Verzoekers klagen erover dat de Belastingdienst/Ondernemingen Amstelveen (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen) de aankondiging beslaglegging ter zake de invordering van belastingschulden van P. op hun adres heeft bezorgd.
Beoordeling
1. Verzoekers, die wonen op het adres X-straat 97-2 te Amsterdam, klagen erover dat een deurwaarder van de Belastingdienst/Ondernemingen Amsterdam 1/2 (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Amsterdam) in opdracht van de Belastingdienst/Ondernemingen Amstelveen (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen) de aankondiging beslaglegging ter zake de invordering van belastingschulden van P. op hun adres heeft bezorgd. Volgens de aankondiging beslaglegging zou P. woonachtig zijn op het adres X-straat 97-3.
2. Het perceel X-straat 97 te Amsterdam bestaat uit een benedenwoning, een eerste en tweede etage en een zolder.
3. In reactie op de klacht liet de Belastingdienst/Amsterdam weten dat in een door de deurwaarder die de aankondiging beslaglegging heeft bezorgd, opgemaakt ambtsbericht staat vermeld dat hij ervan uitging dat P. de zolderkamer van perceel X-straat 97-2 huurde/bewoonde. Derhalve werd volgens de deurwaarder de aankondiging bezorgd op het adres X-straat twee etage.
Overigens merkte de deurwaarder op dat onjuiste naambordjes of juist het geheel ontbreken van naambordjes in Amsterdam meer regel is dan uitzondering.
4. Het is aan de deurwaarder te wijten dat verzoekers de aankondiging beslaglegging ontvingen, terwijl de aankondiging gericht was aan P. wonende op het adres X-straat
97-3. Door zo te handelen heeft de deurwaarder in strijd gehandeld met de vereiste administratieve zorgvuldigheid. Het had op de weg van de deurwaarder gelegen te controleren of zijn stelling juist was dat P. de zolderkamer van het betreffende perceel bewoonde/huurde.
De onderzochte gedraging die wordt toegerekend aan de Belastingdienst/Ondernemingen Amstelveen (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen), is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Ondernemingen Amstelveen (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen), die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, is gegrond.
Onderzoek
Op 13 november 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 9 november 2002, van mevrouw K. en de heer S. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Ondernemingen Amstelveen (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen).
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werden de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen en de Belastingdienst/Amsterdam verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld.
Vervolgens werden verzoekers in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reacties van verzoekers en de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen gaven aanleiding het verslag aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoekers zijn woonachtig op het adres X-straat 97-2 te Amsterdam. Het perceel
X-straat 97 bestaat uit een benedenwoning, een eerste en tweede etage, alsmede een zolder.
2. Op 7 november 2002 deed een deurwaarder van de Belastingdienst/Ondernemingen Amsterdam 1/2 (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Amsterdam) in opdracht van de Belastingdienst/Ondernemingen Amstelveen (per 1 januari 2003: Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen) een aankondiging beslaglegging in de brievenbus van de woning van verzoekers. De beslaglegging zou plaatsvinden op 15 november 2002 ter zake de invordering van belastingschulden van P., die volgens de aankondiging woonachtig zou zijn op het adres X-straat 97-3.
Het adres X-straat 97-3 bestaat echter niet en P. is niet woonachtig op het adres X-straat 97-2.
B. Standpunt verzoekerS
Voor het standpunt van verzoekers wordt verwezen naar de klachtomschrijving onder Klacht. Voorts gaven verzoekers in hun verzoekschrift aan dat zij vóór 7 november 2002 ongeveer tien keer de op hun adres bezorgde post afkomstig van de Belastingdienst, gericht aan P., geadresseerd X-straat 97-3, retour afzender hadden gezonden met de mededeling dat X-straat 97-3 niet bestond en er op X-straat 97-2 geen P. woonde.
C. Standpunt BELASTINGDIENST/HOLLAND MIDDEN/KANTOOR AMSTELVEEN
1. De Nationale ombudsman stelde de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen de volgende vragen:
"1. Welke adressen van P. staan vermeld in het Beheer van Relaties en de lokale geautomatiseerde ontvangeradministratie? Is er gecontroleerd of deze adressen met elkaar overeenstemmen?
2. Wat is de reden dat de aankondiging bij verzoekers is bezorgd, terwijl volgens verzoekers het adres van P. niet bestaat?
3. Wat is de reden dat ondanks dat zoals verzoekers stellen zij reeds tienmaal de post gericht aan P. van de Belastingdienst hebben geretourneerd met vermelding dat het adres van P. niet bestaat, de Belastingdienst het adres van P. niet heeft gewijzigd?"
2. In reactie op de bovenvermelde vragen liet de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen bij brief van 24 februari 2003 onder meer het volgende weten:
“De belastingdienst Amstelveen heeft in het invorderingstraject gebruik gemaakt van een deurwaarder, de heer V., uit het ambtsgebied van de ontvanger van het Belastingdienstkantoor Amsterdam. Hij heeft een standaardaankondiging van beslaglegging ten name van P. X-straat 97-3, achtergelaten naar blijkt niet in de brievenbus van mevr. P. maar in de brievenbus van (verzoekers; N.o.). Zij wonen op het adres X-straat 97-2.
Mij is vervolgens gebleken dat er geen X-straat 97-3 bestaat
Mevr. P. heeft zich in het verleden echter wel zo laten inschrijven bij bevolking met gevolg dat zij met ingang van 1996 ook zo staat geregistreerd bij de Belastingdienst, zowel in GOA (geautomatiseerde ontvangers administratie; N.o.) als in BVR (Beheer van Relaties; N.o.) (…) X.-straat is het doorgegeven privé-adres en M. het bedrijfsadres (die mij bekend zijn; N.o.)
De ontvanger Amstelveen heeft op grond van deze registratie met als privé-adres
X-straat 97-3 ook de correspondentie gevoerd richting mevrouw P.
Van retour gezonden post ten name van mevr. P. aan de Belastingdienst Particulieren/Amsterdam is mij helaas niet bekend geworden.
Naar aanleiding van de afgegeven signalen van (verzoekers; N.o.) is geen wijziging doorgevoerd in de wijze waarop mevrouw P. staat geregistreerd bij de Belastingdienst.
Dit had naar mijn mening wel moeten gebeuren, daar een eenvoudige check of er een driehoog bestaat ook toen al het resultaat had opgeleverd dat deze rij woningen geen driehoog kent.
Ik betreur het dan ook dat er met de signalen die (verzoekers; N.o.) hebben afgegeven niets is gedaan en dat zij werden geconfronteerd met de aankondiging beslaglegging van 7 november 2002.
Helaas ben ik niet competent voor de Ontvanger van de Belastingdienst Amsterdam en de door deze op pad gestuurde deurwaarder met gevolg dat het deel van de klacht welke gaat over de gedragingen van de heer V. zal moeten worden behandeld door kantoor Amsterdam.
Mijn conclusie uit hetgeen ik in bovenstaande heb weergegeven is de volgende.
Was het signaal omtrent de adressering tijdig opgepikt door de Belastingdienst dan had de aankondiging van beslaglegging niet in de brievenbus van nummer 97-2 beland en had de Belastingdienst de ergernis bij (verzoekers; N.o.) kunnen voorkomen.
Tot slot; zoals (een van de verzoekers; N.o.) in zijn schrijven van 23 januari jl. reeds aangeeft heb ik hem eerder mondeling mijn excuses gemaakt en ik bied bij deze mijn excuses, weliswaar laat, alsnog op schrift aan. Verder zal ik er voor zorgdragen dat de registratie van Mevr. P. wordt hersteld.”
D. STANDPUNT BELASTINGDIENST/AMSTERDAM
In reactie op de onder C.1. vermelde vragen berichtte de Belastingdienst/Amsterdam bij brief van 7 april 2003 onder meer als volgt:
“Naar aanleiding van de klacht van (verzoekers; N.o.), voor zover deze niet reeds door de Belastingdienst Amstelveen is behandeld, het volgende:
In het invorderingstraject is door de Belastingdienst Amstelveen gebruik gemaakt van de deurwaarderscapaciteit van Belastingkantoor Amsterdam. Bij de uitvoering van een invorderingsopdracht wordt er vanuit gegaan dat deze juist is aangeleverd. De deurwaarder heeft zijn werkzaamheden dan ook op een voor hem bekend als juist aangegeven adres uitgevoerd.
Naar aanleiding van de klacht door (verzoekers; N.o.) dd 9 november 2002 is door de deurwaarder een uitvoerig verslag gemaakt op 19 november 2002. Het aangetekende schrijven waar (verzoekers; N.o.) over spreken is, voorzover na te gaan, niet bij de Belastingdienst Amsterdam binnengekomen.
Omdat het een invorderingsopdracht van Belastingdienst Amstelveen betrof is de klacht, met het ambtsgericht van de heer V. d.d. 19 november 2002, ter behandeling doorgezonden aan de Belastingdienst Amstelveen. Deze eenheid heeft op de klacht gereageerd, behoudens voorzover het de gedragingen van de betrokken deurwaarder betrof.
Omtrent deze gedragingen is in voornoemd ambtsbericht vermeld:
Het perceel X-straat 97 bestaat uit een benedenwoning, 1e en 2e etage en zolder.
Volgens BVR staat P. ingeschreven als `97-3 inwonend'.
Ik ben er vanuit gegaan dat P. de zolderkamer huurde/bewoonde.
Vandaar een aankondiging beslaglegging bezorgd op het adres X-straat 97 2e etage.
NB. Onjuiste naambordjes of juist het geheel ontbreken van naambordjes is in Amsterdam meer regel dan uitzondering
Tot slot merk ik op dat de deurwaarders de heren V. en B. reeds uitvoerig met (een van de verzoekers; N.o.) hebben gesproken over de gang van zaken. Door (deze verzoeker; N.o.) is duidelijk de indruk gewekt dat de zaak daarmee was afgedaan.
Nu dit anders blijkt te zijn wil ik benadrukken dat ik de gang van zaken betreur.”
E. REACTIE VERZOEKERS
In reactie op de standpunten van de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen en de Belastingdienst/Amsterdam liet een van de verzoekers bij brief van 8 mei 2003 onder meer weten dat op het adres X-straat 97-2 een aan P. gerichte aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001, alsmede een aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen over het jaar 2002, beide gedagtekend 9 mei 2003, in de brievenbus waren gegooid, terwijl de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen (zie C. 2.) in reactie op de klacht liet weten er voor zorg te dragen dat de registratie van het adres van P. zou worden hersteld.
F. Nadere reactie Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen
De Nationale ombudsman verzocht de Belastingdienst/Holland Midden bij de aanbieding van het verslag van bevindingen bij brief van 18 juli 2003 een reactie te geven op de vraag of thans het adres van P. door de Belastingdienst is hersteld, zoals staat vermeld in zijn reactie van 24 februari 2003 (zie C. 2.). De Nationale ombudsman stelde deze vraag aangezien verzoekers bij brief van 8 mei 2003 aan hem hadden laten weten wederom post van de Belastingdienst voor P. te hebben ontvangen.
Naar aanleiding van het toegezonden verslag van bevindingen en de bovenvermelde vraag liet de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Amstelveen bij brief van 28 juli 2003 onder meer het volgende weten:
“Ik heb, nadat ik er achter ben gekomen dat er ondanks mijn toezegging toch nog post voor mevr. P. bij de klagers op de deurmat viel, bij de Basisadministratie geïnformeerd hoe dit mogelijk was. Ik was namelijk in de veronderstelling dat mijn mededeling aan de klantbehandelaar om dit adres uit ons systeem te halen voldoende was.
Ik heb van de basisadministratie doorgekregen dat dit niet altijd goed gaat en heb vervolgens gevraagd om indien zij dit wel konden veranderen dit direct te doen.
Vervolgens is het adres van mevrouw P. veranderd en staat zij nu niet meer voor de Belastingdienst geregistreerd op het adres van (verzoekers; N.o.).
Ik heb (één van de verzoekers; N.o.) naar aanleiding hiervan nog gesproken en hem gevraagd indien er toch nog iets van de belastingdienst voor mevr. P. op zijn adres zou worden bezorgd dit direct met mij kort te sluiten.
Dit is inmiddels weer enige maanden geleden en ik heb tot op heden geen bericht in deze van (de eerdergenoemde verzoeker; N.o.) ontvangen.
Hieruit leid ik af dat het nu wel goed gaat.”
G. Nadere reactie verzoekers
Verzoekers lieten op 31 juli 2003 naar aanleiding van het op 18 juli 2003 door de Nationale ombudsman toegezonden verslag van bevindingen telefonisch weten dat zij na 8 mei 2003 van de Belastingdienst geen post meer voor P. hadden ontvangen.