Verzoeker klaagt erover dat de tandheelkundige zorg die het Ministerie van Justitie hem tijdens zijn detentie in de Penitentiaire Inrichtingen Vught in oktober 2000 heeft geboden, niet inhield het plaatsen van een kroon.
Beoordeling
I. Inleiding
Verzoeker was gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught. Tijdens zijn detentie breekt, in het najaar van 2000, een originele kies van verzoeker af. Verzoeker heeft daarop aan de inrichtingstandarts verzocht om een kroon te plaatsen. De tandarts heeft voor het plaatsen van een kroon een machtiging aangevraagd bij de Tandheelkundig Adviseur van het Ministerie van Justitie. De Tandheelkundig Adviseur heeft geweigerd deze machtiging te verlenen.
II. Ten aanzien van de klacht
1. Verzoeker klaagt er over dat de tandheelkundige zorg die het Ministerie van Justitie hem tijdens zijn detentie in de Penitentiaire Inrichtingen Vught in oktober 2000 heeft geboden, niet inhield het plaatsen van een kroon. Verzoeker merkt in dit verband op, dat hij voor zijn detentie particulier verzekerd was met een aanvullende verzekering voor tandheelkundige verzorging. Verzoeker heeft zijn gebit altijd goed onderhouden, ging elk half jaar naar de tandarts voor controle en heeft, indien nodig, ook tussendoor gaatjes laten vullen. Voorts merkt verzoeker op dat zijn detentie pas in 2005 afloopt.
2. De Minister van Justitie merkt in reactie op de klacht op dat de Tandheelkundig Adviseur voor het plaatsen van een kroon geen machtiging heeft verstrekt, omdat deze voorziening niet in het justitiële verstrekkingpakket valt. Ook was er geen reden om verzoeker voor de kroon in aanmerking te doen komen door het afgeven van een machtiging voor een bijzondere verrichting, aangezien op het moment dat de machtiging werd aangevraagd de afgebroken kies reeds door de tandarts op een adequate wijze was voorzien van een vulling. Hierdoor was het gebitselement op een verantwoorde wijze geconserveerd voor de resterende detentieperiode.
Voorts merkt de Minister op dat de zorgvisie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het Ministerie van Justitie is gericht op preventie van ziekten en het voorkomen van een verslechtering van de gezondheidstoestand van gedetineerden. In het kader van deze zorgvisie wordt de tandheelkundige verzorging van justitiële patiënten uitgevoerd op basis van een behandeling met eenvoudige middelen, die gebaseerd is op een verstrekkingenpakket van beperkte omvang. Dit houdt onder meer dat de inrichtingstandarts geen achterstallig onderhoud aan het gebit van een gedetineerde pleegt, tenzij dit noodzakelijk is voor de behandeling van pijnklachten of om een verslechtering van het gebit te voorkomen.
3. Vast staat dat in het justitiële verstrekkingpakket niet de voorziening is opgenomen tot het verstrekken van een kroon (zie Achtergrond, onder 1.). Op grond van het justitiële verstrekkingenpakket kwam verzoeker dan ook niet in aanmerking voor het plaatsen van een kroon. Blijft over de mogelijkheid om verzoeker in aanmerking te laten komen voor het plaatsen van kroon middels het afgeven van een machtiging voor een bijzondere verrichting. Voor het afgeven van een machtiging voor een bijzondere verrichting is van belang dat de tandarts binnen de mogelijkheden van het justitiële verstrekkingpakket niet tot een adequate behandeling kan overgaan, en dat een behandeling geïndiceerd is, die buiten het justitiële verstrekkingpakket valt (zie Achtergrond, onder 3.). In deze zaak heeft de betrokken tandarts (tweemaal) een machtiging aangevraagd voor het plaatsen van een kroon. De Tandheelkundig Adviseur heeft deze machtiging niet verleend, omdat de tandarts de kies van verzoeker inmiddels op een adequate wijze voorzien had van een vulling. De Tandheelkundig Adviseur is tot dit oordeel gekomen na bestudering van de van verzoekers kies gemaakte röntgenfoto. Aan de hand van deze röntgenfoto heeft de Tandheelkundig Adviseur opgemaakt dat de wortel van de kies in goede staat verkeerde en dat de situatie er volgens de röntgenfoto zodanig uitzag dat uitstel van behandeling tot na detentie in 2005 naar verwachting geen verslechtering van de situatie zou opleveren.
4. Verzoeker kwam op grond van het justitiële verstrekkingpakket niet in aanmerking voor het plaatsen van een kroon. Gelet op het feit dat de door de tandarts uitgevoerde behandeling van verzoekers afgebroken kies op dat moment een adequate oplossing bood, hetgeen door de tandarts in zijn tegenover de Nationale ombudsman afgelegde verklaring ook wordt erkend (zie Bevindingen, onder F.), kon de Tandheelkundig Adviseur van het Ministerie van Justitie in redelijkheid besluiten om geen machtiging tot het plaatsen van een kroon te verlenen. Niet gesteld kan dan ook worden dat door het niet verlenen van een machtiging tot het plaatsen van een kroon, het Ministerie van Justitie jegens verzoeker tekort is geschoten wat betreft de aan hem verleende tandheelkundige zorg.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het Ministerie van Justitie, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond.
Onderzoek
Op 17 oktober 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Veenhuizen, met een klacht over een gedraging van het Ministerie van Justitie.
Verzoeker had zich al eerder, bij brief van 5 augustus 2001, tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoek voldeed toen echter niet aan het kenbaarheidsvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman, zodat de klacht niet in onderzoek werd genomen. Naar aanleiding van verzoekers brief van 14 oktober 2001 werd naar de gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken tandarts telefonisch gehoord. Tijdens het onderzoek kregen de Minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de Minister een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van de Minister gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker was gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught. Tijdens zijn detentie in Nieuw Vosseveld is bij verzoeker een originele kies afgebroken. Verzoeker heeft daarop de inrichtingstandarts (hierna: de tandarts) verzocht om een kroon te plaatsen. Voor het plaatsen van een kroon diende de tandarts een machtiging aan te vragen bij de Tandheelkundig Adviseur, hetgeen door hem is gebeurd.
2. De Tandheelkundig Adviseur heeft de aanvraag tot het plaatsen van een kroon afgewezen en de machtiging niet verleend. Als reden voor de weigering werd aangevoerd dat het plaatsen van een kroon een bijzondere verrichting is en dat de bijzondere verrichting op grond van de instructie behorende bij en deel uitmakende van de overeenkomst tot het verrichten van tandheelkundige diensten tussen de Staat der Nederlanden en de door de tandheelkundige verzorging verantwoordelijke tandarts geen deel uitmaakt van het verstrekkingenpakket.
3. Verzoeker diende vervolgens een verzoek tot bemiddeling in bij de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie. Deze bemiddeling had als resultaat dat er bij verzoeker door de inrichtingstandarts op eigen kosten ad ƒ 900,- een kroon is geplaatst.
4. Verzoeker is tegen de weigering van de Tandheelkundig Adviseur om een machtiging aan de tandarts te verstrekken voor het plaatsen van een kroon in beroep gegaan bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Bij beslissing van 6 juli 2001 overweegt de Raad onder meer het volgende:
“2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht:
Er was een originele kies van hem afgebroken. Hiervoor in de plaats wilde hij een kroon laten plaatsen, omdat er voedsel in het gat achterbleef. Klager is toen naar de inrichtingstandarts gegaan. Die zei hem dat hij een machtiging voor het plaatsen van een kroon ging aanvragen, omdat hij klagers gebit goed vond. Die tandarts is daarna vervangen door een andere. De nieuwe tandarts wilde eerst foto's maken. De aanvraag voor de kroon is toen alsnog afgewezen. Het wortelkanaal was goed geconserveerd en klager kon met de plaatsing van de kroon wachten tot na zijn detentie. Klagers einddatum is echter pas in 2005.
Inmiddels is de kroon wel geplaatst, maar klager heeft hiervoor zelf de kosten ter hoogte van ƒ 900,- betaald.
Vóór zijn detentie was hij particulier verzekerd met een aanvullende verzekering. Hij wil zijn gebit goed in orde houden. Hij ging standaard elk half jaar naar de tandarts voor controle. Daarnaast ging hij ook nog naar de tandarts als er bijvoorbeeld een gaatje gevuld moest worden. Toen hij in detentie kwam heeft hij gevraagd of hij een extra verzekering kon afsluiten voor tandartskosten. Maar dat kon niet. Ze hebben hem toen gezegd dat een aanvullende verzekering tijdens een verblijf in een penitentiaire inrichting ook niet nodig is, omdat alles vergoed wordt.
Uiteindelijk heeft hij op eigen kosten gekregen wat hij wilde, maar buiten detentie had hij nooit met de kosten van ƒ 900,- opgezadeld gezeten, omdat hij daarvoor (particulier) verzekerd was met een aanvullende verzekering. Hij zou dan slechts 25% van de kosten hebben hoeven te betalen.
Op zich heeft de tandarts hem goed geholpen, maar het gaat hem om de kosten.
De tandarts heeft het volgende standpunt ingenomen:
Er is aan de Tandheelkundig Adviseur een machtiging aangevraagd, doch deze is afgewezen, met als reden voor de afwijzing dat de bijzondere verrichting geen deel uitmaakt van het verstrekkingenpakket.
Inmiddels is de kroon op kosten van klager geplaatst. De klacht betreft derhalve het wel of niet verkrijgen van een bijdrage in de kosten van de geplaatste kroon.
3. De beoordeling
(…)
Klagers klacht betreft dan ook niet het handelen van de inrichtingsarts, maar de beslissing van de tandheelkundig adviseur tot het niet verstrekken van een machtiging aan de inrichtingstandarts tot het plaatsen van een kroon bij klager. Nu de klacht niet een medisch handelen van de aan de inrichting verbonden tandarts betreft als bedoeld in artikel 28 PM (Penitentiaire maatregel; N.o.) zal klager niet ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
De beroepscommissie merkt overigens nog op dat, nu moet worden uitgegaan van de juistheid van de beslissing geen machtiging aan de tandarts te verstrekken, de vraag open blijft of er in dit geval geen reden was geweest voor machtiging terzake van een bijzondere verrichting. Gelet op klagers strafrestant en het onderhoud van diens gebit dringt zich overigens de vraag op of niet in detentie een tandheelkundige behandeling mogelijk zou dienen te zijn op de basis waarop deze, gelet op de door klager afgesloten verzekering, in de vrije maatschappij mogelijk zou zijn.”
5. Nadat de Nationale ombudsman verzoeker in zijn brief van 24 augustus 2001 had gewezen op het kenbaarheidsvereiste, stuurde verzoeker de Nationale ombudsman op 14 oktober 2001 onder meer een brief van het Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van 24 januari 2001. Deze brief luidt onder meer als volgt:
“Via de Centrale Raad voor de Strafrechtstoepassing ontving ik uw klacht over de tandheelkundige behandeling in P.I. Nieuw Vosseveld te Vught.
In uw klacht maakt u kenbaar dat de tandarts geweigerd heeft toestemming te verlenen voor het vervaardigen van een opbouw met kroon in uw bovenkaak aan de rechterzijde.
De reden voor de afwijzing is dat DJI bij de toewijzing van behandelingen uit gaat van dat de behandeling op korte termijn moet worden uitgevoerd of dat de behandeling verantwoord uitgesteld kan worden tot na de periode van detentie. Als uitstel verantwoord mogelijk is, wordt de behandeling niet verstrekt.
In uw situatie is sprake van een afgebroken kroon van een kies. De wortel van de kies is voorzover op de röntgenfoto te beoordelen in goede staat. De situatie ziet er volgens de röntgenfoto's zodanig uit dat uitstel van behandeling tot na detentie (2005) naar verwachting geen verslechtering van de situatie zal opleveren.
Hoewel ik mij kan voorstellen dat u voorkeur geeft aan behandeling op korte termijn. Op grond van overwegingen van comfort is er op basis van het DJI verstrekkingenpakket geen reden om op het eerder genomen besluit terug te komen.”
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.
C. Standpunt Minister van Justitie
1. De Minister van Justitie deelde de Nationale ombudsman in zijn reactie op verzoekers klacht bij brief van 28 januari 2002 het volgende mee:
“…U verzocht mij de volgende vragen te beantwoorden.
1. Wat is uw reactie op deze klacht?
De tandheelkundige verzorging van justitiële patiënten wordt verleend op basis van behandeling met eenvoudige middelen. Deze verzorging is gebaseerd op een verstrekkingenpakket van beperkte omvang, dat overigens ruimer is dan de tandheelkundige verstrekkingen in het huidige ziekenfondspakket.
Daarnaast kunnen zich situaties voordoen waarin de tandarts binnen de grenzen van de hiervoor omschreven mogelijkheden niet tot een adequate behandeling kan overgaan. Indien in een dergelijk geval uitstel van de behandeling tot na detentie niet verantwoord is, kan een behandeling buiten het justitiële verstrekkingenpakket om als een `bijzondere verrichting' plaatsvinden.
De inrichtingstandarts dient voor de bijzondere verrichting een machtiging te vragen aan de Tandheelkundig Adviseur van het Ministerie van Justitie, die beoordeelt of voor de geïndiceerde behandeling een machtiging kan worden afgegeven.
Voor het plaatsen van een kroon in het gebit van (verzoeker; N.o.) heeft de Tandheelkundig Adviseur geen machtiging verstrekt, omdat deze voorziening niet in het justitiële verstrekkingenpakket valt.
Daarnaast was er ook geen reden om (verzoeker; N.o.) voor de kroon in aanmerking te doen komen door het afgeven van een machtiging voor een bijzondere verrichting. Op het moment dat de aanvraag voor een machtiging voor een kroon werd gedaan, was de afgebroken kies reeds door de inrichtingstandarts op een adequate wijze voorzien van een vulling. Hierdoor was het gebitselement op een verantwoorde wijze geconserveerd voor de resterende detentieperiode. De Tandheelkundig Adviseur heeft zich mijns inziens terecht op het standpunt gesteld dat (verzoeker; N.o.), wanneer hij de voorkeur geeft aan een kroon, dit zelf zou moeten betalen.
In dit verband vermeld ik dat in het kader van de klachtbemiddeling het (verzoeker; N.o.) bij wijze van uitzondering is toegestaan de kroon voor eigen rekening door de inrichtingstandarts te laten vervaardigen.
2. Acht u de klacht gegrond? Zo ja, hebt u daarin aanleiding gevonden tot enigerlei maatregel of actie ten behoeve van verzoeker?
Ik acht de klacht ongegrond. Zoals onder punt 1 is toegelicht was de afgebroken kies op een adequate wijze door de inrichtingstandarts behandeld en was er geen aanleiding om hem buiten het justitiële verstrekkingenpakket op kosten van de Staat in aanmerking te doen komen voor een kroon.
(…)
4. Ik verzoek u informatie toe te zenden over de wijze waarop de tandheelkundige zorg voor gedetineerden is georganiseerd. Ik verzoek u daarbij in te gaan op:
a. de grondslag en de omvang van het verstrekkingenpakket;
b. de positie van de Tandheelkundig Adviseur;
c. de mogelijkheid voor gedetineerden om zich (bij) te verzekeren tegen kosten van tandheelkundige hulp.
Onderdelen a en b van deze vraag zijn onder punt 1 in hoofdlijnen beantwoord.
Met betrekking tot onderdeel c deel ik u mee dat de kosten van de tandheelkundige verzorging van gedetineerden niet op basis van een verzekering worden vergoed. (…)
De kosten van de tandheelkundige verzorging komen geheel voor rekening van de Staat en worden dus volledig uit gemeenschapsgeld gefinancierd. De gedetineerden betalen hiervoor geen premie of bijdragen.
Iedere gedetineerde heeft in beginsel recht op hetzelfde justitiële tandheelkundige verstrekkingenpakket. Er is geen mogelijkheid om te kiezen voor een uitgebreider pakket. Wel kan een gedetineerde, als zijn individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, in aanmerking komen voor een bijzondere verrichting buiten het justitiële verstrekkingenpakket om.
Daarnaast kunnen zich omstandigheden voordoen op grond waarvan het een gedetineerde wordt toegestaan om op eigen kosten buiten de inrichting een tandheelkundige behandeling te laten uitvoeren…”
2. Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat er door de betrokken tandarts K. op 28 september 2000 en 30 november 2000 een aanvraag voor het verkrijgen van een machtiging tot het plaatsen van een kroon is ingediend bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie.
In de toelichting bij de aanvraag van 28 september 2000 vermeldt de tandarts:
“…m.h. van de patiënt rechtvaardigt stift + kroon op element 15.
Patiënt zegt tot 2005 te moeten blijven…”
In de toelichting bij de aanvraag van 30 november 2000 vermeldt de tandarts:
“…hier is de gebitsstatus en (röntgenfoto; N.o.) van (verzoeker; N.o.).
Hij hecht veel waarde aan zijn gebit. Mond. Hyg. Is goed!
Veel wijsheid toegewenst…”
D. Reactie verzoeker
Verzoeker liet de Nationale ombudsman in zijn schriftelijke reactie van 10 februari 2002 onder meer het volgende weten:
“1. op blz. 2 van de reactie wordt aangegeven dat de afgebroken kies op adequate manier is gerepareerd.
Mijn hele kies is afgevlakt en gevuld er was dus helemaal geen kies meer aanwezig! Moeilijk kauwen en dit is ook gedaan met als doel dat er een kroon opgezet zou worden een noodvulling binnen afzienbare tijd (dus niet tot na mijn detentie (2005).
2. op blz. 3 wordt gesteld dat er geen mogelijkheden zijn tot het kiezen van een breder pakket.
Ik was hier buiten wel voor verzekerd d.m.v. een aanvullende particuliere verzekering.
Dat Justitie hiervoor geen gelegenheid biedt houdt in mijn ogen dus in dat hun daarvoor de kosten dan ook moeten dragen in dit geval. (…)
Ze nemen wel de verantwoordelijkheid over mij op zich, maar niet de eventuele bijkomende kosten wat ontstaan is door overmacht. (…)
Ik ben al voor mijn detentie begon altijd gesaneerd geweest en ben ook altijd in detentie naar de tandarts geweest voor controle e.d. Dus van verwaarlozing is nooit sprake geweest wat overigens ook wordt beaamd door de tandarts(en).
En ten slotte bij de slotopmerking in dikke letters gedrukt dat behandeling voor geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening voor de patiënt uitvoeren van buiten de behandeling vallende behandelingen etc. etc. onder geen enkele voorwaarde is toegestaan.
En nu komt het omdat in beginsel elke behandeling voor rijksrekening mogelijk is, mits geïndiceerd op duidelijke en noodzakelijke gronden.”
E. Reactie Minister van Justitie
In antwoord op de door de Nationale ombudsman gestelde vragen deelde de Minister de Nationale ombudsman bij brief van 25 juni 2002 het volgende mee:
“…Vraag 1.
In uw brief van 28 januari 2002 stelt u dat de kosten van tandheelkundige verzorging van gedetineerden niet op basis van een verzekering worden vergoed, terwijl op pagina 29 van het Vademecum Medische Kosten staat vermeld dat de VGZ uitsluitend de nota's vergoedt die zij van het Bureau Tandheelkunde ontvangt (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.). Dit lijkt te impliceren dat de verzekeringsmaatschappij de kosten wel vergoedt. Kunt u hierop een toelichting geven?
Op basis van tussen de VGZ en het Ministerie van Justitie gemaakte afspraken (…) vervult de VGZ uitsluitend een administratieve functie bij de vergoeding van de ziektekosten van gedetineerden. De inrichtingstandarts stuurt zijn declaratie naar het Bureau Tandheelkunde, dat de declaratie doorzendt naar de VGZ. VGZ controleert of de gedeclareerde ziektekosten voor vergoeding in aanmerking komen en indien dat het geval is, wordt het bedrag van de declaratie aan de tandarts overgemaakt. Vervolgens gaat VGZ na of deze kosten op basis van een door de gedetineerde zelf gesloten particuliere ziektekostenverzekering dan wel zijn/haar ziekenfondsverzekering verhaald kunnen worden en declareert de niet-verhaalbare vergoedingen bij het Ministerie van Justitie.
Vraag 2.
Wat is de reden dat het geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening van de patiënt uitvoeren van buiten het pakket vallende behandelingen en voorzieningen onder geen enkele voorwaarde is toegestaan.
De zorgvisie van DJI is gericht op preventie van ziekten en het voorkomen van een verslechtering van de gezondheidstoestand van gedetineerden. In het kader van deze zorgvisie wordt de tandheelkundige verzorging van justitiële patiënten uitgevoerd op basis van een behandeling met eenvoudige middelen, die gebaseerd is op een verstrekkingenpakket van beperkte omvang. Het uitgangspunt hierbij is dat gedetineerden zoveel mogelijk een gelijkwaardige tandheelkundige verzorging wordt geboden. Met dit uitgangspunt verdraagt zich niet een tandheelkundige verzorging, waarvan de aard en de omvang afhangt van de financiële draagkracht van de gedetineerde.
Daar komt bij dat het regelmatig voor rekening van gedetineerden uitvoeren van bijzondere verrichtingen, ten koste van de reguliere tandheelkundige verzorging van de andere gedetineerden dreigt te gaan. Het is ten gevolge van het tekort aan tandartsen vaak moeilijk, en soms onmogelijk, om voldoende tandartsen te vinden voor de reguliere tandheelkundige verzorging van gedetineerden.
Vraag 3.
Waarom is voor (verzoeker; N.o.) een uitzondering gemaakt, zodat hij op eigen kosten een kroon heeft kunnen laten plaatsen?
De uitzondering die voor (verzoeker; N.o.) is gemaakt, vloeide voort uit het streven van de Tandheelkundig Adviseur om in het kader van zijn bemiddeling naar aanleiding van een door (verzoeker; N.o.) ingediende klacht tot een compromis te komen. De Tandheelkundige Adviseur heeft in dit verband voorgesteld om de door (verzoeker; N.o.) gewenste kroon voor eigen rekening door de inrichtingstandarts te laten plaatsen.
Vraag 4.
Heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ooit overwogen om voor gedetineerden de mogelijkheid te creëren om zich bij te verzekeren voor (bijzondere) ziektekosten? Zijn daartoe inspanningen verricht? Zo ja, welke?
Zoals eerder is aangegeven worden de ziektekosten van gedetineerden niet op basis van een verzekering vergoed. Alleen al om deze reden is bijverzekeren niet mogelijk.
Daarnaast werd eerder al vermeld dat de zorgvisie van DJI leidt tot een sobere zorg met eenvoudige middelen. Dit betekent onder meer dat de inrichtingstandarts geen achterstallig onderhoud aan het gebit van een gedetineerde pleegt, tenzij dit noodzakelijk is voor de behandeling van pijnklachten of om een verslechtering van het gebit te voorkomen.
Bij deze zorgvisie past niet het creëren van een mogelijkheid voor gedetineerden om te kiezen voor een uitgebreider pakket voorzieningen. Dit is in het verleden dan ook niet overwogen…”
F. verklaring tandarts
In het kader van het onderzoek naar de klacht van verzoeker verklaarde de heer K., destijds inrichtingstandarts bij de Penitentiaire Inrichtingen Vught, op 9 april 2002 telefonisch tegen over een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:
"Voor zover ik me kan herinneren had de heer S. een goed gebit toen ik hem onder behandeling had. Zijn mondhygiëne was goed en hij hechtte veel waarde aan zijn gebit. Ik kreeg de indruk dat hij zijn gebit in de vrije maatschappij goed had onderhouden.
Op een gegeven moment kwam hij bij mij met een afgebroken element. Ik heb toen een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd en heb het element afgedekt.
Dat verzoeker heeft gesteld dat hij hierna problemen had met kauwen, vind ik erg ver gaan. Dat zijn zijn woorden.
In principe was er voor de heer S. een indicatie voor het plaatsen van een kroon. Wanneer een persoon bij mij in de vrije maatschappij in de praktijk komt met een afgebroken kies, en hij heeft verder een goed gebit, dan zal ik hem adviseren een stift en een kroon te plaatsen.
Maar tijdens detentie ligt het anders. Ik ben het wel met de beslissing van de Medisch Adviseur eens. Ik heb de kies zodanig behandeld dat deze in goede staat verkeerde. Er was op dat moment geen noodzaak de kroon te plaatsen. Ik vond de beslissing van de Medisch Adviseur in dit geval een reële beslissing. Soms heb ik wel eens een gedetineerde onder behandeling, waarvan ik denk dat hij echt een bepaalde behandeling nodig heeft, maar in dit geval vond ik het geen rare beslissing.
Ondanks dat ik van mening ben dat er geen noodzaak bestond om de heer S. tijdens zijn detentie van een kroon te voorzien, heb ik toch een machtiging aangevraagd. Ik ben niet degene die de beslissing neemt tot het al dan niet uitvoeren van de bijzondere verrichting.
U vraagt mij waarom ik twee machtigingen tot het plaatsen van een kroon heb aangevraagd. Ik weet niet meer waarom ik dat heb gedaan. De eerste machtiging zal wel ergens zijn zoekgeraakt. Het kan ook zo zijn dat ik een tweede machtiging heb ingevuld, omdat ik op de eerste aanvraag niets had gehoord van de Medisch Adviseur.
Nadat de Medisch Adviseur de machtiging heeft afgewezen, heb ik de heer S. niet meer gezien. Ik weet dan ook niet waarom er uiteindelijk bij wijze van uitzondering toch een kroon is geplaatst bij de heer S., zij het op eigen kosten.
Een kroon is geen prothese. Een prothese kun je uit de mond nemen, en dat is bij een kroon niet het geval.
Gedetineerden vragen enorm veel aan de tandarts. Ik werk nu één dag in een penitentiaire inrichting, maar als ik alle behandelingen zou uitvoeren waar gedetineerden om vragen, dan kan ik wel vijf dagen in de inrichting gaan werken.
Het is lastig waar Justitie een grens moet trekken. Sommige gedetineerden hebben hun gebit in de vrije maatschappij goed onderhouden en anderen hebben hun gebit jarenlang verwaarloosd en willen dat dan tijdens hun detentie laten saneren. Wanneer voer je een bepaalde behandeling wel of niet uit?"
g. Nadere reactie verzoeker
Verzoeker merkte in zijn nadere schriftelijke reactie van 21 juli 2002 onder meer nog het volgende op:
“De opmerking van tandarts K. waarin hij nu zegt dat mijn probleem met kauwen erg ver gingen, staat haaks op wat hij toen tegen mij zei.
Dat blijkt wel anders had hij geen twee keer een machtiging aangevraagd.
Toen de eerste keer de machtiging werd afgewezen, heeft hij opnieuw een machtiging aangevraagd, omdat hij het met mij eens was, dat die gat in mijn kaak last opleverde met kauwen, (…) en ook omdat mijn einddatum pas in 2005 is waardoor het niet gewenst was om een gedeelte van de kauwfunctie te moeten missen.”
Achtergrond
1. Vademecum “medische kosten ten laste van het Ministerie van Justitie DJI”
“9.1.4 Tandheelkundige hulp
(in overleg met Tandheelkundig adviseur)
* Het pakket is zoals dit door het Bureau Tandheelkunde (BTA), na goedkeuring door het Ministerie van Justitie, is vastgesteld. Hierin is ook een regeling opgenomen inzake vergoedingen vanwege wachttijden en niet nagekomen afspraken.
Lijst van verstrekkingen:
* Consult
* Periodieke controle
* Intra orale röntgenfoto
* Verwijdering van supragingivaal tandsteen
* Restauratie van gebitselementen met behulp van plastische vulmaterialen
* Wortelkanaalbehandeling
* Opnieuw vastzetten van losgeraakte gegoten restauraties
* Verwijdering van gebitselementen
* Hechten na verwijdering van gebitselementen
* Reparatie van reeds aanwezige uitneembare prothetische voorzieningen.
Na machtiging kan worden uitgevoerd:
* Uitneembare prothetische voorzieningen
* Gecompliceerde verwijdering van gebitselementen met mucoperiostale opklap
(…)
VGZ vergoedt uitsluitend de nota's die zij van het Bureau Tandheelkunde ontvangen…”
2. Nadere Voorwaarden behorende bij en deel uitmakende van de Overeenkomst tot het verrichten van tandheelkundige diensten tussen de Staat der Nederlanden en de voor de tandheelkundige verzorging verantwoordelijke tandarts
"…De door de tandarts gedane verrichtingen, welke niet op de `Lijst van vergoedingen' voorkomen, komen niet voor enigerlei honorering of vergoeding in aanmerking, tenzij vooraf machtiging daartoe is verleend door de T.A….”
3. Instructie behorende bij en deel uitmakende van de Overeenkomst tot het verrichten van tandheelkundige diensten tussen de Staat der Nederlanden en de voor de tandheelkundige verzorging verantwoordelijke tandarts
“4. Conserverende behandeling met eenvoudige middelen.
Daar de conserverende behandeling binnen het kader van de justitiële tandheelkundige verzorging - mede ten gevolge van de bijzondere omstandigheden - beperkt van omvang moet zijn, dient deze met `eenvoudige middelen' te geschieden. In het algemeen kunnen tijdrovende behandelingen niet worden uitgevoerd. De behandelend tandarts dient er steeds op bedacht te zijn, dat elke patiënt onverwacht naar een andere inrichting kan worden overgeplaatst.
5. Prothetische behandeling.
Ook ten aanzien van de prothetische behandeling gelden noodzakelijkerwijs beperkingen. Deze behandeling dient in eerste instantie gericht te zijn op herstel van de kauwfunctie. Tijdrovende behandelingen (bijv. frame-prothesen en bijzondere constructies) vallen buiten het voor justitie geldende verstrekkingenpakket.
(…)
BIJZONDERE VERRICHTINGEN.
Er kunnen zich gevallen voordoen, dat de tandarts binnen de grenzen van de hiervoor omschreven mogelijkheden niet tot een adequate behandeling kan overgaan en dat hij derhalve een behandeling meent te moeten indiceren, die buiten het justitiële verstrekkingenpakket valt.
In een dergelijk geval kan hij een met redenen omklede aanvraag voor een zgn. `bijzondere verrichting' bij de tandheelkundig adviseur indienen. Deze kan, zonodig na overleg en eventueel onderzoek van de betreffende patiënt, machtiging voor een `bijzondere verrichting' verlenen.
Bij het indienen van een `bijzondere verrichting' kan - naast scherp gehanteerde tandheelkundige overwegingen - in het algemeen als leidraad dienen de vraag, hoe het tandheelkundig gedrag van de patiënt in de vrije maatschappij zou zijn. In veel gevallen zal een `bijzondere verrichting' geen incidentele, éénmalige behandeling zijn, maar zal deze in een later stadium een vervolgbehandeling op een gelijkwaardig niveau vereisen. Men dient zich te realiseren dat de patiënt in dat latere stadium vaak niet bereid of in staat is een dán voor hem wellicht kostbare en tijdrovende behandeling te laten uitvoeren. (…)
In het algemeen mag van de voor het Ministerie van Justitie werkzame tandartsen verwacht worden dat zij bij elke indicatiestelling attent blijven op verantwoorde alternatieven; in een aantal gevallen kan een semi-permanente (nood)-oplossing de patiënt tijdens zijn detentie klachtenvrij houden, terwijl de definitieve restauratie of het blijvend verhelpen van zijn aanvankelijke klacht door zijn eigen tandarts na terugkeer in de vrije maatschappij kan worden uitgevoerd…”