn vorig jaar door ons antecedenten doorgegeven aan OIPG Turnhout betreffende (verzoeker; N.o.), geb. 31.01.1938.

Ma. heeft contact gehad met België en heeft daar GBnr 291/2000 doorgekregen. In ons Excellbestand komt dit gele bandnummer niet voor, ook (verzoeker; N.o.) komt niet voor.

Kortgesloten met Br., deze heeft gebeld met B. België, (er) blijkt telefonische informatie te zijn d.d. 01.03.2000. Hij weet niet meer door wie van ons.

Nu heeft (verzoeker; N.o.) een aanklacht ingediend bij de Nationale ombudsman en wordt het OM gebeld. Volgens Ma. zou deze (verzoeker; N.o.) geen antecedenten hebben.

HKS bekeken en deze (verzoeker; N.o.) komt in 2 regio's voor in HKS, 2000 en 2100. Diverse antecedenten, als laatste terzake diefstal 1998, de rest, diefstal, valsheid in geschrifte, schuldheling, opzetheling, verduistering, afpersing. Dit alles in de jaren 1954 tot 1988!!

Dit doorgegeven aan Ma. (…)

RR Br.

Contact gehad met OIPG Turnhout B., hij is eerder op de dag gebeld door OM Den Bosch over (verzoeker; N.o.) 31-01-1938.

Zie bovenstaand verhaal.

De bevraging is door hen telefonisch gedaan n.a.v. aanhouding (verzoeker; N.o.) 31-01-1938 voor winkeldiefstal.

Degene die bij hen de bevraging heeft gedaan is Ha. geweest, wie hier geantwoord heeft is bij hen onbekend, maar ze hebben alleen telefonisch informatie ontvangen.

Volgens hun systeem zijn onder GBnr. 291/2000, op 02-03-2000 rond 11.00 uur de volgende personen telefonisch bevraagd op antecedenten:

- (verzoeker; N.o.) 13-01-1938

- V. 30-09-1939

Volgens B. is de geboortedatum van (verzoeker; N.o.) echter 31-01-1938 en zijn deze HKS-gegevens ook ontvangen en in het PV gezet in België. (verzoeker; N.o.) 31-01-1938 is in België "gekend" voor 4 feiten, deze zaken zijn echter allemaal afgesloten. Hij staat hier niet gesignaleerd voor België.

(…)

Deze zaak is verder nooit in Nederland bij het OM geweest, maar is door het OM België afgehandeld.

(…)

In RDW, NSIS en HKS nog nagetrokken of er een (naam verzoeker; N.o.) bestaat met de geboortedatum 13-01-1938, deze komt echter niet voor, dus deze gegevens kunnen zeker niet doorgegeven zijn aan de Belgische collega's."

D. Reactie verzoeker

Verzoeker liet de Nationale ombudsman telefonisch op 7 mei 2003 weten dat hij in de periode 1984-1998 eenmaal veroordeeld was voor diefstal van een pakje sigaretten. Tevens liet hij weten het godsgeklaagd te vinden dat hij zo lang achtervolgd wordt voor delicten uit 1950-1960 waar het als twaalfjarige meenemen van een fiets of een tennisbal als "diefstal" wordt aangemerkt.

e. verklaring betrokken ambtenaren

1. In het kader van het onderzoek naar aanleiding van de klacht van verzoeker, verklaarde de heer D., op 20 november 2002 telefonisch tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende:

"Mijn functie is medewerker van de infodesk van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost. Ik ben bekend met de klacht van (verzoeker; N.o.), ik ken het dossier. Ik herinner mij geen telefonische bevraging inzake (verzoeker; N.o.), maar ik herinner mij nog wel de bevraging inzake V., omdat het nu eenmaal een opvallende naam is. Ik weet uit het dossier dat de bevraging van V. en van (verzoeker; N.o.) tegelijkertijd plaatsvond. Het staat mij nog bij dat de bevraging uit Antwerpen kwam. We zaten toen met het korps midden in een verhuizing. Wie ik aan de telefoon had weet ik niet meer. Mij is verteld dat dat er niets toe doet, maar ik vind het persoonlijk wel belangrijk. Ik werk al 24 jaar bij de politie en ik heb nog nooit een fout gemaakt.

Wanneer een buitenlandse autoriteit mij telefonisch om antecedenten vraagt dan raadpleeg ik het HKS en het CVI (het landelijk HKS) Ik verstrek de informatie alleen als het zuiver politioneel wordt gebruikt. Wanneer de informatie in strafzaken wordt gebruikt dan moet het namelijk schriftelijk worden opgevraagd. Deze bevraging inzake V. was zuiver politioneel. Ieder rijkswachtbureau in België mag ons telefonisch om (zuiver politionele) informatie vragen. Die bevragingen worden eens in de zoveel tijd door het ICC doorgegeven aan het OIPG. Daarbij wordt aangegeven aan wie wat is gevraagd.

Normaal gesproken registreer je een telefonische informatieverstrekking. Dan registreer je wie wat heeft gevraagd. Dat is in dit geval niet gebeurd, vanwege de verhuizing waar wij in zaten.

Wanneer er, zoals in dit geval om antecedenten wordt gevraagd, registreer je normaliter nooit wélke antecedenten je hebt doorgegeven. Dat is onbegonnen werk. Je registreert aan wie je welke gegevens hebt doorgegeven (dus bijv. registreer je dat er antecedenten zijn doorgegeven).

Ik weet zeker dat er in deze zaak niets op papier is verstrekt. Ik heb mondeling doorgegeven welke gegevens ik in het HKS zag staan. Ik kan nu in het HKS van (verzoeker; N.o.) kijken en dan kan ik u zeggen wat ik bij een bevraging zou hebben doorgegeven (D. raadpleegt het HKS):

- winkeldiefstal

- inbraak

- valsheid in geschriften

- heling/opzetheling

- diefstal met geweld

- afpersing

Omdat afpersing van alles kan inhouden kan het zijn dat ik de regio waar het delict heeft plaatsgevonden raadpleeg om te achterhalen wat er over het delict in het BPS staat. In dit geval heb ik dat zeker niet gedaan, want het betreft een delict uit 1967. Als het zo lang geleden heeft plaatsgevonden, doe ik dat niet.

U wijst mij er op dat in het Belgische proces-verbaal inzake (verzoeker; N.o.) als antecedenten ook "overval" en "verboden wapenbezit" staan vermeld. Ik vraag me af hoe dat er in komt, want dat staat zeker niet in het HKS. Ik weet natuurlijk niet wat een collega op papier zet. Staat het niet in het HKS, dan heb ik dat ook niet doorgegeven.

U wijst mij er op dat uit gegevens van de Justitiële Documentatie dienst te Almelo niet blijkt dat (verzoeker; N.o.) ooit is veroordeeld voor overvallen, verboden wapenbezit, inbraken, heling of fraude. Uit dat systeem blijkt volgens u slechts dat (verzoeker; N.o.) in de periode 1984-1998 verdacht is geweest van heling en winkeldiefstal en één maal veroordeeld is voor winkeldiefstal.

U vraagt mij hoe het kan dat het HKS andere gegevens bevat.

Ik kan u zeggen dat het HKS inderdaad is vervuild en dat dit een slechte zaak is. Dit is in alle regio's het geval. Omdat tegenwoordig alles decentraal geregeld wordt en iedere afdeling zelf geacht wordt dergelijke taken te verdelen, worden er fouten gemaakt.

Het goed bijhouden van het HKS is een taak van de systeembeheerder. Daar houd ik me verder niet mee bezig. Wij, medewerkers van de infodesk, mogen er vanuit gaan dat het correct is ingevoerd. Als ik iets tegenkom wat niet klopt (wat helaas vaker gebeurt dan zou mogen) - bijvoorbeeld een persoon staat twee keer in het systeem met verschillende antecedenten - dan geef ik dat door aan de systeembeheerder.

U vraagt mij of ik ook hele oude antecedenten doorgeef aan een buitenlandse autoriteit. Nee, als het echt lang geleden is, noem ik ze niet. Bijvoorbeeld feiten van gemiddeld ouder dan 15 jaar. Het ligt er wel een beetje aan over welke feiten het gaat.

Ik zou nu nog even voor u in het HKS kunnen kijken of V. wel de antecedenten "verboden wapenbezit" en "overval" op zijn naam heeft staan. Wie weet heeft mijn Belgische collega de twee heren door elkaar gehaald (D. raadpleegt het HKS).

Nee, ook V. heeft geen overval of wapenbezit als antecedenten. Ik vind het kortom erg vreemd dat dit in de Belgische stukken staat. Overigens blijkt bij V. duidelijk dat het HKS vervuild is. In Brabant-Noord heeft hij 3 antecedenten, in een andere regio 6, en bij ons 4! De systemen zijn kortom niet goed met elkaar gekoppeld.

Als ik gegevens verstrek, ga ik er vanuit dat de Belgische collega correct handelt. Het kan natuurlijk best dat, wanneer hij mij heeft gevraagd om informatie, hij vervolgens ook een andere regio belt om informatie.

U geeft mij aan dat in de door u ontvangen reactie van hoofdinspecteur M. (van 29 januari 2002) staat dat onze infodesk contact had gehad met Ha. van het OIPG Turnhout. Ik kan u zeggen dat ik zeker weet dat ik in deze zaak geen contact heb gehad met Ha. Die ken ik en dat had ik nog wel geweten. Ik weet zeker dat Antwerpen de infodesk had gebeld.

Ik moet u zeggen dat wij wel eerder hebben meegemaakt dat Antwerpen het niet zo nauw neemt met de regels."

2. In het kader van het onderzoek naar aanleiding van de klacht van verzoeker verklaarde de heer Br., op 26 maart 2003 tegenover medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende:

"Ik ben applicatiebeheerder van Brabant Zuid-Oost. Dat houdt in dat ik de contactpersoon ben tussen de gebruiker en systeembeheerder voor HKS. Ik ondersteun ook de gebruiker. Dat is de persoon die geautoriseerd is om van HKS gebruik te maken. De systeembeheerder zorgt dat het systeem draait. Ik zorg voor de inhoud. Ik vind het moeilijk om vanuit mijn positie te zeggen of HKS vervuild is of niet. Ik heb daar geen zicht op. De invoer van gegevens in HKS gebeurt decentraal over alle territoriale afdelingen (18 binnen onze regio). Die afdelingen voeren aangiftes, persoonsgegevens en de feiten waarvan personen worden verdacht in. Zij zijn autonoom en voeren onafhankelijk van elkaar gegevens in. Ik voer dus geen gegevens in. Ik ben het centrale postadres voor de afloopberichten van het openbaar ministerie. Die worden door mij doorgestuurd naar de afdelingen waar het dossier is opgemaakt. Ik doe daar een brief bij met informatie over hoe zij de berichten moeten verwerken. De instructie die gegeven wordt is over het algemeen dat het feit uit HKS moet worden verwijderd (zie het landelijk afsprakenboek) en dat het afloopbericht dient te worden opgeslagen in het betreffende dossier. Er is geen controle over de verwerking van die afloopberichten. Daar is de afdeling zelf verantwoordelijk voor. Voor zover ik weet zijn er geen andere redenen om gegevens uit HKS te verwijderen.

Als een zaak niet wordt doorgezet na overleg met een parketssecretaris of een officier van justitie komt de zaak niet in HKS. Als de zaak wordt opgestuurd naar het openbaar ministerie wordt de zaak wel in HKS gezet. Pas na afronding van het dossier wordt een landelijk meldingsformulier (LMF) opgemaakt en dit fungeert als het invoerdocument voor HKS. Die wordt uitgevoerd door het betreffende territoriale afdeling.

Naar mijn mening is de versnippering van de verwerking van gegevens over diverse afdelingen niet bevorderlijk voor de betrouwbaarheid en de kwaliteit. Eén centraal invoerpunt zou mijn voorkeur hebben. Vroeger was het HKS wel centraal georganiseerd. De medewerkers hadden slechts als taak de invoer in het HKS en waren dus specialist. Nu is het een neventaak geworden. Dit kan een van de redenen zijn dat het systeem vervuild zou kunnen zijn. Een andere reden zou kunnen zijn de kwaliteit van de aanvoer van de LMF-formulieren. Wordt het formulier wel bij elke zaak opgemaakt en wordt het goed ingevoerd? Weer een andere reden zou kunnen zijn dat het openbaar ministerie niet alle afloopberichten aanlevert. Een afloopbericht is geen reden om gegevens te verwijderen. Bij de verwerking ervan handel ik volgens het landelijke afsprakenboek.

Het openbaar ministerie heeft een aanwijzing wanneer een afloopbericht aan de korpsbeheerder moet worden verzonden. De korpsbeheerder bepaalt als eigenaar van het register zelf of de afloopberichten leiden tot een verwijdering van de gegevens. De korpsbeheerder handelt hierbij naar de afspraken in het landelijk afsprakenboek. Dat is opgesteld door de HKS-werkgroep.

Ik ben namens de beheerder degene die, conform het afsprakenboek, bepaalt wat er met een afloopbericht gebeurt.

Door de bouwers van HKS is een schoningsmodule ontwikkeld. Die schoning start ik handmatig op. De computer werkt dan zelf het programma af. Ik ben degene die schoont voor deze regio. Het betreft de schoning van verjaarde feiten, overleden personen en HALT-zaken. Wij proberen één keer in de één of twee weken te schonen.

Het meest recente feit c.q. het feit met de langste verjaringstermijn bepaalt hoelang een persoon in het HKS blijft staan. Dat betekent dat feiten heel lang in het HKS kunnen blijven staan. Dit wordt gedaan om inzicht te hebben in het criminele verleden van een verdachte. De verjaringstermijn wordt automatisch door het computerprogramma ingevuld.

Drie of vier keer per jaar hebben wij overleg met de werkgroep HKS en alle applicatiebeheerders over onder meer het landelijk afsprakenboek.

De uitdraai uit HKS die u mij toont (uitdraai met boven in Brabant-Noord d.d. 16-1-2002) is een uitdraai uit het CVI (Centrale verwijzingsindex). Als u mij zegt dat deze verzoeker niet is veroordeeld voor de feiten die in de uitdraai staan, behalve voor één diefstal (u toont mij de justitiële documentatiegegevens), dan heb ik het vermoeden dat de afloopberichten (als die er zouden zijn ) niet zijn verwerkt."

3. In het kader van het onderzoek naar aanleiding van de klacht van verzoeker, verklaarde de heer M., op 26 maart 2003 tegenover medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende:

"Ik heb onderzocht wat er feitelijk gebeurd was. Ik verwijs daarvoor naar mijn rapportage van 29 januari 2002. D. was degene die de informatie telefonisch heeft doorgegeven. Hij is een ervaren medewerker. Wij gaan ervan uit dat zijn opmerkingen juist zijn. In het OIPG zijn vermoedelijk de gegevens opgeschreven. Die zullen waarschijnlijk aan de politieambtenaren die verzoeker hebben aangehouden, zijn doorgegeven. Daarbij kunnen fouten zijn gemaakt. OIPG is niet meer dan een informatieknooppunt. Ik vermoed dat de informatie door het OIPG gefaxt is naar de aanhoudende politieambtenaren. De doorverstrekking mag niet op basis van het convenant met OIPG. Dat is alleen lastig te controleren. In de logging-file van het HKS is geregistreerd wat er gevraagd is en welke informatie er op het scherm in HKS heeft gestaan. De uitdraai die als bijlage bij mijn rapportage is gevoegd zou geschoond kunnen zijn tussen 2 maart 2000 en het tijdstip waarop ik ze weer heb opgevraagd. Als er tussentijds geen schoning of uitdraai van de gegevens is geweest zullen de gegevens overeenkomen. Ik zal dat nog nagaan. Rond 2001 is er een procedure opgestart om meer vast te leggen van de verstrekkingen (in RBS). Dit is bedoeld voor intern gebruik in onze regio en vindt plaats naast andere systemen als BPS en HKS. Op die manier is na te gaan aan wie al eerder welke informatie is verstrekt. We kunnen ook nagaan welke bevragingen er door andere regio's bij ons zijn gedaan. Dat gebeurt onder andere via Outlook of telefonisch. Ik vermoed niet dat als aan de heer D. op dit moment gegevens zouden worden gevraagd, uit RBS zou blijken welke gegevens hij verstrekt heeft. Er wordt namelijk niet vastgelegd welke gegevens worden verstrekt; dat zou te veel werk zijn en te veel ruimte in beslag nemen. Er wordt verwezen naar het feit dat er een HKS-bevraging is gedaan om snel duidelijkheid te hebben wie welke verstrekking/bevraging heeft behandeld en om op een efficiëntere wijze bij de logging-file te komen. Het zal dus niet zo zijn dat wordt geregistreerd wat een infodesk-medewerker daadwerkelijk (mondeling) heeft doorgegeven. Daartoe bestaat ook geen verplichting.

Naar mijn mening is HKS het meest vervuilde systeem dat landelijk gevoerd wordt. Er is echter wel een verplichting om alle gegevens te verstrekken. Op het moment dat je ze niet meer doorgeeft, zul je een klacht krijgen dat Nederland zich niet aan de regels houdt. De infodesk leeft regels na die gelden voor het verstrekken van gegevens. Ik kan maar marginaal toetsen of de gegevens kloppen, omdat het praktisch niet uitvoerbaar is dit wel te doen. Met de wetenschap dat het HKS vervuild is, ben ik verplicht volgens de regelgeving de gegevens aan buitenlandse autoriteiten door te geven. Met uitzondering van die feiten waarvan ik zeker weet dat ze foutief zijn. In heel Nederland is er te weinig capaciteit om de afloopberichten van het openbaar ministerie te verwerken.

HKS wordt ook gebruikt voor het maken van analyses. Landelijk gezien is onlangs gezegd dat de analyses niet zuiver zijn, omdat het systeem is vervuild. Iedereen is daarvan op de hoogte. Vanuit de infodesk wordt niet aan het buitenland vermeld dat dit zo is.

Ik weet niet of de afloopberichten op de juiste wijze worden verwerkt. Ik denk dat het niet voor honderd procent juist gebeurt en daardoor de gegevens niet integer zijn. Ik weet niet of er andere redenen zijn dan de verwerking van afloopberichten waardoor HKS vervuild wordt. Ik ben de raadplegende kant van HKS en bemoei me niet met de invoer van gegevens. Er zijn verschillende mensen verantwoordelijk voor het gegevensbeheer. Die hebben geen overleg met elkaar over de kwaliteit van het register. Dat baart mij zorgen. Ik vind het wel belangrijk dat de infodesk kritisch kijkt naar het HKS en als er in de eerste oogopslag een fout in lijkt te staan dat de gegevens dan ook niet worden doorgegeven. Wij toetsen derhalve zeer marginaal. Los van de vraag of de gegevens goed of fout zijn, zijn wij verplicht de gegevens door te geven. Het verbaast mij wel dat er niet meer aandacht aan de kwaliteit wordt besteedt. Aan de andere kant gaat het om een immens groot gegevensbestand, waardoor het niet te doen is om de informatie 100% op orde te hebben. De korpsbeheerder is verantwoordelijk voor het totale beheer en de organisatie daarvan. Wij zijn begonnen het proces te verbeteren (RBS). Maar aan de andere kant staat vast dat het systeem vervuild is. Er is geen enkele interne regeling over de wijze waarop de gegevens worden verstrekt. De buitenlandse autoriteit wordt niet gewezen op het feit dat het HKS is vervuild. Standaard moet bij de gegevens de datum worden genoemd. Ik ga ervan uit dat dit in dit geval ook is gebeurd.

Naar mijn mening moeten de Belgen weten dat HKS gegevens niet allemaal veroordelingen zijn. De Belgen hebben niet het recht om de gegevens weer door te geven aan derden. Het is alleen voor intern gebruik bij de politie. OIPG mag niet zonder onze toestemming de door ons verstrekte gegevens aan de aanhoudende politieambtenaren verstrekken. Wij kunnen die toestemming telefonisch geven. Maar het is nooit de bedoeling dat die antecedenten aan de verdachte worden voorgelezen. Ik krijg de indruk dat de Belgen niet conform de regels (het convenant) hebben gehandeld en misbruik hebben gemaakt van de gegevens. Persoonlijk denk ik dat ze de verdachte daarmee onder druk hebben willen zetten. Als de gegevens justitieel worden gebruikt zal dat via een rechtshulpverzoek moeten gaan. In feite is het inwinnen van inlichtingen door justitie bij het OIPG in België tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman ook niet conform de regels. Dat had ook via een rechtshulpverzoek moeten gebeuren.

Wij hebben over de affaire nog geen contact gehad met België. Dat zal gebeuren na het onderzoek van de Nationale ombudsman.

Ik zou graag willen dat de Nationale ombudsman zou zeggen dat de regelgeving bijvoorbeeld bij ministeriële beschikking zou moeten worden uitgebreid, zoals dat is gebeurd bij ClE-registers. De wet politieregisters schrijft nu niet voor dat de gegevens jaarlijks gecontroleerd worden zoals dat gaat met de gegevens uit de bijzondere politieregisters. Mijn voorkeur zou zijn dat dit voorgeschreven zou worden voor alle politieregisters.

Ik ken de verklaring van de heer D. niet. Ik neem deze nu met u door. De gegevens van verzoeker zijn uit het landelijk gekoppeld HKS gehaald. De bevraging kwam, denk ik, uit OIPG Turnhout. Ik heb dat afgeleid uit de stukken (mutatie van N.). Het is me dan ook niet duidelijk waarom de heer D. denkt dat de bevraging uit Antwerpen kwam. In zijn algemeenheid komen er ook wel eens bevragingen uit Antwerpen. Begin 2000 waren we net gestart met de infodesk; toen werden er soms wel gegevens vastgelegd als de ervaren medewerker dat belangrijk vond. Deze hield dat dan zelf bij in een Excell-bestand. Dat is waarschijnlijk niet gebeurd door de verhuizing."

F. nadere informatie

1. Daarnaar gevraagd deelde B. van de Belgische politie een medewerkster van de Nationale ombudsman op 8 maart 2002 telefonisch mee dat de Belgische politie ervan uitgaat dat de doorgekregen antecedenten concrete feiten betreffen, waarvoor iemand ofwel veroordeeld is, of dat er nog sprake is van een lopend onderzoek. Volgens B. zijn in deze zaak gegevens opgevraagd bij de politie Eindhoven. Zij vragen de informatie telefonisch of per fax. Elke vraag/antwoord wordt geregistreerd. Zij mogen dat niet zomaar verstrekken.

2. Op 22 april 2003 stuurde het regionale politiekorps de Nationale ombudsman een door hoofdinspecteur M. op 16 april 2003 opgemaakt proces-verbaal. Dit proces-verbaal luidt onder meer als volgt:

"De vraag welke gegevens er worden vermeld op een HKS-logging, resulteerde in een voorbeeldprint (…). Op deze print worden geen inhoudelijke gegevens, de persoon betreffende, uit het HKS weergegeven. Het is daarom niet mogelijk om naar aanleiding van de HKS-logging na te gaan welke gegevens er precies getoond werden toen de Infodeskmedewerker D. op 2 maart 2000 de HKS-gegevens raadpleegde met betrekking tot (verzoeker; N.o.).

Verder is hieromtrent inhoudelijk geen verdere informatie te verschaffen, zij het dat uit een gebruikersoverzicht met betrekking tot de heer D. blijkt, dat hij niet gerechtigd is om gegevens in te voeren dan wel te wijzigen binnen het HKS."

Achtergrond

1. Landelijk afsprakenboek HKS

"Inleiding

1.1 Doel

Het doel van het Landelijk Afsprakenboek HKS is om de eenduidigheid m.b.t. mutaties en procedures ingevolge het HKS te bevorderen.

1.2. Achtergrond

Het informatiesysteem HKS richt zich onder andere op de regionale gegevensverwerking betreffende personen, delicten, antecedenten, signalementen en genummerde goederen.

Het HKS bevat gegevens van personen tegen wie een proces-verbaal ter zake van een gepleegd misdrijf is opgemaakt, alsmede van ter kennis gekomen criminaliteitsgegevens.

Voorts vindt registratie van HALT-afdoeningen plaats in verband met recidive vaststelling.

Tevens dient het systeem ter ondersteuning van de justitiële opsporing van personen, (genummerde) goederen en strafbare feiten.

Eveneens biedt dit informatiesysteem de mogelijkheid aan gebruikers van het HKS om - middels raadpleging van de Centrale Verwijzing Index (CVI) - gegevens van (vermiste) personen, onbekende lijken/lijkdelen, alsmede van ontvreemde genummerde goederen te raadplegen die zijn vastgelegd in HKS-verzamelingen van andere politieregio's.

(…)

3.2 Verantwoordelijk korps

(…)

Gelet op het Privacy-reglement van HKS is van elke regio de Korpsbeheerder verantwoordelijk voor de gegevensbeheer.

Derhalve zal bij het verantwoordelijke korps een korpscode van de desbetreffende regio welke de persoon als eerste invoert dienen te worden ingevuld.

Bij een persoon kan maar eenmalig het verantwoordelijke korps worden ingevuld.

(…)

7. Landelijk procedure inzake (verstrekken) HKS-gegevens

(…)

7.1. Algemeen

In principe geldt dat alle correspondentie inzake onderstaande HKS aangelegenheden dient te worden gericht aan het centrale aanspreekpunt HKD van de onderscheiden regio's.

Bedoeld aanspreekpunt draagt zorg voor eventuele distributie binnen de regio, waarbij het korps of locatie waar invoer plaatsvindt verantwoordelijk is.

In de regio van de huidige woonplaats van een geregistreerde dienen alle antecedenten aanwezig en bevraagbaar te zijn.

In verband met de functionaliteit van de CWI geldt het zogenaamde woonplaats-principe en dient zoveel mogelijk dubbele registratie te worden voorkomen."

2. Privacyreglement Herkenningsdienst van de politieregio Brabant Zuid-Oost

“Paragraaf 2 Doel en werking

Artikel 2

(…)

2. Gegevens uit het register kunnen worden gebruikt ten behoeve van interne bedrijfsstatistiek, interne bedrijfsvoering en interne ontwikkeling van beleid met betrekking tot de uitvoering van de politietaak.

Artikel 3

1. Het reglement heeft betrekking op deels geautomatiseerde en deels handmatige (deel)verzamelingen van persoonsgegevens welke gevoerd worden bij de herkenningsdienst van het korps. Het betreft:

(…)

h. een verzameling van processen-verbaal van aangifte van misdrijven:

(…)

Paragraaf 3 Beheer

Artikel 4

1. De registerbeheerder is, onder verantwoordelijkheid van de beheerder, belast met de zeggenschap over het register. Hij draagt zorg voor de naleving van de WPolr, het BPolr en het reglement. Hij treft daartoe onder meer voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het register tegen verlies of aantasting van gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan. Tevens treft hij maatregelen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de in het register opgenomen gegevens.

(…)

Paragraaf 5 Verwijdering en vernietiging van gegevens

Artikel 8

1. De gegevens worden uit het register verwijderd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van het register, en zodra mogelijk vernietigd.

2. De gegevens worden in ieder geval uit het register verwijderd indien:

(…)

b. het feit ter zake waarvan opneming heeft plaatsgevonden een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan een jaar doch minder dan tien jaren is gesteld, uiterlijk nadat sinds dat feit vijftien jaren zijn verstreken;

c. het feit ter zake waarvan opneming heeft plaatsgevonden een misdrijf is waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar is gesteld, uiterlijk nadat sinds dat feit zes jaren zijn verstreken;

(…)

3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onder a tot en met f, vindt geen verwijdering van gegevens plaats indien andere op grond van artikel 5, onder a, de geregistreerde verdachte betreffende gegevens in het register zijn opgenomen.

(…)

Paragraaf 6 Verstrekking van gegevens

Artikel 9

1. Verstrekking van gegevens vindt plaats in overeenstemming met de WPolr en het BPolr."

3. Akkoord Uitvoeringsovereenkomst van Schengen

Artikel 39

“1. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe dat hun politiediensten elkaar, met inachtneming van het nationale recht binnen de grenzen van hun bevoegdheden, wederzijds bijstand verlenen ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, voor zover het doen of behandelen van een verzoek naar nationaal recht niet aan de justitiële autoriteiten is voorbehouden en voor het inwilligen van het verzoek door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij geen dwangmiddelen behoeven te worden toegepast. Wanneer de aangezochte politieautoriteiten tot de afdoening van een verzoek niet bevoegd zijn, zenden zij dit aan de bevoegde autoriteiten door.

2. Schriftelijke informatie die krachtens het bepaalde in lid 1 door de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij wordt verstrekt, kan door de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij slechts met toestemming van de bevoegde justitiële autoriteiten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij als bewijsmiddel voor het ten laste gelegde feit worden aangewend.

3. De in lid 1 bedoelde verzoeken om bijstand en reacties daarop kunnen tussen de door de onderscheiden Overeenkomstsluitende Partijen met de internationale politiesamenwerking belaste centrale autoriteiten worden uitgewisseld. In gevallen waarin het verzoek langs bovengenoemde weg niet tijdig kan worden gedaan, kunnen verzoeken door de politieautoriteiten van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks aan de bevoegde politieautoriteiten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij worden toegezonden en door deze rechtstreeks worden beantwoord. In deze gevallen stelt de verzoekende politieautoriteit zo spoedig mogelijk de in de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij met de internationale politiesamenwerking belaste autoriteit van haar rechtstreekse verzoek in kennis.

4. De samenwerking in grensgebieden kan nader worden geregeld in afspraken tussen de bevoegde Ministers van de Overeenkomstsluitende Partijen.

5. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan verdergaande, bestaande en toekomstige bilaterale akkoorden tussen aan elkaar grenzende Overeenkomstsluitende Partijen. De Overeenkomstsluitende Partijen doen elkaar mededeling van deze akkoorden.

4. Wet politieregisters

Artikel 18, eerste lid

"Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de verstrekking van gegevens uit een politieregister - hetzij door tussenkomst van Interpol, hetzij anderszins - aan politieautoriteiten in andere landen, alsmede omtrent de daarbij te stellen voorwaarden aan het gebruik daarvan door die politieautoriteiten."

5. Besluit politieregisters

Artikel 13, eerste, tweede, vierde en zevende lid

“1. Uit een politieregister kunnen gegevens worden verstrekt aan politieautoriteiten in een ander land indien dit noodzakelijk is:

a. voor de goede uitvoering van de politietaak in Nederland of voor de uitvoering van opdrachten voortvloeiende uit de signalering van personen door Nederlandse autoriteiten;

b. ter voorkoming van een ernstig en dreigend gevaar of ter opsporing van een misdrijf waardoor de rechtsorde in dat land ernstig is geschokt of

c. voor de goede uitvoering van de politietaak in dat land, op grond van een verzoek met betrekking tot een bepaalde persoon of een bepaald geval.

2. In de grensgebieden kunnen gegevens als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, ook zonder een daartoe strekkend verzoek worden verstrekt.

(…)

4. Bij de beoordeling van de vraag of gegevens ingevolge het eerste of derde lid zullen worden verstrekt, wordt rekening gehouden met de mate waarin waarborgen in het andere land aanwezig zijn met betrekking tot een juist gebruik van de verstrekte gegevens en met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

7. De verstrekking vindt plaats door tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten. De verstrekking kan echter rechtstreeks plaatsvinden overeenkomstig afspraken met politieautoriteiten in het buitenland, voor zover met deze afspraken is ingestemd door

a. Onze Minister van Justitie, indien het gegevens betreft uit een register dat is aangelegd met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de officier van justitie of

b. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het gegevens betreft uit een register dat is aangelegd met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de burgemeester."

6. Convenant ten behoeve van de verstrekking van informatie uit een politieregister (in april 1997 overeengekomen tussen de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost (verstrekker) en de beheerder van het OIPG te Turnhout (ontvanger)

"Artikel 1

1. Uit een politieregister kunnen gegevens worden verstrekt aan de ontvanger indien dit noodzakelijk is:

a. Voor de goede uitvoering van de politietaak in Nederland

b. voor de goede uitvoering van de politietaak in het ontvangende land

(…)

Artikel 2

1. De verstrekte gegevens worden door de ontvanger slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt. De beheerder van het politieregister kan in bijzondere gevallen op verzoek van de ontvanger toestemmen in gebruik voor een ander doel voor zover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in het land waar de ontvanger gevestigd is.

2. De verstrekte gegevens mogen alleen worden gebruikt door de politieautoriteiten, die in het kader van de voor de verstrekking onder artikel 1 bedoelde doeleinden, een taak of functie hebben. Doorgeleiding van de verstrekte gegevens aan andere diensten vindt niet plaats dan na voorafgaande toestemming van de verstrekker.

(…)

Artikel 5

Van de verstrekking dient in de registratie, waaruit de gegevens worden verstrekt aantekening te worden gehouden. Indien de persoonsgegevens worden verstrekt, aantekening te worden gehouden. Indien de persoonsgegevens verstrekt zijn uit een niet-geautomatiseerde persoonsregistratie geldt deze verplichting niet, wanneer de gegevens niet of slechts kortstondig worden gebruikt."

7. Bijlage bij het Convenant ten behoeve van de verstrekking van informatie uit een politieregister

"9) Bijzondere gevallen

Informatie-uitwisselings-contacten tussen politiediensten in het aangeduide grensgebied zonder tussenkomst van de OIPG's of ICC's is toegestaan in concrete opsporingsonderzoeken / samenwerkingsverbanden waarbij ten behoeve van de informatiehuishouding zowel in Nederland als in België een daartoe strekkend werkdossier / register wordt aangelegd en bijgehouden. In voorkomend geval moeten de aldus rechtstreeks uitgewisselde informaties zowel in Nederland als in België medegedeeld worden aan de ICC's / OIPG's voor zover deze mededeling een goede afwikkeling van het onderzoek niet schaadt of niet strijdig is met het "embargo"-karakter van de informatie."

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Onjuiste informatie over verzoeker verstrekt aan Belgische politie.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Verwerking gegevens door de politie in het Herkenningsdienst Systeem .

Oordeel:

Gegrond