2002/083

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Wegverkeer (RDW) hem bij brief van 18 april 2001 heeft meegedeeld dat de RDW niet beschikte over gegevens omtrent zijn rijbewijs van vóór het jaar 1986. Deze gegevens had verzoeker nodig om aan te tonen dat in zijn rijbewijs abusievelijk een aantekening voor categorie E bij categorie B ontbrak.

Beoordeling

1. Op 7 mei 1981 legde verzoeker met goed gevolg praktisch rij-examen af voor de categorieën B (personenauto) en E (aanhangwagen) bij B. In juni 2000 ontdekte verzoeker dat de categorie E niet meer op zijn rijbewijs was vermeld. In zijn klachtbrief hierover deelde hij mee dat dit moest zijn gebeurd bij de vernieuwing van zijn rijbewijs in 1991 op het gemeentehuis van zijn woonplaats. Om te kunnen aantonen dat aan hem ooit een rijbewijs was verstrekt voor de categorieën B en E bij B en dat er geen geldige reden was voor het achterwege laten van de aantekening voor categorie E, had verzoeker gegevens van de Dienst Wegverkeer (RDW) nodig. De RDW deelde verzoeker bij brief van 18 april 2001 onder meer mee dat uit de bij de RDW voorhanden zijnde gegevens was gebleken dat aan verzoeker op 20 mei 1986 een rijbewijs was verstrekt, uitsluitend geldig voor de categorie B. De RDW liet verder weten dat de RDW niet beschikte over gegevens omtrent zijn rijbewijs van vóór het jaar 1986.

2. Voor de beoordeling van de vraag of de RDW een verwijt kan worden gemaakt voor het niet beschikken over gegevens van voor het jaar 1986 is het volgende van belang.

Op 1 oktober 1986 zijn de Wegenverkeerswet en het Wegenverkeersreglement gewijzigd (zie Achtergrond, onder 1.). Rijbewijzen werden tot die datum verleend door de Commissaris van de Koningin; na 1 oktober 1986 kwam de bevoegdheid tot afgifte van rijbewijzen - behoudens enkele uitzonderingen - te liggen bij de burgemeester van de woonplaats van de betrokkene.

Voorts werd een rijbewijs voortaan ten aanzien van aanvragers die jonger zijn dan zestig jaar gedurende tien jaren geldig, terwijl de geldigheidsduur vóór 1 oktober 1986 vijf jaren bedroeg.

Een laatste wijziging die in deze zaak van belang is, was de introductie van het Centraal Rijbewijzenregister (tegenwoordig genaamd: Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister). In dit geautomatiseerde register werden voortaan, kortgezegd, gegevens omtrent afgegeven rijbewijzen bijgehouden (zie ook artikel 126, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, Achtergrond, onder 2.). De RDW werd aangewezen als de houder van het Centraal Rijbewijzenregister. Vóór 1 oktober 1986 werden gegevens met betrekking tot rijbewijzen beheerd door de provincies.

Het besluit van 23 september 1986 (Stbl. 476, zie Achtergrond, onder 1.) bepaalde dat bij wijze van overgangsperiode de burgemeester gedurende een periode van negen maanden, te rekenen vanaf 1 oktober 1986, iedere tot hem gerichte aanvraag tot afgifte van een rijbewijs, onder opgave van de beslissing die hij voornemens was op de aan-vraag te nemen, voor advies diende voor te leggen aan de Commissaris van de Koningin in de provincie waarin de betrokken gemeente was gelegen.

Aansluitend op deze periode van negen maanden diende de burgemeester, alvorens tot afgifte van een rijbewijs over te gaan, gedurende een periode van 4 jaren en 3 maanden, de betrokken Commissaris van de Koningin te verzoeken de door de aanvrager van een rijbewijs aan de burgemeester verstrekte gegevens te verifiëren, met uitzondering van de gevallen waarin aan de aanvrager nog niet eerder een rijbewijs was afgegeven. Dientengevolge moesten tot aan 1 oktober 1991 alle aanvragen voor vernieuwing van een rijbewijs nog ter verificatie worden voorgelegd aan de Commissaris van de Koningin. Intussen werd gedurende deze periode (van 1 oktober 1986 tot 1 oktober 1991) het Centraal Rijbewijzenregister geleidelijk opgebouwd en gevuld met de gegevens van in die periode afgegeven rijbewijzen. Alle resterende gegevens moesten na 1 oktober 1991 door de Commissarissen van de Koningin worden overgedragen aan de beheerder van het Centraal Rijbewijzenregister (de RDW), waarna deze gegevens door middel van een conversie in het register moesten worden opgenomen.

3. De RDW achtte verzoekers klacht niet gegrond. De RDW deelde onder meer mee dat uit het door de provincie Zuid-Holland (in het kader van de opbouw van het onder 2. genoemde Centraal Rijbewijzenregister) overgelegde nummerarchief bleek dat aan verzoeker op 20 mei 1986 een rijbewijs was verleend voor de categorie B. In 1991 was verzoekers rijbewijs wederom vernieuwd, en ook dit keer uitsluitend voor de categorie B.

De RDW liet verder weten dat de RDW eind 1991 van de Commissarissen van de Koningin alle resterende gegevens had ontvangen van rijbewijzen die tot dat tijdstip nog niet waren vernieuwd en een zeer summier nummerarchief van de rijbewijzen die in de jaren 1980 en 1985 waren afgegeven. De overige archieven waren destijds bij de provincies gebleven en zijn inmiddels op grond van de geldende voorschriften van de Archiefwet vernietigd. De RDW deelde voorts mee dat de provincies in de periode tussen oktober 1986 en 1991 geleidelijk aan hun oude archieven hebben opgeschoond; rijbewijsdossiers waarop een vervolgafgifte had plaatsgevonden behoefden immers niet meer te worden bewaard omdat vanaf 1 oktober 1986 alle afgegeven rijbewijzen en de daaraan gekoppelde bevoegdheden werden opgeslagen in het geautomatiseerde register.

Over gegevens van vóór 1986 beschikte de RDW niet. Daarvan kan de RDW geen verwijt worden gemaakt, aldus de RDW, aangezien het Centraal Rijbewijzenregister pas op 1 oktober 1986 is ingesteld en de RDW ook pas vanaf die datum als houder en beheerder van dit register aansprakelijk kan worden gehouden voor de inhoud hiervan.

De RDW merkte verder nog op dat indien verzoeker van mening was dat er bij de afgifte van 1986 een fout was gemaakt door de provincie Zuid-Holland dan wel in 1991 door de gemeente van zijn woonplaats, hij destijds bij de betreffende instantie bezwaar had kunnen aantekenen binnen dertig dagen.

4. Aangenomen kan worden dat aan verzoeker na het afleggen van het rijexamen op 7 mei 1981 een rijbewijs is verleend. Op grond van de destijds geldende geldigheidsduur van vijf jaren (zie hiervóór, onder 2.) moet dit rijbewijs in 1986 zijn vernieuwd. Verzoeker heeft ontkend dat hem in 1986 een rijbewijs is verstrekt. Deze ontkenning is, gelet op de destijds wettelijke geldigheidsduur van vijf jaren en het door de RDW overgelegde afschrift van een uittreksel uit het nummerarchief, niet aannemelijk. Op dit uittreksel uit het nummerarchief is vermeld dat aan verzoeker een rijbewijs voor de categorie B is verleend. Voorts is op een aanvraagformulier voor vernieuwing van het rijbewijs in 1991 vermeld dat aan verzoeker op 20 mei 1986 een rijbewijs is afgegeven door de Commissaris van de Koningin van Zuid-Holland. Dit aanvraagformulier is door verzoeker ondertekend. De geldigheidsduur van het rijbewijs van 20 mei 1986 verliep op 20 mei 1991. In 1991 was de geldigheidsduur van een rijbewijs inmiddels verlengd naar tien jaren. Op 8 mei 1991 werd verzoeker dan ook een rijbewijs verstrekt dat geldig was tot 2001. Het eerdergenoemde aanvraagformulier, ondertekend door verzoeker op 6 mei 1991, behelst een verzoek tot afgifte van een rijbewijs ten behoeve van de categorie B. Verzoekers tegenwerping dat hij het aanvraagformulier niet zelf had ingevuld maar in goed vertrouwen had ondertekend doet er niet aan af dat hij in dit geval verantwoordelijk kan worden gehouden voor datgene waarvoor hij heeft getekend. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat verzoeker in 1991 een rijbewijs aanvroeg, uitsluitend voor de categorie B.

De Nationale ombudsman is het met de RDW eens dat het verzoekers eigen verantwoordelijkheid was om een eventuele fout bij de rijbewijsafgifte in 1986 dan wel in 1991 te ontdekken en daartegen bezwaar te maken.

5. Vaststaat dat verzoeker in 1981 met goed gevolg het rijexamen heeft afgelegd voor de categorieën B en E bij B (zie Bevindingen, onder A.1.). Verzoeker stelt dat hem in 1981 voor de eerste maal een rijbewijs is verstrekt dat geldig was voor de categorieën B en E bij B. Bij een volgende verlening was de E verdwenen. Deze volgende verlening vond volgens verzoeker plaats in 1991. Zoals uit hetgeen hiervóór onder 4. blijkt is uit het onderzoek van de Nationale ombudsman als voldoende vaststaand naar voren gekomen dat deze stelling van verzoeker niet juist is. In 1986 is aan verzoeker een rijbewijs verleend voor de categorie B. Niet meer kan worden achterhaald wanneer en om welke reden de aantekening voor de categorie E van verzoekers rijbewijs is verdwenen. De RDW kan in deze echter geen verwijt worden gemaakt nu de RDW pas vanaf 1 oktober 1986 houder is van het Centraal Rijbewijzenregister en daarmee ook pas vanaf die datum verantwoordelijk voor de opgenomen gegevens met betrekking tot rijbewijzen. Dat niet het hele provinciale archief integraal is overgegaan naar het Centraal Rijbewijzenregister maar dat het register daarentegen geleidelijk is aangevuld, is een kwestie van politieke besluitvorming en als zodanig niet toe te rekenen aan de RDW.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van Dienst Wegverkeer is niet gegrond.

Onderzoek

Op 26 april 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Katwijk aan Zee, met een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW).

Verzoeker had zich al eerder, bij brief van 5 oktober 2000, tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoek voldeed toen echter niet aan het kenbaarheidvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid van de Wet Nationale ombudsman, zodat het niet in onderzoek werd genomen.

Naar aanleiding van het verzoekschrift werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de RDW verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen verzoeker en de RDW de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd verzoeker en de RDW een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Verzoeker en de RDW gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 7 mei 1981 legde verzoeker een praktisch rij-examen af voor de categorieën B (personenauto) en E (aanhangwagen) bij B. Verzoeker slaagde voor dit rijexamen. Het beoordelingsformulier, behorend bij het praktisch examen van 7 mei 1981, houdt onder meer het volgende:

“Ondergetekende, examinator CBR, verklaart dat tijdens het op nevenvermelde datum (7 mei 1981; N.o.) gehouden onderzoek naar de rijvaardigheid tot het besturen van motorvoertuigen van de categorie BE bij het praktisch herexamen afgelegd door (verzoeker; N.o.) (…)

Uitslag:

In verband met het nevenstaande verklaart ondergetekende (examinator: N.o.) (…) dat het praktische gedeelte:

voldoende is.”

2. Op 6 mei 1991 wendde verzoeker zich tot het gemeentehuis van zijn woonplaats teneinde te verzoeken om vernieuwing van zijn rijbewijs. Het bij dit verzoek behorende aanvraagformulier, ondertekend door verzoeker op 6 mei 1991, houdt onder meer het volgende in:

“ H. (verzoeker; N.o.)

(…)

Katwijk

verzoekt afgifte van een rijbewijs t.b.v. het besturen van onderstaande categorie(ën) van motorvoertuigen:

(…) B (…)

1. Werd aan u reeds eerder een rijbewijs afgegeven? (…)

■ ja, door CdK ZH (Commissaris der Koningin van Zuid-Holland; N.o.)

datum afgifte 20 - 5 - 1986

onder nummer 125507 geldig tot 20 - 5 - 1991 categorie(ën) B”

Op 8 mei 1991 werd aan verzoeker een vernieuwd rijbewijs afgegeven.

3. Bij brief van 5 oktober 2000 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman met de navolgende klacht:

“Probleem: Rijbewijs BE van 1981 waarbij na vernieuwing van mijn rijbewijs in 1991 de E is komen te vervallen. Dit aan de balie van het gemeentehuis te Katwijk is gebeurd, waar ik een papier moest tekenen (zonder uitleg) waarvan ik aannam dat dit normaal was als je een rijbewijs gaat laten vernieuwen. Oude rijbewijs is ingenomen.

Dat ik na enkele gesprekken op mijn werk over rijbewijs enzv. op mijn rijbewijs zag dat mijn E niet meer geldig was.

Ik contact opgenomen heb met het gemeentehuis. Deze mij doorverwezen naar de commissaris van de koningin.

Hen gebeld heb en hun mij doorverwezen naar Dhr. R. van het gemeentehuis. Hij geprobeerd heeft mijn E terug te krijgen via Dhr. O. van het R.D.W.

Deze telefonisch aan Dhr. R. mededeelde dat aan dit verzoek geen gevolg kon worden gegeven.”

4. Omdat verzoeker ten aanzien van zijn klacht over de Dienst Wegverkeer (RDW) nog niet had voldaan aan het kenbaarheidvereiste als neergelegd in artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman, stuurde de Nationale ombudsman - desgevraagd - zijn klacht ter behandeling door naar de RDW.

5. De RDW reageerde bij brief van 18 april 2001 op de klacht. De reactie houdt onder meer het volgende in:

“Uit mijn onderzoek blijkt dat op 8 mei 1991 de gemeente Katwijk aan u een Nederlands rijbewijs heeft afgegeven geldig voor de categorie B. Dit was een vervolgafgifte op een eerder aan u door de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid Holland afgegeven Nederlands rijbewijs, afgegeven op 20 mei 1986, onder nummer 125507. Dit rijbewijs van_1986 was daarbij ook uitsluitend geldig voor de categorie B. Van een eventueel eerdere afgifte van een rijbewijs geldig voor de categorie BE zijn mij helaas geen gegevens meer bekend.

Uw zienswijze dat de gemeente Katwijk bij de laatste vernieuwing van het eerder aan u afgegeven rijbewijs de categorie BE ten onrechte niet heeft afgegeven, deel ik niet op grond van bovenstaande constateringen.

Uit de afgifte van het rijbewijs in 1986, bijna 15 jaar geleden, blijkt dus dat destijds geen bevoegdheden werden verstrekt voor wat betreft de categorie BE. Een bewijs dat u ooit examen heeft gedaan voor een rijbewijs categorie BE zegt niets over de afgifte van een rijbewijs geldig voor de categorie BE. De gemeente Katwijk heeft destijds het rijbewijs van 1986 geverifieerd bij de Provincie Zuid-Holland, die heeft aangegeven dat u alleen recht heeft op de categorie B.

Indien u van mening bent dat er bij de afgifte in 1986 een fout is gemaakt door de Provincie Zuid Holland, had u destijds bij die instantie bezwaar kunnen aantekenen binnen 30 dagen op grond van de destijds geldende wet AROB. Aangezien deze termijn reeds jaren is verstreken, is het niet meer zinvol om daartegen thans nog een bezwaarschrift bij de Provincie Zuid Holland in te dienen omdat dan de conclusie zal zijn dat dit bezwaar niet ontvankelijk is.

Ook bij de RDW kunt u geen bezwaarschrift indienen, immers de beslissing van 1991 dan wel die van 1986, om u een rijbewijs te verstrekken slechts geldig voor de categorie B is niet door de RDW genomen.

Indien u alsnog een bezwaarschrift wenst in te dienen, dient u dit te doen bij de gemeente Katwijk.

Persoonlijk ben ik, gelet op de door mij ontvangen informatie zoals hiervoor kort weergegeven, echter van mening dat bij de afgifte van het Nederlandse rijbewijs in 1991 er geen fout is gemaakt door de gemeente Katwijk.

Mocht u van mening zijn dat u toch een rijbewijs zou moeten worden afgegeven tevens geldig voor de huidige categorie BE, dan dient u zich daarvoor te wenden tot de gemeente Katwijk, al dan niet via de weg van een bezwaarschrift.

Het zal u naar aanleiding van bovenstaande duidelijk zijn dat de RDW in de onderwerpelijke problematiek niet voor u kan bemiddelen, dan wel op eigen gezag u toch bevoegdheden verstrekken. Daarbij dient voor alle duidelijkheid nog te worden opgemerkt dat de RDW slechts houder en beheerder is van het Centraal Rijbewijzen en Bromfietscertificatenregister, maar absoluut geen bevoegdheden toekomt met betrekking tot vernieuwing of eerste afgifte van rijbewijzen aan houders welke in Nederland woonachtig zijn. Deze bevoegdheden komen uitsluitend toe aan de burgemeester van woonplaats van betrokkene.”

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. In zijn verzoekschrift van 24 april 2001 deelde verzoeker voorts nog onder meer het volgende mee:

“Ik zou op 20 mei 1986 onder nummer 125507 een vervolgafgifte ontvangen hebben met alleen B. Dit is naar mijn idee niet gebeurd en heb ik alleen bij het halen van mijn rijbewijs B.E. in 1981 op 7-mei en in 1991 (10 jaar geldigheid) mijn rijbewijzen gehad. (…)

Ik vind het vreemd dat er wel bewijzen van 1991 en 1986? Zijn, maar van 1981 is niets meer bekend. Ik wil graag het bewijs van 1986 (…) zien.

Ook stelde Dhr. O. (…) dat de E om één of andere reden vervallen zou kunnen zijn. Geef mij dan zo'n reden??

Als ik geen recht van spreken zou hebben zou ik hier niet voor gaan, maar omdat ik het bewijs van slagen van C.B.R. voor B.E. 20 jaren bewaard heb en de gemeente hun bewijzen niet meer bewaard hebben voel ik mij dus “genomen”, maar vind ik dat ik sterk sta met het aanvraagpapier voor mijn 1e rijbewijs.”

C. Standpunt Dienst Wegverkeer

1. De Dienst Wegverkeer reageerde bij brief van 6 juli 2001 onder meer als volgt op verzoekers klacht:

“Allereerst wil ik u (wellicht ten overvloede) een kort historisch overzicht geven alsmede enige uitleg geven over de wijzigingen op het gebied van de afgifte van rijbewijzen welke zich in de laatste decennia hebben voorgedaan.

Vóór 1 oktober 1986 lag de algemene bevoegdheid tot afgifte van rijbewijzen bij de Commissaris der Koningin van de provincie alwaar de aanvrager woonachtig was. Slechts in zeer bijzondere gevallen was de RDW destijds namens de Minister bevoegd tot afgifte van een rijbewijs en wel in die gevallen waarin de houder van dat rijbewijs woonachtig was in het buitenland en die waarbij sprake was van afgifte van een rijbewijs aan diplomatieke vertegenwoordigers van andere landen welke in Nederland verbleven.

Ingevolge de sedert 1 oktober 1986 gewijzigde wet- en regelgeving op het gebied van de afgifte van rijbewijzen (Besluit van 23 september 1986, houdende wijziging Wegenverkeersreglement in verband met verlening geldigheidsduur en decentralisatie afgifte rijbewijzen, Stbl. 476-1986 - zie ook Achtergrond, onder 1.; N.o. -) werd de bevoegdheid tot afgifte en de geldigheidsduur van rijbewijzen ingrijpend gewijzigd.

Vanaf 1 oktober 1986 kwam de bevoegdheid tot afgifte van rijbewijzen te liggen bij burgemeester van woonplaats en in bijzondere gevallen (zie hiervoor vermeld, aangevuld met omwisseling van in het buitenland afgegeven rijbewijzen) bij de RDW.

Als uitvloeisel van deze gewijzigde wet- en regelgeving werd ook een Centraal Rijbewijzen Register geïntroduceerd, waarvoor de RDW als houder en beheerder werd aangewezen.

Gevolg daarvan was dat vanaf 1 oktober 1986 een geautomatiseerd register werd opgebouwd waarin over een periode van 5 jaren successievelijk alle na deze datum afgegeven rijbewijzen en de daaraan gekoppelde bevoegdheden werden vastgelegd, evenals maatregelen ten aanzien van de rijbevoegdheid (ontzegging rijbevoegdheid en ongeldigverklaring van rijbewijzen).

Ook werd daarbij vastgelegd dat de gemeenten alle vervolgafgiften eerst dienden te verifiëren in de decentraal gehouden registers van de provincies, alvorens over te gaan tot afgifte van een nieuw rijbewijs. Doordat vanaf 1 oktober 1986 ook de geldigheidsduur van rijbewijzen werd gewijzigd naar maximaal 10 jaren zou derhalve op 1 oktober 1991 alle tot dan toe in omloop zijnde geldige rijbewijzen moeten zijn geregistreerd in het geautomatiseerd register.

Alle resterende gegevens moesten na 1 oktober 1991 door de Commissarissen der

Koningin (CdK's) worden overgedragen aan de beheerder van het Centraal Rijbewijzen Register (de RDW) waarna deze gegevens door middel van een conversie in het centraal register moesten worden opgenomen.

Van de CdK's heeft de RDW dan ook eind 1991 alle resterende gegevens ontvangen van rijbewijzen welke tot dat tijdstip nog niet werden vernieuwd en een zeer summier nummerarchief van de rijbewijzen welke in de jaren 1980 en 1985 werden afgegeven.

De overige archieven zijn destijds bij de provincies gebleven en zullen (…) op grond van de geldende voorschriften vanuit de Archiefwet inmiddels alle reeds zijn vernietigd.

Ontstaan van de klacht

Op 22 augustus 2000 heeft de RDW een verzoek van de gemeente Katwijk aan Zee

ontvangen, waarin kort gezegd is gevraagd het Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (huidige naam voor het Centraal Rijbewijzen Register) aan te passen in die zin dat bij het eerder door de gemeente aan (verzoeker; N.o.) op 8 mei 1991 onder nummer 3011589516 afgegeven rijbewijs van de categorie B in register tevens zou worden vermeld dat dit rijbewijs geldig zou zijn voor de categorie BE.

Aan dit verzoek heeft de RDW na onderzoek geen gehoor gegeven omdat uit de door de gemeente Katwijk aangeleverde gegevens en de gegevens uit het oude nummerarchief van de provincie Zuid Holland niet bleek dat (verzoeker; N.o.) de bevoegdheid had voor de categorie BE.

Door de gemeente Katwijk is betrokkene van de beslissing van de RDW op de hoogte gesteld.

Daartegen heeft deze een klacht ingediend (…).

Resultaten onderzoek RDW

(…)

Op 8 mei 1991 heeft de gemeente Katwijk aan Zee aan (verzoeker; N.o.) een rijbewijs afgegeven voor de categorie B. Dit werd gedaan als een vervolgafgifte op eerder aan (verzoeker; N.o.) door de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid Holland afgegeven rijbewijs (afgegeven op 20 mei 1986 voor de categorie B). De gegevens van dit laatste rijbewijs zijn door de RDW nogmaals gecontroleerd in het alhier voorhanden nummerregister van door de provincie Zuid Holland afgegeven rijbewijzen (zie hierna onder 2.; N.o.) en daarbij is vastgesteld dat in 1986 aan betrokkene slechts de categorie B werd afgegeven.

Formulering klacht

In zijn klacht aan de Ombudsman klaagt (verzoeker; N.o.) erover dat de RDW hem bij brief van 18 april 2001 heeft medegedeeld dat de RDW niet de beschikking heeft over zijn rijbewijsgegevens vanaf het jaar 1981.

Juist deze gegevens heeft hij nodig om aan te tonen dat hem abusievelijk in 1986 en 1991 de bevoegdheid van de categorie BE niet werd verstrekt door successievelijk de Commissaris der Koningin en de gemeente Katwijk.

Ook wil (verzoeker; N.o.) graag inzage in de gegevens van het in 1986 afgegeven rijbewijs omdat hij van mening is dat hem destijds niet een rijbewijs werd afgegeven.

Verder vraagt (verzoeker; N.o.) zich af welke gronden er mogelijk in 1986 aan ten grondslag zouden hebben kunnen liggen dat hem destijds door de provincie Zuid Holland niet de categorie BE werd afgegeven.

Reactie RDW op deze klachten

Hiervoor is reeds uiteengezet dat de RDW eerst sedert eind 1991 in het bezit is gekomen van bepaalde archiefbescheiden van voor 1 oktober 1986 door de provincies afgegeven rijbewijzen.

Helaas heeft de RDW in de haar ter beschikking staande gegevens geen aanvullende

gegevens meer voorhanden dan hiervoor uiteengezet.

Ter aanvulling dient daarbij kort nog te worden opgemerkt dat de gemeenten in de periode tussen 1 oktober 1986 en 1 oktober 1991 verplicht waren om bij een aanvraag voor vernieuwing van een rijbewijs de gegevens te verifiëren bij de provincie. Pas na deze verificatie mocht de gemeente overgaan tot een vervolgafgifte/vernieuwing. De aanvragen voor de eerste afgifte van een rijbewijs moesten daarbij vanaf 1 oktober 1986 gedurende een periode van 9 maanden voor advies worden voorgelegd aan de provincie, waarna de gemeente kon overgaan tot afgifte.

In de periode tussen oktober 1986 en 1991 hebben de provincies geleidelijk aan hun oude archieven opgeschoond, immers ieder rijbewijsdossier waarop een vervolgafgifte plaatsvond behoefde niet meer bewaard te worden omdat vanaf 1 oktober alle afgegeven rijbewijzen en de daaraan gekoppelde bevoegdheden werden opgeslagen in het geautomatiseerde register.

Met betrekking tot de opmerking van betrokkene welke redenen er mogelijk kunnen zijn geweest om hem in 1986 niet tevens de categorie BE af te geven, merk ik het volgende op.

Mogelijke oorzaken kunnen hebben gelegen in een ongeldigverklaring van deze categorie dan wel vrijwillig afstand doen van deze bevoegdheid. Daarnaast is het natuurlijk mogelijk dat de provincie Zuid Holland destijds in 1986 een aperte fout heeft gemaakt. Helaas kan de RDW daarover thans en gelet op het bovenstaande geen uitsluitsel geven.

Wel dient daarbij te worden opgemerkt dat betrokkene de gerezen problemen in grote mate aan zichzelf heeft te wijten, immers het had voor de hand gelegen indien hij reeds in 1986 bij de verlenging door de provincie dan wel in 1991 bij de verlenging door de gemeente Katwijk de problematiek aanhangig had gemaakt, dit mogelijk nog kunnen worden opgelost.

Daarbij wijs ik wellicht ten overvloede nog naar de destijds geldende wet Arob, op grond waarvan de mogelijkheid werd geboden om binnen 30 dagen nadat een overheidsorgaan een beslissing had genomen daartegen een bezwaarschrift in te dienen.”

2. Bij de reactie van 6 juli 2001 voegde de RDW een afschrift van een uittreksel uit het nummerarchief van de provincie Zuid-Holland. Dit uittreksel bevat een serie nummers, onder welke rijbewijzen zijn afgegeven, en daaraan gekoppeld een lijst namen met geboortedata en geboorteplaatsen. Boven aan het uittreksel staan de categorieën A tot en met E vermeld. Bij elk nummer met naam staan één of meer categorieën aangekruist. Op het uittreksel komt verzoekers naam voor achter het nummer 125507. Bij verzoekers naam en dit nummer is alleen categorie B aangekruist.

d. Reactie verzoeker

1. De Nationale ombudsman stuurde de brief van 6 juli 2001 van de RDW ter reactie naar verzoeker en stelde hem tevens de volgende vragen:

“1. Wanneer ontdekte u dat op uw rijbewijs naar uw zeggen abusievelijk een aantekening voor categorie E ontbrak? Hoe verklaart u dat u dit niet eerder ontdekte?

2. Op het aanvraagformulier, dat u op 6 mei 1991 hebt ingevuld en ondertekend (zie hiervóór, onder A.2.; N.o.), hebt u verzocht om afgifte van een rijbewijs voor categorie B. Waarom hebt u hier slechts "B" ingevuld en niet "B" én "E" als u recht hebt op "BE"?

(…)

4. In uw brief van 24 april 2001 ontkent u dat aan u op 20 mei 1986 een rijbewijs is afgegeven. Uit het door de RDW aan de Nationale ombudsman toegestuurde aanvraagformulier van 1991 leid ik echter af dat u zelf hebt ingevuld (bij vraag 1) dat door de Commissaris der Koningin op 20 mei 1986 een rijbewijs is afgegeven. Hoe luidt uw verklaring voor deze discrepantie?”

2. Verzoeker reageerde bij brief van 1 augustus 2001 onder meer als volgt op de brief van 6 juli 2001 van de RDW en de op onder 1. vermelde vragen:

Vraag 1: Ik ontdekte dit in juni 2000, toen wij het op m'n werk als gesprek het over rijbewijzen hadden en over aanhangwagens. Iemand zei dat bij bepaalde leeftijd de E van het rijbewijs gehaald zou worden bij vernieuwing van het rijbewijs. Dit had gevolgen voor het rijden met aanhanger. Aangezien wij (mijn vrouw + kinderen) het idee hadden om in het buitenland op vakantie te gaan met de auto + aanhanger (1e keer) ben ik voor het eerst mijn rijbewijs gaan nakijken en kwam ik erachter dat mijn E niet meer geldig was, terwijl ik wist dat ik hem bij het examen wel had gehaald.

Vraag 2: Eerstens heb ik dit formulier niet ingevuld, want het is mijn handschrift niet. Ik heb dit wel getekend. Maar hoe gaat dit? Men legt je een papier voor je neus op het gemeentehuis en zonder nadere uitleg vraagt men: Wilt u hier even tekenen? Dan wordt het papier gelijk weer ingenomen. Wat men op het gemeentehuis op dit aanvraagformulier dus ingevuld heeft (niet mijn handschrift) daar is mij geen uitleg over gedaan en daar weet ik dan ook niets vanaf.

(…)

Vraag 4:

(Het aanvraagformulier van 6 mei 1991; N.o.) is door mijzelf wel ondertekend, maar beslist niet ingevuld. Dit is op het gemeentehuis gebeurt door een ambtenaar. (…)

Tenslotte wil ik u mededelen, dat ik al deze moeite en briefwisselingen niet zou doen als ik niet in mijn recht zou staan of zoals wordt gesteld met de politie in aanraking zou zijn geweest.

Ook ambtenaren kunnen een fout maken, maar moet een burger, ondanks de verstreken jaren daar dan de dupe van zijn?

In mei 2001 heb ik mijn rijbewijs weer voor 10 jaar verlengd (B), maar heb ik dit onder protest getekend i.v.m. het laten vervallen van mijn E. (…)”

e. Reactie dienst wegverkeer

1. Bij brief van 12 oktober 2001 reageerde de RDW onder meer als volgt op de hiervóór onder D. weergegeven brief van verzoeker en op een aantal vragen van de Nationale ombudsman:

“In artikel 145 van het Reglement rijbewijzen (zie Achtergrond, onder 3.; N.o.) is opgenomen dat de historische afgiftedatum en de einddatum geldigheid van een rijbewijs worden opgeslagen in het Centraal Rijbewijzen en Bromfietscertificatenregister.

Daarbij dient echter een kanttekening te worden geplaatst, omdat er in 1984/85/86 bij de politieke besluitvorming tot decentralisatie afgifte rijbewijzen voor is gekozen om het rijbewijzenregister geleidelijk aan te vullen.

Eerst vanaf oktober 1986 was er een centraal register en kwam de bevoegdheid tot afgifte van rijbewijzen toe aan de gemeenten in Nederland voor wat betreft de normale afgifte en vernieuwingen, en voor wat betreft de omwisseling van buitenlandse rijbewijzen en de afgifte dan wel vernieuwing van rijbewijzen aan personen welke niet in Nederland woonachtig waren, de RDW.

ledere afgifte vanaf 1 oktober 1986 moest worden geregistreerd in het centraal register. Als historische datum afgifte rijbewijs werd daarbij de volgende procedure gehanteerd. De afgiftedatum van het nieuwe rijbewijs werd opgenomen met daarbij, indien sprake was van een eerdere afgifte, het teken < hetgeen inhoudt dat er vóór deze datum reeds eerder een rijbewijs aan betrokkene werd afgegeven.

Met betrekking tot (verzoeker; N.o.) treft u hierbij een uitdraai uit het CRB aangaande zijn rijbewijs aan. Daaruit mag blijken dat hij reeds vóór 8 mei 1991 in het bezit was van een rijbewijs (zie hierna, onder E.2.; N.o.).

(…)

Vóór 1 oktober 1986 waren rijbewijzen maximaal 5 jaren geldig. Na verloop van deze vijf jaren had de rijbewijshouder op grond van de destijds geldende wet- en regelgeving nog tot maximaal 1 jaar na de einddatum geldigheid de mogelijkheid dit rijbewijs te vernieuwen. Werd deze termijn niet in acht genomen dan verliep het rijbewijs van rechtswege en moest de rijbewijshouder volledig opnieuw een theorie- en praktijk- examen afleggen alvorens weer in het bezit te kunnen komen van een geldig rijbewijs.

(…)

Voor zover kon worden nagegaan heeft de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid Holland aan (verzoeker; N.o.) nog een rijbewijs afgegeven. Deze afgiftedatum lag vóór 1 oktober 1986 zodat (verzoeker; N.o.) een rijbewijs geldig voor 5 jaren ontving, geldig tot 20 mei 1991. In 1991 heeft (verzoeker; N.o.) dit rijbewijs weer vernieuwd bij de gemeente Katwijk en werd hem een rijbewijs afgegeven voor 10 jaren, de normale geldigheidsduur.

(…)

Zoals aangegeven werd in 1986 gekozen voor een geleidelijk vullen van het centraal rijbewijzenregister. Deze procedure liep als volgt:

Vanaf 1 oktober 1986 moest de aanvrager van een rijbewijs zijn verzoek daartoe indienen bij de gemeente van woonplaats. Aan de hand van de gegevens welke de aanvrager bij zijn aanvraag inleverde diende de gemeente enige acties uit te zetten. In de eerste periode van 9 maanden moesten de gemeenten alle aanvragen voor afgifte van een nieuw rijbewijs ter verificatie en advisering voorgeleggen aan de Commissaris der Koningin. Pas na gunstig advies was de gemeente gehouden over te gaan tot afgifte van een nieuw rijbewijs. Na deze negen maanden periode dienden tot aan 1 oktober 1991 alle aanvragen voor vernieuwing van een eerder afgegeven Nederlands rijbewijs nog ter verificatie worden voorgelegd aan de Commissaris der Koningin.

In de tussenliggende periode van 5 jaren (1 oktober 1986 tot en met 1 oktober 1991) werd geleidelijk aan het rijbewijzenregister opgebouwd en gevuld met de gegevens van in die periode afgegeven rijbewijzen.

(…)

Eind 1991 begin 1992 heeft de RDW van alle provincies de aldaar nog beschikbare archieven met betrekking tot rijbewijzen overgenomen.

In bijna alle gevallen betrof dit nog een nummerarchief van rijbewijzen welke in de periode gelegen tussen 1 oktober 1986 en 1 oktober 1991 niet werden vernieuwd. Deze gegevens zijn derhalve in een aantal gevallen nog bij de RDW voorhanden. Aan de hand van de personalia van (verzoeker; N.o.) is in deze nog bij de RDW voorhanden zijnde archieven van voor 1986 nagegaan dat aan (verzoeker; N.o.) door de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid Holland een rijbewijs werd afgegeven op 20 mei 1986, zoals als bijlage bij mijn vorige brief verstrekt. Uit die bijlage blijkt dat hem destijds alleen een rijbewijs geldig voor de categorie B werd verstrekt. Ware hem toen ook de categorie E verstrekt dan had er in het vakje onder e ook een letter b gestaan.”

2. De in de reactie van de RDW genoemde uitdraai uit het Centraal Rijbewijzenregister houdt onder meer het volgende in:

“Naam op rijbewijs Cat. 1e afgifte Geldig tot

H. (verzoeker; N.o.) AL

AZ

B < 08 - 05 - 1991 08 - 05 - 2011 >

C

D

BE

CE

DE”

f. Nadere reactie verzoeker

Als reactie op de hiervóór onder E. genoemde brief van de RDW deelde verzoeker bij brief van 30 oktober 2001 onder meer het volgende mee:

“Ikzelf weet ook wel dat ik mijn rijbewijs voor 1991 gehaald heb (zie CBR donderdag 7 mei 1981 toen ik mijn examen BE met goed gevolg wist af te leggen). Het valt mij op dat vanaf oktober 1986 er een centraal register kwam. Dat van mij zou op 7 mei 1986 zijn verlopen daar is toevallig niets meer van bekend. Hier zit dus een verschil van 5 maanden in wat dus nu in mijn nadeel uitpakt.

Voor mijzelf, wat maatgevend is, is dat ik toen ik op 7 mei 1981 mijn rijbewijs mocht afhalen ik zeker weet dat daarop B.E. gestaan heeft, want je eerste rijbewijs bekijk je zeer zorgvuldig, want je hebt “het” gehaald.

(…)

Zou het mogelijk zijn dat ook een gemeente of Commissaris van de Koningin, wat mensen zijn, een fout hebben kunnen maken, door mijn E op mijn nieuwe rijbewijs van 1986 te hebben vergeten.

Over het gebeuren over de politie het volgende: (…) was telefonisch medegedeeld, dat een reden zou kunnen zijn geweest, dat de politie mij bij een aanhouding mijn E zou hebben kunnen afnemen (bv. door drank). Ik drink geen druppel alcohol. Bij zoiets zou niet alleen mijn E maar juist mijn B ingenomen moeten worden.

(…)

Over de laatste alinea van mijn brief 1-8-2001 het volgende. Ook nu moest ik tekenen om mijn nieuwe rijbewijs te verkrijgen (alleen B). Eerst wilde ik niet tekenen na wat mij is overkomen. Niet tekenen betekende geen nieuw rijbewijs. Dus op het papier wat ik moest tekenen bij de gemeente opgeschreven dat ik tekende onder protest, omdat ik mijn “verdiende E” hierop miste.”

Achtergrond

1. Besluit van 23 september 1986, houdende wijziging Wegenverkeersreglement in verband met verlenging geldigheidsduur en decentralisatie afgifte rijbewijzen (Stbl. 476, 1986)

ARTIKEL I

Het Wegenverkeersreglement (…) wordt als volgt gewijzigd:

(…)

M. Artikel 113 komt te luiden:

Artikel 113.1. Degene die afgifte van een rijbewijs verlangt, richt een schriftelijke, door hem ondertekende aanvraag tot de burgemeester van zijn woonplaats, of, ingeval hij niet in Nederland woont of zonder vaste woon- of verblijfplaats is, dan wel ingeval het een aanvraag tot afgifte van een rijbewijs betreft tegen overlegging van een rijbewijs als bedoeld in artikel 114, tweede lid onder b, c of d, tot Onze Minister.

(…)

N. Na artikel 113a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 113b. 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 17, eerste lid, van de Wegenverkeerswet worden rijbewijzen afgegeven voor de volgende termijnen:

a. indien de aanvrager de leeftijd van 60 jaren nog niet heeft bereikt: een termijn van 10 jaren;

(…)

(…)

T. De artikelen 119 en 120 worden vervangen door de volgende artikelen:

Artikel 119.1. Er is een register betreffende afgegeven rijbewijzen, dat wordt beheerd door de Directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (tegenwoordig geheten: Dienst Wegverkeer; N.o.).

(…)

Artikel 120.1. 1. Degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen doet aan de beheerder van het in artikel 119 bedoelde register mededeling omtrent:

a. de afgifte van rijbewijzen (…);

b. de weigering tot afgifte van rijbewijzen;

c. de ongeldigverklaring van rijbewijzen (…);

d. de inlevering van rijbewijzen (…);

e. de teruggave van rijbewijzen (…).

(…)

ARTIKEL III

A. 1. Gedurende een periode van 9 maanden, te rekenen vanaf 1 oktober 1986, legt de burgemeester iedere tot hem gerichte aanvraag tot afgifte van een rijbewijs, onder opgave van de beslissing die hij voornemens is op de aanvraag te nemen, voor advies voor aan Onze Commissaris in de provincie waarin de betrokken gemeente is gelegen.

(…)

B. 1. Gedurende een periode van 4 jaren en 3 maanden, aansluitend op de in onderdeel A bedoelde periode, verzoekt de burgemeester, alvorens tot afgifte van een rijbewijs over te gaan, Onze Commissaris in de provincie waarin de betrokken gemeente is gelegen, de door de aanvrager van een rijbewijs aan de burgemeester verstrekte gegevens te verifiëren, met uitzondering van de gevallen waarin aan de aanvrager nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven.

(…)

ARTIKEL VII

Met ingang van 1 oktober 1986 treden in werking:

- de wet van 2 juli 1986, Stb. 389, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet (Verlenging geldigheidsduur en decentralisatie afgifte rijbewijzen) (…);

- dit besluit.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van de bij de Wet van 2 juli 1986, Stb. 389, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet (WVW), voorziene verlenging van de geldigheidsduur van het rijbewijs en decentralisatie van de afgifte van rijbewijzen. (…) Het rijbewijs dat geldig is tot het bereiken van de leeftijd van 70 jaar door de rijbewijshouder, zal eens in de 10 jaar een - zuiver administratieve - vernieuwing moeten ondergaan, die ertoe strekt de op het rijbewijs gestelde gegevens - waaronder het adres van de rijbewijshouder - en de pasfoto te actualiseren. (…)

Voorts voorziet de nieuwe regeling erin dat de afgifte van rijbewijzen, die in hoofdzaak plaatsvond door de Commissarissen der Koningin in de provincies, behoudens enige uitzonderingen, wordt verlegd naar de burgemeesters van de gemeenten. (…)

Nauw samenhangend met de decentralisatie van de afgifte van rijbewijzen wordt voorzien in een centraal rijbewijzenregister, dat is ondergebracht bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam.”

2. Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)

Artikel 116, eerste lid:

"1. Een rijbewijs wordt overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels afgegeven door de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag als ingezetene was ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens of, in de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, door de Dienst Wegverkeer."

Artikel 122, eerste lid aanhef en onder a:

"1. Behoudens artikel 123 (redenen van verlies van de geldigheid van een rijbewijs; N.o.) is een rijbewijs, afgegeven aan een aanvrager die de leeftijd van

a. 60 jaren nog niet heeft bereikt, geldig voor de duur van tien achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte"

Artikel 126, eerste en tweede lid:

"1. De Dienst Wegverkeer houdt een register betreffende de afgifte van rijbewijzen.

2. Het register bevat gegevens omtrent afgegeven rijbewijzen alsmede omtrent rechterlijke uitspraken houdende ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van deze wet en voor de handhaving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften."

3. Reglement rijbewijzen (Koninklijk Besluit van 30 mei 1996, in werking getreden op 1 juni 1996)

Artikel 144:

"De Dienst Wegverkeer is houder van het rijbewijzenregister."

Artikel 145:

“In het register worden de navolgende gegevens opgenomen:

(…)

d. historische datum van afgifte en datum van einde geldigheidsduur per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven”

Instantie: Dienst Wegverkeer

Klacht:

Meegedeeld dat RDW niet beschikt over gegevens omtrent verzoekers rijbewijs van vóór 1986, welke verzoeker nodig had om aan te tonen dat in zijn rijbewijs abusievelijk een aantekening voor categorie E bij B ontbrak.

Oordeel:

Niet gegrond