Op 6 augustus 2002 heeft de Nationale ombudsman besloten een onderzoek uit eigen beweging in te stellen naar een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf. De te onderzoeken gedraging werd als volgt geformuleerd:
De wijze waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf in een besluit van 18 juni 2002, waarbij een verzoek om deelname in de spaarloonregeling voor onderwijspersoneel is afgewezen, toepassing heeft gegeven aan het gestelde in artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht (rechtsmiddelenverwijzing).
Beoordeling
I. Bevindingen
1. Betrokkene, die was benoemd als leerkracht in tijdelijke dienst aan een openbare basisschool in de gemeente Weststellingwerf, verzocht het college van burgemeester en wethouders van die gemeente bij brief van 15 april 2002 onder meer om hem te laten deelnemen in de spaarloonregeling. Namens het college van burgemeester en wethouders werd betrokkene per brief van 18 juni 2002 onder meer het volgende meegedeeld:
“De mogelijkheid tot deelneming aan de spaarloonregeling is in onze gemeente reeds vanaf de datum van invoering (1 juli 1994) opengesteld voor onderwijspersoneel in vaste dienst.
Gelet op het bovenstaande hebben wij geen vrijheid kunnen vinden voor u in dit opzicht een uitzondering te maken.”
In deze brief noch anderszins werd betrokkene gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken een bezwaarschrift in te dienen.
Betrokkene wendde zich per brief van 24 juni 2002 tot de Nationale ombudsman met de vraag of “de lagere overheid als werkgever dit zo maar kan doen”.
Op dat moment was de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift nog niet verstreken. Betrokkene werd vervolgens op 3 juli 2002, telefonisch en per e-mail, gewezen op de bezwaarmogelijkheid. De gemeente Weststellingwerf bevestigde per brief van 14 augustus 2002 de ontvangst van het bezwaarschrift van betrokkene op 2 augustus 2002, en verstrekte hem een toelichting op de bezwaarprocedure.
2. In reactie op de onderzochte gedraging gaf het college van burgemeester en wethouders van Weststellingwerf bij brief van 29 augustus 2002 aan, dat het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing aan de bestreden beslissing berust op een betreurenswaardige vergissing, waarvoor betrokkene inmiddels welgemeende excuses waren aangeboden. In de betreffende brief van 29 augustus 2002 aan betrokkene deed het college van burgemeester en wethouders voorts de toezegging aan het onderwerp “rechtsmiddelenverwijzing” bijzondere aandacht te zullen besteden in het kader van de bijscholingscursussen die regelmatig worden georganiseerd.
II. Beoordeling
In artikel 3:45 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van het besluit melding wordt gemaakt (zie Achtergrond, onder 1.) In de namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf ondertekende brief van 18 juni 2002 was niet vermeld dat bezwaar mogelijk was tegen de hierin opgenomen beslissing om betrokkene niet toe te laten als deelnemer in de spaarloonregeling voor onderwijspersoneel. Ook anderszins, bijvoorbeeld door middel van een bijsluiter, was niet op die mogelijkheid gewezen. Tegen een dergelijk besluit kan echter bezwaar worden gemaakt. Dat die mogelijkheid niet in het betreffende besluit was vermeld, is niet juist.
Conclusie
De onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf is niet behoorlijk .
Onderzoek
Op 26 juni 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 24 juni 2002, met een verzoek om advies met betrekking tot een brief van de gemeente Weststellingwerf van 18 juni 2002. Bij brief van 6 augustus 2002 werd verzoeker er onder meer over geïnformeerd dat naar het oordeel van de Nationale ombudsman de betreffende brief is aan te merken als een besluit waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend.
Bij brief van 6 augustus 2002 informeerde de Nationale ombudsman de gemeente erover dat zijns inziens de brief van 18 juni 2002 is aan te merken als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dat hij had besloten om een onderzoek in te stellen naar de hiervoor onder KLACHT weergegeven gedraging. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente werd in de gelegenheid gesteld op de geformuleerde gedraging te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Het college berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.
INFORMATIEOVERZICHT
De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:
1. Brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf van 18 juni 2002 betreffende onder meer de mededeling dat geen aanleiding was gevonden om in te gaan op het verzoek tot deelname in de spaarloonregeling voor personeel, omdat deze regeling uitsluitend is opengesteld voor personeel in vaste dienst;
2. Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman van 24 juni 2002;
3. Brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf van 29 augustus 2002 aan betrokkene;
4. Reactie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf van 29 augustus 2002 aan de Nationale ombudsman.
Bevindingen
Zie onder Beoordeling
Achtergrond
1. Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:45
“1. Indien tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, wordt daarvan bij de bekendmaking en bij de mededeling van het besluit melding gemaakt.
2. Hierbij wordt gemeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.”
Uit de memorie van toelichting bij artikel 6:11 Awb zou kunnen worden afgeleid dat de te late indiening van een bezwaar of beroepschrift onder omstandigheden niet verwijtbaar is als deze het gevolg is van het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing. Uit de rechtspraak (onder meer twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State van 8 mei 2001, AB 2001, 291 en 292) volgt echter dat als hoofdregel geldt dat de omstandigheid dat niet is gewezen op een openstaand rechtsmiddel niet betekent dat termijnoverschrijding op die grond in beginsel verschoonbaar is. Alleen als er bijzondere omstandigheden zijn kan de termijnoverschrijding verschoonbaar zijn. Wat die bijzondere omstandigheden zijn blijkt nog niet uit de rechtspraak.
2. Spaarloonregeling onderwijspersoneel
(regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 7 juni 1994, regelingnummer AB-94027111).
Ingevolge de spaarloonregeling onderwijspersoneel dient onder “personeelslid” in de zin van de regeling te worden verstaan de betrokkene, als bedoeld in artikel 1-A1, onder e1, e2, e3, e12 of e16 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel. Ingevolge laatstgenoemd artikel is een “betrokkene” in de zin van het rechtspositiebesluit onder meer een lid van het onderwijsgevend of onderwijsondersteunend personeel van een basisschool voor openbaar of bijzonder onderwijs.