2002/286

Rapport

Verzoekers, moeder en zoon, klagen erover dat het regionale politiekorps Haaglanden heeft nagelaten zorg te dragen voor afdoende herstel van de voordeur en de deurpost van de woning van verzoekers ouders, nadat de politie deze had beschadigd bij het binnentreden in de woning ter aanhouding van verzoeker op 27 oktober 2000.

Verzoekers klagen er voorts over dat het regionale politiekorps Haaglanden bij brief van 5 juni 2001 heeft laten weten de schade aan de toegangsdeur tot de woning, alsmede de deurpost, niet te zullen vergoeden.

Beoordeling

I. Ten aanzien van het herstel van de schade aan de deur en de deurpost

1. In de ochtend van 27 oktober 2000 begaven ambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden zich naar de woning van verzoekster en haar man, alwaar verzoeker verbleef, met het doel om hem daar aan te houden. Verzoeker werd ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan onder meer opzettelijke vrijheidsberoving en (zware) mishandeling van zijn (ex-)vriendin. De ambtenaren van de politie belden bij de woning aan, maar er werd niet opengedaan.

De politieambtenaren forceerden vervolgens de toegangsdeur tot de woning, en traden binnen. Dit gebeurde omstreeks 8.25 uur. De politie beschikte over een machtiging tot binnentreden in de woning zonder toestemming, afgegeven door de hulpofficier van justitie. De deur en de deurpost zijn bij dit optreden beschadigd geraakt.

Na het politieoptreden plaatste de Dienst Stadsbeheer op verzoek van de politie een nieuw slot op de deur van de woning.

2. Verzoekers, moeder en zoon, klagen erover dat het regionale politiekorps Haaglanden heeft nagelaten zorg te dragen voor afdoende herstel van de voordeur en de deurpost van de woning van verzoekster en haar man, nadat de politie deze had beschadigd bij het binnentreden in de woning.

Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat het vervangen van het slot alleen niet voldoende was om te zorgen voor een deugdelijke afsluiting van de deur. Ongeveer de helft van de deurpost was volgens verzoekers door het forceren van de deur weggebroken. Het betrof dat gedeelte van de deurpost waar de schoot van het slot, dat bij sluiting naar buiten uitspringt, in de deurpost steekt. Verzoekers hebben aangegeven dat het afgebroken gedeelte van de deurpost bij de reparatie weer op zijn plaats was vastgeschroefd. In een schets hebben verzoekers hun visie op de uitgevoerde reparatie verduidelijkt (zie BIJLAGE). Over de hoeveelheid van de bij de reparatie gebruikte schroeven zijn verzoekers' verklaringen tegenstrijdig. Tijdens het onderzoek hebben verzoekers schriftelijk aangegeven dat slechts één schroef was gebruikt om de deurpost te repareren, terwijl uit telefonische informatie bleek dat het twee à drie schroeven betrof. Volgens verzoekers was er met deze reparatie onvoldoende houvast voor het slot gecreëerd. Verzoekers ouders waren volgens hun lezing ten tijde van de aanhouding van verzoeker met vakantie, als gevolg waarvan het huis gedurende enkele weken niet bewoond was. Verzoekers hebben gesteld dat de politieambtenaren van deze vakantie op de hoogte waren.

3. De beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden liet weten de klacht niet gegrond te achten. De korpsbeheerder gaf aan van oordeel te zijn dat de politie in deze zaak een zorgvuldige afweging had gemaakt over de gekozen mate van herstel. Volgens de korpsbeheerder kon de voordeur na de reparatie afdoende worden afgesloten.

De betreffende districtschef heeft naar voren gebracht dat betrokken politieambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden en de medewerkers van de Dienst Stadsbeheer van mening waren dat de deur na de reparatie naar behoren kon worden afgesloten.

4. De Nationale ombudsman ziet geen reden tot kritiek op de beslissing van de politie zonder toestemming de woning te betreden. De politie beschikte over een schriftelijke machtiging tot binnentreden, met het doel om verzoeker met toestemming van de officier van justitie aan te houden. Dat de politie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid aan te houden komt de Nationale ombudsman niet onredelijk voor. Aan de bewoner(s) van het pand is in redelijke mate de gelegenheid geboden om de deur te openen. De politie heeft immers, naar niet door verzoekers weersproken, gedurende lange tijd aangebeld bij de woning. Van belang in dit verband is de ernst van de misdrijven waarvan verzoeker werd verdacht. Voorts mag worden aangenomen dat - zoals uit informatie van de politie naar voren is gekomen - omstanders de politieambtenaren hadden verteld dat er zich iemand in de woning bevond. Verzoekers hebben dit weersproken, met de mededeling dat de buren ervan op de hoogte waren dat verzoekster en haar man met vakantie waren, en dat hun zoon slechts thuis kwam om de planten water te geven. De buren hielden de woning in de gaten. Zij hebben de politieambtenaren juist niet meegedeeld dat er zich iemand in de woning bevond, aldus verzoekers.

In dit verband wordt echter meer waarde toegekend aan het standpunt van de politie over de inlichtingen van de omstanders. Reden hiervoor is dat verzoekers hun standpunt baseren op hetgeen zij over de gebeurtenissen gehoord hebben en niet op eigen waarneming. Verder is van belang de omstandigheid dat de politie de zoon van verzoekster wél in de woning aantrof.

Dat er schade is ontstaan is een onvermijdelijk gevolg van de beslissing de deur te forceren, en kan de politie niet worden verweten. De politie heeft de door verzoekers gestelde omvang van de schade aan de deur en de deurpost niet weersproken. Als vaststaand wordt derhalve aangenomen dat er van de deurpost een niet onaanzienlijk gedeelte was afgebroken. Niet is gebleken dat deze schade onevenredig was.

5. De Dienst Stadsbeheer heeft op verzoek van de politie de woning afgesloten. De politie is verantwoordelijk voor de wijze waarop dat is gebeurd. Vast staat dat de deur van een nieuw slot is voorzien. Nu dit niet door de politie is weersproken, staat verder voldoende vast dat het afgebroken gedeelte van de deurpost weer op zijn plaats is bevestigd door deze vast te schroeven in het achtergebleven gedeelte van de sponning. Het ligt in de rede een dergelijke reparatie met gebruik van een aantal schroeven uit te voeren. Mede gelet op het feit dat verzoekers' verklaringen over het aantal gebruikte schroeven niet consistent zijn, wordt aannemelijk geacht dat er bij de reparatie twee of meer schroeven zijn gebruikt. Met de korpsbeheerder is de Nationale ombudsman van oordeel dat de woning op een toereikende wijze is afgesloten. Niet behoefde van de politie te worden verwacht dat zij had zorggedragen voor aanvullende herstelmaatregelen.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

II. Ten aanzien van de beslissing de schade niet te zullen vergoeden

1. Verzoekster heeft het regionale politiekorps Haaglanden aansprakelijk gesteld voor de schade die zij en haar man hebben geleden aan de toegangsdeur tot hun woning en de deurpost, als gevolg van het binnentreden ter aanhouding van verzoeker, hun meerderjarige zoon.

2. Het regionale politiekorps Haaglanden heeft het verzoek om schadevergoeding bij brief van 5 juni 2001 afgewezen. De politie zag geen reden om de schade te vergoeden, omdat zij van oordeel was dat zij op rechtmatige gronden de woning had betreden. De daarbij ontstane schade was volgens de politie verder niet disproportioneel.

Verzoekers klagen erover dat de politie Haaglanden het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen.

3. Voor de beoordeling van de beslissing van de politie om de schade die door het optreden is veroorzaakt niet te vergoeden, is het volgende van belang.

Indien een overheidsorgaan wordt benaderd met het verzoek om de schade te vergoeden die uit overheidsoptreden is voortgevloeid, behoren bij de beslissing op dat verzoek mede de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te worden genomen. Deze beginselen kunnen met zich meebrengen dat ook in het geval dat er sprake is geweest van rechtmatig politieoptreden, de door dit optreden aan een derde berokkende schade behoort te worden vergoed. Dit vloeit met name voort uit het gelijkheidsbeginsel dat onder meer met zich meebrengt, dat kosten die worden veroorzaakt door overheidsoptreden in het algemeen belang, in beginsel worden gebracht ten laste van de gemeenschap tenzij het kosten betreft die naar maatschappelijke opvattingen voor risico van de individuele burger behoren te komen (zie ook Achtergrond, onder 3.).

In dit geval heeft de politie de door haar, tijdens het binnentreden op 27 oktober 2000 in het kader van de uitoefening van haar politietaak - en dus in het kader van de behartiging van het algemeen belang - veroorzaakte schade niet willen vergoeden, maar uitsluitend ten laste van verzoekster gelaten. Daarmee zijn de lasten van dit politieoptreden volledig afgewenteld op verzoekster. Of deze opstelling van de politie juist is, hangt mede af van het antwoord op de vraag of en in hoeverre het feit dat verzoeksters zoon die bij haar verbleef verdachte is (geweest), afwijking van het hier bedoelde gelijkheidsbeginsel rechtvaardigt. Op deze vraag zal hieronder nader worden ingegaan.

4. Van belang is de vraag of verzoekster het risico heeft aanvaard dat zij in verband met het verblijf van haar zoon in de woning geconfronteerd zou worden met eventuele gevolgen van strafbare gedragingen van haar zoon.

Verzoekers relatie met zijn vriendin is op enig moment beëindigd. Verzoeker verbleef in de periode die daarop volgde op verschillende adressen, waaronder (mogelijk) de woning van verzoekster. Tijdens het onderzoek heeft verzoekster naar voren gebracht dat verzoeker zijn (ex-)vriendin tijdens en/of na afloop van de relatie een aantal malen heeft geslagen. Ook heeft zij aangegeven dat de politie meermalen bemoeienis heeft gehad in het conflict tussen verzoeker en zijn (ex-)vriendin, onder meer met betrekking tot het verdelen van de roerende zaken. Blijkens informatie van verzoekster leidde een geschil dat ontstond over of naar aanleiding van de verdeling van de spullen, ertoe dat verzoekers (ex-)vriendin zich in de nachtelijke uren tot het politiebureau heeft gewend, nadat verzoeker zijn (ex-)vriendin ook bij die gelegenheid had geslagen. Verzoekster heeft tot slot laten weten dat verzoekers (ex-)vriendin gedurende een periode van twee weken verscheidene aangiften tegen verzoeker heeft gedaan. Verzoeker is naar aanleiding van de aangifte van vrijheidsberoving en mishandeling vervolgd.

Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden komt de Nationale ombudsman tot het oordeel dat verzoekster en haar man er in redelijkheid rekening meer behoorden te houden dat verzoeker mogelijk betrokken was bij het plegen van strafbare feiten. Verzoekster heeft aangegeven dat haar zoon thuis kwam om de planten water te geven gedurende haar vakantie. Tevens heeft verzoekster ervan blijk gegeven het als vanzelfsprekend te beschouwen dat verzoeker in haar woning overnachtte na het Diwalie-feest. Geoordeeld wordt derhalve dat verzoekster het bovengenoemde risico heeft aanvaard.

Onder deze omstandigheden heeft de korpsbeheerder in redelijkheid kunnen oordelen dat de politie niet aansprakelijk is voor de schade die bij het binnentreden met machtiging is ontstaan aan de voordeur en de deurpost van de woning doordat deze deur is geforceerd om de woning te kunnen binnentreden. Ondanks aanbellen werd er niet opengedaan, terwijl verzoeksters zoon wel in de woning aanwezig was.

Afwijking van het hierboven onder 3. bedoelde gelijkheidsbeginsel is onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd.

De onderzochte gedraging is op dit punt eveneens behoorlijk.

5. Ten overvloede merkt de Nationale ombudsman het volgende op. De politie heeft zich bij de afwijzing van de schadeclaim beroepen op de rechtmatigheid van het optreden. Daarmee is echter miskend dat ook rechtmatig overheidsoptreden aanleiding kan vormen tot erkenning van schadevergoeding. De motivering van de afwijzing van de schadevergoedingsvordering kan het afwijzende besluit dan ook niet dragen.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden ( de burgemeester van Den Haag), is niet gegrond.

Onderzoek

Op 19 maart 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw R. en haar zoon, de heer Rz te Den Haag, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd hem een aantal specifieke vragen gesteld. Tijdens het onderzoek kregen verzoekers en de korpsbeheerder de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Ook aan verzoekers werd tijdens het onderzoek een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoekers gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Ambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden begaven zich 's ochtends op 27 oktober 2000 naar de woning van de heer en mevrouw R. (verzoekster en haar man), de ouders van de heer Rz (verzoeker). Hun doel was om verzoeker aldaar aan te houden wegens verdenking van onder meer opzettelijke vrijheidsberoving en (zware) mishandeling van zijn (ex-)vriendin mevrouw K., gepleegd in de nacht van 22 september 2000. Verzoekers (ex-)vriendin had hiervan aangifte gedaan. Verzoeker, die toen 26 jaar oud was, zou in de woning van zijn ouders verblijven. De officier van justitie had voor deze aanhouding toestemming verleend.

De politie belde bij aankomst bij de woning eerst aan, maar de deur van de woning werd niet vrijwillig opengedaan. De politieambtenaren forceerden omstreeks 8.25 uur de deur, en traden zonder toestemming de woning binnen. Hierbij ontstond schade.

De politie beschikte over een machtiging tot binnentreden in de woning van verzoekers ouders, afgegeven door de hulpofficier van justitie.

2. Verzoekers (moeder en zoon) dienden op enig moment hierna bij de politie Haaglanden een klacht in over de gang van zaken.

3. De politie stelde naar aanleiding van verzoekers' klacht een onderzoek in. In een rapport van 7 februari 2001, opgemaakt in het kader van het onderzoek, staat onder meer het volgende vermeld:

Verhoor N. (een betrokken politieambtenaar van het regionale politiekorps Haaglanden; N.o.)

(…)

Op de dag van de aanhouding van de heer Rz is met een machtiging van een hulpofficier van justitie tegen de wil van de bewoner binnengetreden ter aanhouding. Dit omdat de verdachte na lange tijd aanbellen de deur niet opendeed en omwonenden ons verzekerden dat er iemand in huis moest zijn.

(…)

Voor wat betreft de schade aan de toegangsdeur van de woning:

De voordeur van de woning werd bij binnentreden beschadigd. Door gemeentewerken is de schade zodanig hersteld dat de woning kon worden afgesloten. De toegangsdeur werd voorzien van een nieuw slot. Reparatie van de deur is in dit soort situaties niet gebruikelijk.

(…)

Verhoor S. (een betrokken politieambtenaar van het regionale politiekorps Haaglanden; N.o.)

Op vrijdag 27 oktober 2000 heb ik mij in het gezelschap van meerdere opsporingsambtenaren vervoegd op het adres (…) (van verzoekers' ouders; N.o.), zijnde het woonadres van de verdachte Rz (verzoeker; N.o.) (…).

(…)

Gekomen bij de woning heb ik mij aan de achterzijde van de woning geposteerd ten einde een eventuele vlucht van de verdachte via de achterzijde van de woning te beletten.

(…)

Ik hoorde (…) van de collega's dat men genoodzaakt was geweest om de voordeur van de woning te forceren daar de verdachte op aanbellen niet reageerde en omwonenden de collega's hadden medegedeeld dat er iemand in de woning aanwezig moest zijn.

(…)

De voordeur van de woning is bij binnentreden beschadigd. De schade ontstaan aan de voordeur is door gemeentewerken gerepareerd zodat de deur ordentelijk kon worden afgesloten.

(…)

Contact bureau schaderegeling politie Haaglanden

Op woensdag 7 februari 2001 heb ik rapporteur telefonisch contact gehad met bureau schaderegeling van ons korps. Zij deelde mij desgevraagd mede dat als er schade is ontstaan bij een aanhouding van een verdachte deze alleen vergoed wordt door het korps als blijkt dat er geen sprake is van een strafbaar feit gepleegd door de verdachte. Als uit onderzoek blijkt dat de verdachte zich wel heeft schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit en dat de aanhouding rechtmatig was dan is de schade voor rekening van de verdachte en is er geen verhaal mogelijk bij ons korps.”

4. Bij brief van 10 februari 2001 zond de betreffende districtschef van het regionale politiekorps Haaglanden verzoekers een afloopbericht naar aanleiding van hun klacht.

In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:

"Dit binnentreden vond plaats op grond van artikel 55 2e lid van het Wetboek van Strafvordering (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.) en werd gedekt door een machtiging van een hulpofficier van justitie zoals bedoeld in artikel 2 1e lid van de Algemene wet op het binnentreden (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.).

De voordeur werd bij dit binnentreden beschadigd. Door de Dienst Stadsbeheer werd de voordeur zodanig hersteld dat deze afdoende kon worden afgesloten.

(…)

De rechercheurs in kwestie verklaren, dat uw voordeur door personeel van de Dienst Stadsbeheer zodanig is hersteld, dat deze afdoende kon worden afgesloten.

Ik acht dit klachtelement ongegrond."

5. Verzoeker ontving op enig moment een dagvaarding van het arrondissementsparket te Den Haag om op 27 april 2001 voor de arrondissementsrechtbank te Den Haag terecht te staan onder meer ter zake van de mishandeling.

6. Verzoekster deelde de afdeling schadeverzekering van het regionale politiekorps Haaglanden bij brief van 27 april 2001 onder meer het volgende mee:

"Ik heb uw adres en telefoonnummer ontvangen van de politie Haaglanden (…) om de schade die ze aangericht hebben aan mijn voordeur en kozijnen te innen. (Zie bijlage offerte).

Verzoeke zo gauw mogelijk dit af te handelen daar mijn voordeur nog steeds niet gerepareerd is en erg gammel in elkaar zit. (Kan niet goed afgesloten worden)."

7. Het regionale politiekorps Haaglanden deelde verzoekers bij brief van 5 juni 2001 onder meer het volgende mee:

“De beschadigde voordeur werd - i.v.m. zaakwaarneming - (…) gerepareerd (er werd een nieuw slot geplaatst) door de facilitaire dienst van de gemeente Den Haag.

In deze aangelegenheid blijft de politie Haaglanden van oordeel dat zij op rechtmatige gronden uw woning heeft betreden. De daarbij aangerichte schade is weliswaar erg vervelend, doch gelet op de beschadiging niet overdreven geweest.

Om de woning te kunnen betreden heeft de officier van justitie, na overleg te hebben gehad met de rechter-commissaris, een machtiging verstrekt aan politie Haaglanden. Indien de voordeur (niet; N.o.) zou worden geopend dan was er de mogelijkheid om, eventueel tegen de wil van de bewoner, met geweld (d.m.v. het verbreken van de voordeur) de woning te betreden.

Met deze feiten voorhanden zal het u duidelijk zijn dat door politie Haaglanden uiterst zorgvuldig de zaak is afgewogen. Aan uw verzoek om de schade te vergoeden zal dan ook geen gevolg worden gegeven.”

B. Standpunt verzoekers

1. Het standpunt van verzoekers is samengevat weergegeven onder Klacht.

2. In hun verzoekschrift deelden verzoekers onder meer nog het volgende mee:

“De voordeur en het kozijn zijn niet afdoende gerepareerd. Een deel van het kozijn is eraf gerukt en de voordeur hangt scheef. De sloten van de voordeur hangen scheef en zijn krom. De deur kan door een kleine duw weer geopend worden. De politie heeft de deur niet goed afgesloten achtergelaten zoals wordt beweerd. Aangezien de ouders van de heer Rz op vakantie waren was het huis dus enkele weken onbewoond."

3. In het kader van de interne klachtprocedure bij de politie hadden verzoekers de politie onder meer nog het volgende laten weten:

“Een slot verwisselen maakt niet dat de deur afdoende gerepareerd is. (…) De voordeur wordt tegengehouden door het kozijn en die is erg beschadigd en wordt door een kleine schroef tegengehouden. De hele voordeur is beveiligd met een klein schroefje en de politie vindt dat mijn voordeur beveiligd en afgesloten is achtergelaten en u wist heel goed dat wij op dat moment met vakantie waren.

(…)

U bent mijn woning binnengedrongen op een dag na het Hindoestaanse Diwalie feest. Mijn zoon had gefeest en was laat naar bed, waardoor hij uw gebel niet gehoord had.”

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden deelde in reactie op de klacht van verzoekers, en in antwoord op vragen van de Nationale ombudsman, onder meer het volgende mee:

"Ten aanzien van deze zaak kan ik u meedelen dat (…) een soortgelijk geformuleerde klacht in eerste aanleg door de chef van (het betreffende; N.o.) (…) district (van het regionale politiekorps Haaglanden; N.o.) is afgedaan op 10 februari 2001 (zie hiervoor, onder A.4.; N.o.).

Nadien zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken die nopen tot herziening van het oordeel over de klacht.

Ik kan mij daarin vinden. Voorts kan ik mij vinden in de brief d.d. 21 november 2001 waarin de chef van (het betreffende; N.o.) (…) district (van het regionale politiekorps Haaglanden; N.o.) mij inlicht over de klachtelementen alsmede de antwoorden inzake de klacht van de heer en mevrouw R. (zie hierna, onder C.2.; N.o.)."

2. Bij zijn reactie op de klacht zond de korpsbeheerder de Nationale ombudsman een afschrift van onder meer de volgende stukken:

2.1. Een aan de korpsbeheerder gerichte brief van 21 november 2001, afkomstig van de betreffende districtschef. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:

"Uitgaande van de rechtmatigheid van het binnentreden wordt in dergelijke gevallen geen schade (…) vergoed. Wel wordt in verband met de zogenoemde 'zaakwaarneming', de aangerichte schade hersteld. Voor wat betreft de mate van herstel wordt rekening gehouden met de staat waarin het hang- en sluitwerk verkeert.

Zou het bijvoorbeeld een nieuwe deur betreffen, dan wordt de gehele deur vervangen.

In dit geval is door de facilitaire dienst van de gemeente Den Haag een compleet nieuw slot geplaatst. Zowel naar het oordeel van de medewerkers van genoemde dienst als van de betrokken rechercheurs, werd de voordeur door de Dienst Stadsbeheer zodanig hersteld dat deze weer op een behoorlijke manier kon worden afgesloten.

Op grond van vorenstaande kom ik tot de conclusie dat in deze zaak factoren zorgvuldig zijn afgewogen. De aangerichte schade werd in dit geval afdoende hersteld.

Ik acht dit klachtelement ongegrond.

Gegeven de rechtmatigheid van het binnentreden in de woning van benadeelden zie ik gaan aanleiding tot enigerlei maatregel of actie ten behoeve van verzoeker ofwel in meer algemene zin."

2.2. Een afschrift van het ter zake opgemaakt proces-verbaal. In dit proces-verbaal staat te lezen dat de (ex-)vriendin van verzoeker al op 10 maart 2000 bij de politie melding had gedaan dat zij door verzoeker was mishandeld.

D. Reactie verzoekers

1. Verzoekers deelden in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder, en in antwoord op een aantal specifieke vragen van de Nationale ombudsman, onder meer het volgende mee:

"Wij waren nooit in aanraking gekomen met de politie. Het reilen en zeilen over de gang van zaken was erg onbekend voor ons. Mijn kinderen zijn beschaafd opgevoed. Het probleem is echter, wie je partner wordt en hoe de partner opgevoed is. Uit wat voor beschaving (milieu) die afkomstig is. De heer Rz (mijn zoon) is samen gaan wonen met mw. K. Het ging niet goed, ruzies waren normaal voor mw. K. De heer Rz werd vaker in zin gezicht gekrabd en geslagen. Na een paar keren heeft de heer Rz teruggeslagen.

(…)

Na een tijd wou hij stoppen met de relatie en heeft met mw. K. goed doorgesproken, maar zij wou door gaan met de relatie. De heer Rz sliep op verschillende adressen en af en toe ook thuis. De afspraak was dat de goederen onder elkaar verdeeld zouden worden. (…). Hij ging op een dag thuis slapen maar het slot was verwisseld. Mw. K. reageerde niet op brieven en telefoon was afgesloten. Samen met zijn zus en zwager heeft de heer Rz geprobeerd zijn goederen op te halen. Mw. K. kwam erg laat thuis waardoor de verhuizing erg laat werd. Ze deed de deur nooit open maar toevallig die avond wel. Geestelijk was ze nog steeds niet in orde waardoor ze later naar buiten rende en de buurt bij elkaar had geschreeuwd, van "ze halen mijn huis leeg". Omdat ze zo hysterisch deed heeft de heer Rz haar een klap gegeven om haar te kalmeren. Ze rende daarna naar buiten zonder jas en schoenen, ook nog met haar slaapkleding aan. De heer Rz met zijn zus en zwager zijn toen weggegaan zonder iets mee te nemen. Ze waren geschrokken en de heer Rz heeft de politie gelijk om hulp gevraagd. De politie zei toen dat mw. K. op dat moment daar aanwezig was. De dag daarna is heer Rz naar het politiebureau gegaan om bemiddeling te vragen, zodat hij zijn eigen spullen kon weg halen. Hij had geen kleren meer om te dragen. Tot drie keer toe is hij bij de politie geweest voor dit zelfde geval (…).

Mw. K. heeft aangifte gedaan van mishandeling, vrijheidsberoving en verdwijning van haar spullen (…).

De aangiften zijn in gedeelten gedaan. 1e aangifte was anders dan de volgende keren. De heer Rz werd steeds erger zwart gemaakt. (…) De aangiften zijn in een tijdsbestek van twee weken gedaan. (…) Mw. K. had dit allemaal verzonnen.

(…)

Het volgende over de deur:

(…)

Door het openbreken van de deur is het kozijn zwaar beschadigd en de houder van de pinnen van het slot was weg. Er was dus geen houvast van het slot. De geweldige reparatie was, dat 1 schroef was gezet om de pinnen van het slot te houden. Door een harde windvlaag zou de deur openvliegen.

Wij hebben de deur van binnen vastgeschroefd en de achterdeur gebruikt voor een jaar. Wij gingen ervan uit dat de politie, op eerlijkheid gebaseerd, de reparatie zou vergoeden. Maar mooi niet.

Bij het verlaten van het huis door de politie was thuis niemand aanwezig.

De politie heeft gedaan wat ze hebben gewild, er was toch niemand aanwezig."

2. Bij hun reactie zonden verzoekers de Nationale ombudsman een schets, waarin zij hun standpunt over de uitgevoerde reparatie nog hebben verduidelijkt (zie BIJLAGE).

E. aanvullende informatie verzoekers

Desgevraagd liet verzoeker een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman op 27 juni 2002 telefonisch nog het volgende weten. Verzoeker gaf aan dat de deurpost, die van hout is, na het forceren van de deur aan één zijde ongeveer voor de helft was afgebroken. Het afgebroken gedeelte bevond zich qua hoogte ongeveer in het midden van de deurpost, onder andere op die plaats waar het slot in de deurpost steekt. Verzoeker gaf aan dat dit afgebroken gedeelte bij de reparatie terug is geplaatst door middel van twee à drie schroeven.

F. Reactie verzoekers op het verslag van bevindingen

Verzoekers reageerden onder meer als volgt op het verslag van bevindingen.

"De politie heeft het een paar keren over, dat de omwonenden gezegd zouden hebben, dat iemand in mijn woning aanwezig was. Dit is pertinent niet waar. De politie heeft dit uit de lucht gegrepen en beter gezegd (de politie liegt dat ze barsten). Neemt u mij niet kwalijk over mijn laatste zingebruik, wat tussen haakjes is, maar ik moet het kwijt en dat is mijn constatering. Mijn buren wisten dat wij met vakantie waren en dat mijn zoon en dochter thuis kwamen om de planten water te geven. De buren hielden mijn woning in de gaten. En toch vertellen ze aan de politie van er moet iemand thuis zijn.

Het is toch belachelijk.

Mijn buren willen nog onder ede verklaren dat ze zoiets niet aan de politie gezegd hebben, maar juist dat er niemand thuis was."

Achtergrond

1. Artikel 55, tweede lid Wetboek van Strafvordering

"Zoowel in geval van ontdekking op heeterdaad als buiten dat geval kan iedere opsporingsambtenaar, ter aanhouding van den verdachte, elke plaats betreden."

2. Artikel 2, eerste lid Algemene wet op het binnentreden:

"Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist, tenzij en voor zover bij wet aan rechters, rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie, burgemeesters, gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders de bevoegdheid is toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De machtiging wordt zo mogelijk getoond."

3. In het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2001, RVDW 2001/71 staat onder meer het volgende vermeld:

"Het enkele feit dat een huiszoeking overeenkomstig de regels van strafvordering is geschied, staat niet in de weg aan het oordeel dat het daarbij toebrengen van zodanige schade onrechtmatig kan zijn.

(…)

Een van de verschijningsvormen van het gelijkheidsbeginsel is de regel dat de onevenredig nadelige, - dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende, en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende - gevolgen van een overheidshandeling of overheidsbesluit niet ten laste van die beperkte groep behoren te komen, maar gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld (…). Uit deze regel vloeit voort dat het toebrengen van zodanige onevenredige schade bij een op zich zelf rechtmatige overheidshandeling als de onderhavige huiszoeking jegens de getroffene onrechtmatig is. In zoverre levert een door de rechtbank verleend verlof tot het doen van huiszoeking dus geen rechtvaardigingsgrond op voor het toebrengen van schade."

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Nagelaten zorg te dragen voor afdoende herstel van voordeur en deurpost van de woning van verzoekers ouders na beschadiging bij binnentreden en laten weten de schade niet te zullen vergoeden.

Oordeel:

Niet gegrond