Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Haaglanden onvoldoende onderzoek heeft verricht naar een aangewezen bromfiets, die volgens verzoeker zijn gestolen bromfiets is. Hij klaagt er met name over dat de politie:
- de identiteitskenmerken van de aangewezen bromfiets onvoldoende heeft gecontroleerd;
- onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gegevens die de bezitter van de aangewezen bromfiets heeft verstrekt;
- de aangewezen bromfiets niet in beslag heeft genomen;
- een getuige van de diefstal van zijn bromfiets niet heeft gehoord.
Beoordeling
Bevindingen en beoordeling
I. Ten aanzien van de controle van de bromfiets, het onderzoek naar de gegevens van de bezitter en het niet in beslag nemen van de bromfiets
Bevindingen
1. Op 22 december 1999 deed verzoeker aangifte bij het regionale politiekorps Haaglanden van diefstal van zijn bromfiets (merk: Puch; type: Extreme; kleur: oranje) uit het portiek van zijn woning in de N.-straat te Den Haag, gepleegd op 21 of 22 december 1999. Verzoeker stelt in zijn aangifte dat hij de resten van het stuurslot nog zag liggen op de plaats van de diefstal. In de aangifte staat verder dat de bromfiets is voorzien van verzekeringsplaatje X en framenummer xx. Tevens wordt vermeld dat de bromfiets is voorzien van zogenoemde data-tags. Dat zijn een soort chips die op verschillende plaatsen onzichtbaar in de bromfiets zijn aangebracht, en die met een scanner kunnen worden uitgelezen. Aan de hand daarvan kan middels een speciale code de eigenaar van de bromfiets worden bepaald.
2. Op 2 januari 2000 deed verzoekers gemachtigde (zus van verzoeker) vanuit een snackbar in Naaldwijk de melding bij de politie dat zij en haar vriend verzoekers gestolen bromfiets hebben gezien bij een groepje Marokkaanse jongens in Naaldwijk. De politieambtenaren H. en D. reageerden op deze melding. In het mutatierapport dat hierover is opgemaakt, staat (voor zover hier van belang) het volgende vermeld:
"Beide melders op de V.-laan gesproken en vervolgens naar de M.-straat gereden. Aldaar bij de snackbar onder de overkapping een groepje Marokkanen aangetroffen bij een opvallend rode Puch scooter. Betrokkene B. bleek de eigenaar/bestuurder van het apparaat.
Alle papieren waren aanwezig (verzekeringsbewijs/groene kaart/idkaart/aankoopbewijs P. (een bromfietshandel; N.o.)). Framenr gecontroleerd en nagetrokken bij bureau. Bleek niet gesignaleerd. Betrokkene bedankt voor de medewerking en vervolgd. Betrokkene reed vervolgens na hiervoor al gewaarschuwd te zijn zonder helm weg. Hij krijgt hiervoor een pv.
De beide melders namen geen genoegen met ons optreden omdat zij zeker wisten dat de bromfiets de gestolen bromfiets van hun familielid was. (…)
Aankoop zal voor de zekerheid nog bij P. worden nagetrokken. (…)
Aanvulling (politieambtenaren; N.o.) Ba./Br. (4 januari 2000):
Rapporteurs zijn bij P. geweest om na te gaan of betrokkene B. de bromfiets daar heeft gekocht. Dit klopte. Een kopie gemaakt van het aankoopbewijs. Hoorden tevens van een van de medewerkers van P. dat melder F. (de vriend van verzoekers gemachtigde; N.o.) in de winkel was geweest om dezelfde reden. Volgens F. was de bromfiets 100% gestolen en hij zou er wel voor zorgen dat P. het zou voelen als hij niet meewerkte. P. zou grote problemen krijgen als hij niet zou meewerken etc. etc. Toen is F. vriendelijk doch dringend verzocht door de medewerker om de winkel te verlaten. De aankoopbon dateerde trouwens uit 23 augustus 1999.
Het resultaat van het onderzoek bij P. is om 15.00 uur door (politieambtenaar; N.o.) Bro. telefonisch aan melder F. medegedeeld."
In dit mutatierapport staan tevens de volgende gegevens vermeld van de betreffende bromfiets: merk: Puch; type: Extreme; kleur: oranje; verzekeringsplaatje: Y; framenummer: yy.
3. Bij brief van 10 januari 2000 diende verzoekers gemachtigde een klacht in bij het regionale politiekorps Haaglanden over de wijze waarop de politie de melding van 2 januari 2000 heeft afgehandeld.
4. De burgemeester van de gemeente Naaldwijk reageerde hierop bij brief van 24 februari 2000. In zijn reactie zet de burgemeester (kort gezegd) de activiteiten uiteen die de politie naar aanleiding van de melding heeft ondernomen, zoals hiervoor vermeld onder I.2. Daarbij noemt de burgemeester een rode bromfiets.
Verder noemt de burgemeester de mededeling van verzoekers gemachtigde dat B. de bromfiets nooit op 23 augustus 1999 bij P. heeft kunnen kopen, aangezien het betreffende type toen nog niet op de Nederlandse markt was verschenen. In dit verband deelde de burgemeester mee dat de politie telefonisch contact heeft opgenomen met Puch Nederland te Tiel, waarop desgevraagd is meegedeeld dat het betreffende type in april 1999 op de Nederlandse markt is verschenen.
De burgemeester achtte verzoekers klacht niet gegrond.
5. Bij brief van 25 februari 2000 wendde verzoekers gemachtigde zich opnieuw tot de politie. Zij stelt in deze brief onder meer het volgende. De contactslotring van de bromfiets die zij en haar vriend hebben gezien op 2 januari 2000 ontbrak, net als bij de bromfiets van verzoeker. Daarnaast kwam de cijfer- en lettercombinatie van het verzekeringsplaatje op de betreffende bromfiets overeen met verzoekers bromfiets.
Verzoekers gemachtigde en haar vriend hebben op enige afstand de controle van de bromfiets op 2 januari 2000 waargenomen. Hierbij zijn volgens hen geen papieren overhandigd aan de politie.
Verzoekers gemachtigde stelt voorts in haar brief dat de Marokkaanse jongens het aankoopbewijs van P. waarschijnlijk hebben vervalst.
Ook deelde de monteur van P. op 3 januari 2000 aan verzoekers gemachtigde en haar vriend mee dat hij nog nooit een Puch van het betreffende type onder zijn handen heeft gehad.
De politie heeft op een later moment meegedeeld dat de Marokkaanse jongens lid zijn van een bende. Zij hebben volgens verzoekers gemachtigde dus een strafblad.
Verder heeft een getuige (barkeeper van een café aan de overkant van verzoekers woning) vier Marokkaanse jongens gezien bij verzoekers woning ten tijde van de diefstal. Darnaast is de bromfiets oranje en niet rood, aldus verzoekers gemachtigde.
Zij eiste ten slotte dat er een data-tag controle op de betreffende bromfiets zou worden uitgevoerd in Den Haag.
6.1. Bij brief van 22 mei 2000 deelde de burgemeester van Naaldwijk verzoekers gemachtigde mee dat er op 2 mei 2000 een data-tag controle heeft plaatsgevonden op de betreffende bromfiets. Uit dit onderzoek bleek dat de onderzochte bromfiets niet was voorzien van data-tags, en hier ook nooit van voorzien was geweest. Eveneens is het framenummer gecontroleerd. Ook hieruit bleek dat de onderzochte bromfiets niet verzoekers bromfiets is, aldus de burgemeester.
6.2. In het mutatierapport van de politie in Naaldwijk van 2 mei 2000 staat hierover onder meer het volgende vermeld: "Op verzoek van bureauchef, betrokkene B. aan het bureau Naaldwijk uitgenodigd voor controle van de data-tag van zijn scooter. Deze verscheen en door de collega's is een controle uitgevoerd. In het geheel werd er geen data-tag aangetroffen."
In het mutatierapport staan tevens de volgende gegevens vermeld van de betreffende bromfiets: merk: Puch; type: Extreme; kleur: oranje; verzekeringsplaatje: Y; framenummer: yy.
7. Verzoeker kon zich niet verenigen met de hiervoor onder I.4. en 6.1. genoemde brieven van de burgemeester van Naaldwijk en wendde zich om die reden middels zijn gemachtigde bij brieven van 17 augustus 2000 en 17 november 2000 tot de Nationale ombudsman.
In reactie op de brief die de Nationale ombudsman bij de opening van het onderzoek aan verzoekers gemachtigde zond, gaf zij daarnaar gevraagd aan dat er sprake was van een vergissing ten aanzien van de cijfer- en lettercombinatie van het verzekeringsplaatje. Verzoekers gemachtigde verkeerde oorspronkelijk in de veronderstelling dat verzoekers bromfiets, net als de bromfiets die zij en haar vriend hebben gezien, was voorzien van verzekeringsplaatje Y. Uit de aangifte van de diefstal is evenwel gebleken dat verzoekers bromfiets was voorzien van verzekeringsplaatje X.
8. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Haaglanden onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de op 2 januari 2000 aangewezen bromfiets. Hij klaagt er met name over dat de politie:
- de identiteitskenmerken van de aangewezen bromfiets onvoldoende heeft gecontroleerd;
- onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gegevens die de bezitter van de aangewezen bromfiets heeft verstrekt;
- de aangewezen bromfiets niet in beslag heeft genomen.
9. In zijn reactie op de klacht bij de Nationale ombudsman verwijst de korpsbeheerder naar een aantal bijlagen, waarin (kort gezegd) de activiteiten uiteen worden gezet die de politie naar aanleiding van de melding op 2 januari 2000 heeft ondernomen, zoals hiervoor vermeld onder I.2., 4. en 6.1. en 6.2.
Bij de reactie van de korpsbeheerder bevond zich onder meer een brief van de chef van het district Rijswijk/Westland van 7 mei 2001 waarin onder meer staat dat de stelling van verzoekers gemachtigde, dat B. bekend is als verdachte, dan wel dader van bromfietsdiefstallen, niet juist is.
10.1. Verzoekers gemachtigde deelde in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder mee dat er geen data-tag controle kon hebben plaatsgevonden, omdat de politie haar zelf te kennen heeft gegeven dat het politiebureau in Naaldwijk niet beschikte over de vereiste apparatuur voor het uitlezen van data-tags.
Verzoekers gemachtigde stelde verder dat zij, samen met haar vriend, twee keer bij bromfietshandel P. langs is geweest, op maandag 3 januari 2000 en woensdag 5 januari 2000. De monteur reageerde op 3 januari 2000 erg zenuwachtig. Hij had toevallig die maandag voor de eerste keer een oranje Puch van het betreffende type op de bok staan. Zij mochten op 5 januari 2000 terug komen om de aankoopbon te bekijken. Die dag was de monteur hiertoe echter niet meer bereid. Als bromfietshandel P. een aankoopbon zou hebben getoond, was de lezing van de politie geloofwaardig geworden, aldus verzoekers gemachtigde.
10.2. Tijdens het onderzoek bracht verzoekers gemachtigde tevens naar voren dat de politie het framenummer van de bromfiets op 2 januari 2000 niet heeft gecontroleerd. De betrokken politieambtenaren hebben de controle niet goed uitgevoerd omdat zij zich bedreigd voelden door de aanwezigheid van een groep Marokkaanse jongens en mannen.
Verzoekers gemachtigde bracht verder naar voren dat de Marokkaanse jongens op 2 januari 2000 naast de bromfiets liepen omdat deze niet goed functioneerde. De oorzaak daarvan is gelegen in de omstandigheid dat onderdelen van de bromfiets bij de diefstal zijn ontwricht.
11. Politieambtenaar S. deelde vervolgens in het kader van het onderzoek onder meer het volgende mee aan een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman. Toen de bromfiets de eerste maal werd gecontroleerd op 2 januari 2000 moest een data-tag controle gebeuren op Zichtenburg in Den Haag. Op het politiebureau in Naaldwijk was daarvoor niet de benodigde apparatuur aanwezig. Ongeveer drie maanden na de controle op 2 januari 2000 vond er een groot onderzoek plaats naar diefstallen van bromfietsen. Ten behoeve van dit onderzoek zijn twee rechercheurs van het politiebureau in Naaldwijk opgeleid om data-tags te kunnen controleren. Er kwam toen ook apparatuur op het politiebureau in Naaldwijk om een controle op data-tags uit te voeren.
Een data-tag is een soort chip die onzichtbaar in het materiaal van een bromfiets wordt aangebracht. Data-tags worden op verschillende plaatsen aangebracht; vaak op 6 of 7 plaatsen. Met een scanner wordt uitgelezen of er data-tags zijn aangebracht. Het is niet mogelijk data-tags geheel te verwijderen. De scanner blijft dan iets registreren.
Naar aanleiding van de brieven van verzoekers gemachtigde verzocht de burgemeester van Naaldwijk de politie om alsnog een data-tag controle op de betreffende bromfiets uit te voeren. Hoewel dat naar de mening van S. niet noodzakelijk was, is de eigenaar die bij de controle op de bromfiets reed, gevraagd vrijwillig mee te werken aan een controle van zijn bromfiets op de aanwezigheid van data-tags. Dat deed hij. Bij de controle bleek dat er geen data-tags op de bromfiets waren aangebracht of verwijderd. S. zag dat de apparatuur dit aangaf. Het was de eerste keer dat S. bij zo'n controle aanwezig was, en hij heeft dus goed gekeken.
De bromfiets die verzoekers gemachtigde heeft aangewezen was ook al op straat op 2 januari 2000 op zicht gecontroleerd. Daarnaast was er een controle uitgevoerd bij bromfietshandel P. Alle controles leverden als resultaat dat er met de door verzoekers gemachtigde aangewezen bromfiets niet was geknoeid en dat de bromfiets niet van diefstal afkomstig was.
Het voorgaande is volgens S. meerdere keren aan verzoekers gemachtigde meegedeeld. Daarbij werd haar verteld dat het een andere bromfiets betrof, en hoe de politie tot die conclusie kwam. Verzoekers gemachtigde neemt dit echter niet aan. Ook dat de politie in Naaldwijk later wel beschikte over apparatuur om op data-tags te controleren, is haar verteld. Zij wilde toen desondanks dat de controle nogmaals op Zichtenburg in Den Haag zou plaatsvinden. B. was echter al een keer vrijwillig met zijn bromfiets voor de controle geweest en een herhaling was niet nodig, aldus S.
12. Ook politieambtenaar H. verstrekte in het kader van het onderzoek informatie aan een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman. H. deelde onder meer het volgende mee. Op zondag 2 januari 2000 heeft hij samen met collega D. een controle op een bromfiets uitgevoerd. In het mutatierapport dat hiervan is opgemaakt, staat dat het framenummer is gecontroleerd en nagetrokken bij het bureau (zie hiervoor, onder I.2.). H. voegde op dit punt toe dat zij niet alleen de papieren hebben gecontroleerd maar ook het framenummer zoals dat in de bromfiets is geslagen. Het is vaste praktijk om de papieren te vergelijken met de bromfiets zelf. Juist door die vergelijking kan een eventuele diefstal aan het licht komen.
De bestuurder van de betreffende bromfiets was bereid om aan de controle mee te werken. Na enige uitleg van de kant van de politie konden zij de controle goed uitvoeren. Daarbij is niet gebleken van onregelmatigheden. Er was dan ook geen enkele aanleiding voor nadere actie.
De stelling van verzoekers gemachtigde dat zij de controle niet goed hebben uitgevoerd omdat zij zich bedreigd zouden voelen door de aanwezigheid van een groep Marokkaanse jongens is onzin. Wanneer dat het geval zou zijn geweest, hadden zij wel om assistentie verzocht, in plaats van het onderzoek af te breken.
H. kon niet zeggen of de sleutelring van de betreffende bromfiets ontbrak of niet. In ieder geval was de bromfiets wel goed bestuurbaar. Betrokkene reed ook na de controle op deze bromfiets weg. Dat staat ook in de betreffende mutatie, aldus H.
13. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman is tevens informatie opgevraagd bij verzekeringsmaatschappij Unigarant N.V. te Hoogeveen. Unigarant bevestigde desgevraagd dat B. op 23 augustus 1999 via bromfietshandel P. een bromfietsverzekering heeft afgesloten voor een Puch bromfiets voorzien van verzekeringsplaatje: Y en framenummer: yy.
Beoordeling
14. De lezingen van verzoeker enerzijds en van de politie anderzijds staan ten aanzien van het onderzoek van de politie op 2 januari 2000 naar de betreffende bromfiets tegenover elkaar. Verzoekers gemachtigde heeft naar voren gebracht dat zij samen met haar vriend op enige afstand stond toe te kijken. Zij stelt dat de politie de relevante schriftelijke stukken niet heeft ingezien, en dat de politie ook het framenummer op de bromfiets niet heeft bekeken. De politie stelt daarentegen dat zij de relevante schriftelijke stukken wel heeft ingezien, alsmede dat zij deze stukken ook heeft vergeleken met de identiteitskenmerken op de bromfiets.
15. Op grond van de tijdens dit onderzoek verkregen informatie acht de Nationale ombudsman de lezing van verzoeker minder aannemelijk dan de lezing van de politie.
De Nationale ombudsman acht hiertoe met name redengevend dat de politie alle relevante gegevens van B. en de bromfiets heeft opgenomen in het mutatierapport van 2 januari 2000, dat bromfietshandel P. twee dagen later de aanschaf van de betreffende bromfiets door B. op 23 augustus 1999 heeft bevestigd tegenover de politie, dat de uitkomst van het onderzoek van de politie naar data-tags op 2 mei 2000 niet strookt met verzoekers lezing, alsmede dat verzekeringsmaatschappij Unigarant N.V. te Hoogeveen tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman desgevraagd bevestigde dat B. via bromfietshandel P. een bromfietsverzekering heeft afgesloten voor de betreffende bromfiets met ingang van de genoemde aanschafdatum.
De Nationale ombudsman heeft in dit verband tevens acht geslagen op de brief van de burgemeester van Naaldwijk waarin de stelling van verzoekers gemachtigde met betrekking tot de onmogelijkheid tot aanschaf van het betreffende type bromfiets op 23 augustus 1999 voldoende gemotiveerd wordt weerlegd.
16. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor onder I.15. is overwogen, wordt geconcludeerd dat in elk geval na het onderzoek van de politie op 2 januari 2000 geen gronden bestonden voor inbeslagneming van de betreffende bromfiets.
17. Het voorgaande voert tot het oordeel dat de politie zowel ten aanzien van de controle van de bromfiets, het onderzoek naar de gegevens van de bezitter en het niet in beslag nemen van de bromfiets juist heeft gehandeld. Het enkele feit dat er op 2 januari 2000 geen data-tag controle heeft plaatsgevonden op de betreffende bromfiets doet hieraan niet af.
De onderzochte gedraging is op deze punten dan ook behoorlijk.
II. Ten aanzien van het niet horen van de getuige
Bevindingen
1. Ten slotte klaagt verzoeker erover dat de politie een getuige van de diefstal van zijn bromfiets niet heeft gehoord.
2. In de brief van verzoekers gemachtigde aan het regionale politiekorps Haaglanden van 25 februari 2000 staat op dit punt het volgende vermeld: "Er is een getuigenverklaring van het poolcafé aan de N.-straat aan de overkant! De barkeeper heeft vier Marokkaanse jongens gezien! Naam barkeeper bekend in de politiecomputer B.-laan. Van het poolcafé aan de overkant van de N.-straat dus!
Op 2 januari 2000 hebben mijn vriend en ik de politie van Naaldwijk hierover gebeld!"
3. Bij de opening van het onderzoek vroeg de Nationale ombudsman de korpsbeheerder of deze getuige van de diefstal van de bromfiets is gehoord. De Nationale ombudsman verzocht daarbij tevens om overlegging van het (eventuele) proces-verbaal van verhoor.
4. In reactie op deze klacht bracht het regionale politiekorps Haaglanden naar voren dat het hier niet gaat om een getuige van de diefstal van de bromfiets, maar om een getuige die kon bevestigen dat de door verzoekers gemachtigde en haar vriend op 2 januari 2000 aangewezen jongen als bestuurder van de bromfiets was gezien. Deze getuige was niet meer van belang omdat de politieambtenaren H. en D. de bestuurder aantroffen bij de bromfiets en hij kon aantonen dat hij de eigenaar was van de bromfiets.
5. Verzoekers gemachtigde verklaarde in dezen nog dat zij bij de politie heeft aangegeven dat er een getuige is die niet door de politie is gehoord. Dit is ene K. van het poolcafé tegenover de woning van haar broer in de N.-straat in Den Haag. K. zag twee of drie Marokkanen aan de voordeur van de flat van haar broer rommelen.
Nadat de politie in Naaldwijk op 2 januari 2000 de Marokkaanse jongen met de bromfiets had gecontroleerd, is zij verschillende malen naar het politiebureau geweest. Eén van die keren heeft zij de politie over de getuige K. verteld. Zij wist niet meer precies wanneer dit was en tegen wie zij dat heeft gezegd.
6. Tijdens het onderzoek verklaarde deze K. tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman dat hij de diefstal van verzoekers bromfiets uit het portiek van diens woning nog vaag kon herinneren. Gelet op het tijdsverloop kon hij hierover evenwel geen details meer geven. K. kon zich niet herinneren dat hij ooit door de politie was benaderd om over de diefstal informatie te verstrekken.
Beoordeling
7. In de reactie op de klacht gaat de politie uit van de onjuiste veronderstelling dat de door verzoeker bedoelde getuige geen getuige van de diefstal van bromfiets is. Kennelijk verwisselt de politie deze getuige met de eigenaar/medewerker van de snackbar in Naaldwijk van waaruit verzoekers gemachtigde op 2 januari 2000 de melding deed dat zij en haar vriend verzoekers gestolen bromfiets hebben gezien bij een groepje Marokkaanse jongens in Naaldwijk.
Op grond van de hiervoor onder Bevindingen opgenomen informatie acht de Nationale ombudsman het voldoende aannemelijk dat verzoekers gemachtigde de politie op of kort na 2 januari 2000 heeft geïnformeerd over het bestaan van getuige K. In elk geval heeft verzoekers gemachtigde de politie daarvan bij brief van 25 februari 2000 op de hoogte gesteld. Niet is gebleken dat de politie deze getuige heeft bevraagd over zijn wetenschap omtrent de diefstal. Gelet op de aard van het delict had van de politie enige inspanning verwacht mogen worden om in contact te treden met K. om te bezien of deze bruikbare informatie kon verstrekken over de diefstal.
De onderzochte gedraging is op dit punt dan ook niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester te Den Haag), is niet gegrond, behalve ten aanzien van het niet horen van de getuige van de diefstal, op dat punt is de klacht gegrond.
Onderzoek
Op 21 augustus 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer G. te Den Haag, ingediend door mevrouw G. te Den Haag, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld aan de korpsbeheerder, en is informatie ingewonnen bij een verzekeringsmaatschappij.
Voorts zijn twee betrokken ambtenaren en één getuige telefonisch gehoord.
Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De korpsbeheerder en betrokken ambtenaar H. deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De reactie van betrokken ambtenaar S. gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag (op een enkel punt) aan te vullen.
Informatieoverzicht
1. Verzoekschrift van 17 augustus 2000.
2. Aanvulling verzoekschrift van 17 november 2000, met bijlagen over de interne klachtprocedure bij het regionale politiekorps Haaglanden, waaronder een tweetal brieven van de burgemeester van Naaldwijk.
3. Openingsbrieven van de Nationale ombudsman van 21 maart 2001.
4. Reactie verzoeker op openingsbrieven van 27 maart 2001.
5. Standpunt korpsbeheerder van 29 mei 2001, met bijlagen, waaronder een tweetal mutatierapporten die op deze zaak betrekking hebben.
6. Reactie verzoeker op standpunt van 17 augustus 2001.
7. Verklaring verzoekers gemachtigde van 10 oktober 2001.
8. Verklaring betrokken ambtenaar S. van 15 oktober 2001.
9. Reactie verzoeker op verklaring S. van 14 december 2001.
10. Verklaring betrokken ambtenaar H. van 8 juli 2002.
11. Telefoonnotities van 26 juni 2002 en 8 juli 2002 van het Bureau Nationale ombudsman van telefoongesprekken met verzekeringsmaatschappij Unigarant N.V. te Hoogeveen, respectievelijk getuige K.
Bevindingen
Zie onder Beoordeling