2002/041

Rapport

Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Utrecht op 15 april 1999 heeft verzuimd een registratie te maken van haar bezoek aan het politiebureau Paardenveld, nadat zij kort daarvoor betrokken was geweest bij een verkeersongeval.

Beoordeling

1. Op 15 april 1999 omstreeks 22.30 uur heeft verzoekster, als automobiliste, op een verkeersplein met verkeerslichten te Utrecht een aanrijding gehad met een andere automobilist. Beide partijen stelden groen licht te hebben gehad en hebben daaruit afgeleid dat de andere partij door rood licht moet zijn gereden.

Na enige tijd is een politieambtenaar - toevallig - ter plaatse verschenen. Wie dit is geweest, is onbekend gebleven. Deze politieambtenaar heeft verzoekster en de andere automobilist meegenomen naar het nabij gelegen politiebureau Paardenveld om de aanrijding aldaar administratief af te handelen. Op het bureau heeft de onbekend gebleven politieambtenaar hen overgedragen aan een medewerker publieksservice, politieambtenaar B.

Op het politiebureau heeft B. hen geholpen bij het invullen van het Europees aanrijdingsformulier. Beide bestuurders hebben het formulier ondertekend.

In het kader van de financiële afwikkeling van het ongeval door de betrokken schadeverzekeringsmaatschappijen is verzoekster gebleken dat van het ongeval geen politierapport is opgemaakt.

2. De waarnemend korpsbeheerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de politieambtenaar die ter plaatse is verschenen de aanrijding in zijn totaliteit had moeten afhandelen, een registratieset had behoren op te maken, op de plaats van het ongeval de situatie niet goed heeft geanalyseerd, alsook zijn toezegging niet is nagekomen aan verzoekster het verkeerslichten fasendiagram te doen toekomen. Eveneens is hij van oordeel dat de politie in de interne rapportage tekort is geschoten omdat niet meer is na te gaan wie de politieambtenaar is geweest die zich ter plaatse van het ongeval van de situatie heeft vergewist en verzoekster naar het politiebureau heeft begeleid. Door dit verzuim is het later niet mogelijk gebleken om opdracht te geven aan de bewuste politieambtenaar om alsnog een registratieset op te maken. Evenmin heeft deze persoon ervoor zorg gedragen dat een andere eenheid ter plaatse van het ongeval de zaak heeft afgehandeld. In die zin acht hij de klacht gegrond.

Hij acht evenwel de klacht ongegrond voor zover deze betrekking heeft op het feit dat de politieambtenaar dienstdoende bij de afdeling publieksservice alleen behulpzaam is geweest bij de invulling van het schadeformulier van de verzekering en geen registratieset heeft opgemaakt, omdat hij ter plaatse niet aanwezig is geweest en aldus niet in staat was om bedoelde set op te maken.

3. Met de waarnemend korpsbeheerder is de Nationale ombudsman van oordeel dat naar aanleiding van eerdergenoemd ongeval een registratieset had moeten worden opgemaakt. Immers op grond van de, op het moment van de hier aan de orde zijnde aanrijding toepasselijke, Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen van het College van procureurs-generaal dient in het geval van een aanrijding een registratieset te worden opgemaakt indien sprake is van meer dan zeer lichte schade (zie Achtergrond).

Uit het met behulp van politieambtenaar B. opgemaakte aanrijdingsformulier blijkt dat de auto van verzoekster aan de gehele rechter zijkant was beschadigd, terwijl de auto van de wederpartij schade had aan de voorzijde, aan de verlichting aan de linker voorzijde en aan het spatbord linksvoor.

Hiermee staat vast dat in dit geval sprake is geweest van meer dan zeer lichte schade.

4. Voorzover verzoekster er over klaagt dat de medewerker publieksservice, politieambtenaar B., heeft verzuimd een registratieset op te maken, is de klacht niet gegrond. B. was niet de aangewezen persoon om de registratieset van de aanrijding op te maken omdat hij niet ter plaatse de situatie had opgenomen.

5.1. Voorzover verzoekster er over klaagt dat de medewerker publieksservice, politieambtenaar B., het bezoek van de beide bestuurders aan het politiebureau niet heeft vastgelegd, is de klacht gegrond.

Nu vaststaat dat in dit geval een registratieformulier had moeten worden opgemaakt, had het bezoek van verzoekster en de andere automobilist aan het politiebureau moeten worden vastgelegd. In dat verband had de medewerker publieksservice in het dagrapport onder meer moeten vastleggen wie de collega was die de beide bestuurders naar het bureau had begeleid. Niet uitgesloten kan worden dat deze, onbekend gebleven, politieambtenaar toch - enige - duidelijkheid had kunnen verschaffen over het ongeval.

5.2. Voorzover verzoekster er over klaagt dat de medewerker publieksservice, politieambtenaar B. is tekortgeschoten op het punt van dienstverlening aan de betrokken bestuurders, is de klacht eveneens gegrond.

Het staat vast dat het politieambtenaar B. reeds direct was gebleken dat de betrokken bestuurders fundamenteel van mening verschilden over de toedracht van het ongeval en elkaar de schuld gaven.

Met het oog op zijn taak, het verlenen van service aan het publiek, had van B. mogen worden verwacht, dat hij, geconfronteerd met de tegengestelde lezingen van de beide bestuurders en de door de onbekend gebleven collega geplaatste vraagtekens initiatieven had genomen die ertoe zouden leiden dat een (andere) ambtenaar van het regiokorps alsnog de aanrijding adequaat zou afhandelen.

Op dit punt is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Utrecht, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht (de burgemeester van Utrecht), is gegrond, behalve ten aanzien van het niet opmaken van een registratieset door de medewerker publieksservice; op dat punt is de klacht niet gegrond.

Onderzoek

Op 20 april 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S. te Utrecht, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Utrecht.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen verzoekster en de korpsbeheerder de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De reacties van betrokken ambtenaar B. en van verzoekster gaven aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen. De beheerder van het regionale politiekorps Utrecht gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

Op 15 april 1999 was verzoekster, als automobiliste, betrokken bij een aanrijding met een andere automobilist op een rotonde bij de Amsterdamsestraatweg te Utrecht. Op advies van een toevallig passerende politieambtenaar zijn zij vervolgens voor de administratieve afhandeling van de aanrijding naar het nabijgelegen politiebureau Paardenveld gegaan.

Aldaar heeft een andere politieambtenaar, B., hen geholpen bij het invullen van het Europees aanrijdingsformulier. Het bezoek is niet vermeld in het dag- en nachtrapport.

B. Standpunt verzoekster

1. Het standpunt van verzoekster staat - samengevat - weergegeven onder Klacht.

2. Ter onderbouwing van de klacht heeft verzoekster in haar brief aan de Nationale ombudsman van 18 april 2000 onder meer het volgende meegedeeld:

"Net een jaar geleden - 15 april 1999 - heeft een auto mij aangereden.

De agent die poolshoogte kwam nemen, begreep niets van de situatie (naar zijn eigen zeggen) en zou een lichtencircuit opvragen, daar beide partijen beweerden groen licht gehad te hebben. (rotonde Amsterdamsestraatweg achter de politiepost Paardenveld te Utrecht)

Daar ik niet in staat was veel te zeggen op het bureau, heeft mijn tegenpartij het verkeersongeval naar zijn visie uitgelegd aan een (tweede) agent achter de balie die het even zou afhandelen op verzoek van de eerste agent voor wie de dienst er blijkbaar op zat.

De volgende dag heb ik mijn visie op het geheel gegeven met een begeleidend schrijven.

Maandenlang heb ik brieven ontvangen van zowel mijn verzekeringsmaatschappij als van de instelling rechtskundige bijstand. De inhoud luidde steevast dat men het (officiële) politierapport nog niet ontvangen had en dat daardoor de afhandeling belemmerd werd. Toen men mij in november '99 meedeelde dat het dossier gesloten werd wegens o.a. het ontbreken van dat rapport, besloot ik zelf het heft in handen te nemen.

Bij navraag bleek dat er helemaal geen rapport was opgemaakt, er was zelfs geen melding van. Objectief kon er nu niet meer geoordeeld worden over de schuldvraag.

Ik diende een klacht in betreffende het onzorgvuldig registreren en nalatigheid in het opreden van de politie. Die klacht is voor tweederde deel toegegeven.

Dat ik overgaan zou tot actie heb ik de ARAG telefonisch gemeld, menende hiermee correct te handelen. Er is geen verdere ondersteuning (of navraag) van die kant gekomen.

Ook de verzekeringsmij. heeft er verder het stilzwijgen toe gedaan tot een paar weken geleden. Men vroeg mij om een nadere tekstverklaring van een van mijn brieven om des te zekerder - nu het politierapport toch ontbrak - geen uitkering te doen van duizenden guldens aan de verzekeringsmij. van de tegenpartij. Ik heb hieraan mijn medewerking verleend.

Iemand uit de gelederen van de politie zelf heeft mij aangeraden financiële tegemoetkoming te vragen (ter waarde van het schadebedrag) daar ik theoretisch gezien financiële (jaarlijkse verzekering) en psychische schade heb geleden. (hoofd verkeerspolitie)

Daar de klacht erkend was, meende ik hiertoe te mogen overgaan.

Op 12 april jl. ontving ik bericht dat men niet overgaat tot schadevergoeding en daarmee werd alles wat ik tot nu toe zonder hulp van buitenaf had bereikt zonder meer beëindigd.

Men beschermt zijn eigen mensen, want men kan zogenaamd niet achterhalen wie de dienstdoende agenten waren en wie mij te hulp is gekomen met die financiële eis."

3. Als bijlage bij de klachtbrief was onder meer bijgevoegd de brief van verzoekster van 18 november 1999 waarmee zij zich bij het regionale politiekorps Utrecht er over beklaagde dat medewerkers van dit korps geen rapport hadden opgemaakt van het ongeval op 15 april 1999. In deze brief deelde zij onder meer het volgende mee:

"Aangezien de ware toedracht niet duidelijk werd op de plaats des onheils beloofde de dienstdoende agent om ± 23.00 uur een lichtencircuit op te vragen.

Hij heeft de situatie niet goed geanalyseerd en was alleen maar opgelucht dat het tot materiële schade beperkt was gebleven, daar hij even daarvoor te hulp was geroepen bij een ernstiger ongeval.

Vervolgens werd door een tweede agent op het bureau een formulier ingevuld luisterend naar het verhaal van de tegenpartij die tevens geadviseerd werd getuigen te zoeken. De agent in spé heeft niets van het ongeval gezien (is niet meer bij Paardenveld).

De hele handelwijze was niet correct in mijn ogen maar ik reageerde niet alert, geschokt als ik was door de gebeurtenis.

Er is hier sprake van nalatigheid van de kant van de politie en het heeft mij ertoe gebracht op 16-11-'99 zelf het politierapport te gaan aanvragen.

Men is tot de conclusie gekomen dat er niets over dit voorval is geregistreerd.

Op grond van het ontbreken van voornoemd rapport ben ik nu zonder meer in het ongelijk gesteld en ik verzoek u na te gaan hoe u tot genoegdoening kunt overgaan. (…)

Hierbij wil ik nog opmerken dat ik niet alleen financiële schade heb geleden, maar dat tevens het vertrouwen in het goed functioneren van de afdeling verkeerspolitie beschadigd is."

4. Als bijlage bij de klachtbrief was verder bijgevoegd de brief van de plaatsvervangend districtschef Paardenveld van 3 februari 2000 waarmee de behandeling van verzoeksters klacht van 18 november 1999 werd afgerond. In deze brief deelde de plaatsvervangend districtschef onder meer het volgende mee:

"Naar aanleiding van uw brief d.d. 18 november 1999, met als onderwerp klacht politie optreden heb ik een onderzoek in laten stellen (…).

Uw klacht betreft de volgende onderdelen:

1. Op de plaats van het ongeval is de situatie niet goed geanalyseerd en u bent niet in het bezit gekomen van het door de politieambtenaar ter plaatse beloofde verkeerslichten fase diagram;

2. Bij de afdeling publieksservice bent u door een andere politieambtenaar te woord gestaan en is naar uw mening de zaak niet goed overgedragen en werd er vervolgens geen rapport opgemaakt;

3. Geconcludeerd is dat er niets in de interne administratie is gerapporteerd.

Uit het onderzoek is mij het volgende gebleken:

De politie dient indien men bij een aanrijding ter plaatse komt in principe deze aanrijding op te nemen en in zijn totaliteit af te handelen. Dit houdt onder andere in dat men bemiddelt bij het invullen van het zogeheten schadeformulier c.q. aanrijdingsformulier voor de verzekering. Aangezien dit formulier verder geen enkele rechtskracht heeft, is het voorschrift dat de politie tevens een zogeheten registratieset/proces-verbaal opmaakt. Hiervan blijft één exemplaar in de administratie van de politie en gaat er een afschrift naar de Adviesdienst Verkeer en Vervoer te Heerlen. Indien proces-verbaal wordt opgemaakt gaat hiervan één afschrift naar de Stichting processen-verbaal te Zoetermeer. Dit is kennelijk niet gebeurd.

Uit het ingestelde onderzoek is niet gebleken wie de politieambtenaar geweest is, die u ter plaatse gesproken heeft. Dat deze collega niet meer ter achterhalen is, komt omdat deze politieambtenaar verzuimd heeft zijn optreden in de interne administratie te verwerken. Ook bij de meldkamer is niets bekend. Dit betekent dat de politieambtenaar geen opdracht had van de meldkamer maar kennelijk ten tijde van de aanrijding deze plaats passeerde en vervolgens u van advies gediend heeft en hierop doorverwezen heeft naar het politiebureau Paardenveld waar u vlakbij was.

Omtrent de beoordeling van de aanrijding en het al of niet toezeggen van het verkeerslichtencircuit door deze politieambtenaar kan ik dan ook niet oordelen. Wel ben ik van mening dat deze politieambtenaar de gehele aanrijding had moeten afwerken inclusief registratieset en interne rapportage danwel had moeten zorgen dat er een andere eenheid ter plaatse kwam om dit werk te doen. Als bijlage doe ik u alsnog het kennelijk toegezegde fasendiagram toekomen. (…)

Aan het politiebureau Paardenveld bent u vervolgens te woord gestaan door een andere politieambtenaar dienstdoende bij de afdeling publieksservice. Deze collega was de mening toegedaan dat hij aangezien hij niet ter plaatse aanwezig was geweest enkel bemiddelend kon optreden en dat hij geen registratieset behoefde op te maken. Ook deze politieambtenaar heeft verder niets in de interne administratie gerapporteerd. Onderzoek ter plaatse kon niet meer plaatsvinden daar alles inmiddels weg was. Hij kon alleen behulpzaam zijn bij het invullen van het verzekeringsformulier.

Conclusie:

In alle gevallen blijkt dat hoewel de politieambtenaren kennelijk voornemens waren u op een juiste wijze te woord te staan en te bemiddelen inzake de aanrijding zij dit niet juist hebben gedaan en zeker op het gebied van de interne rapportage te kort zijn geschoten.

Ik ben dan ook van mening dat met betrekking tot

Ad. 1: Ik acht dit onderdeel van de klacht gegrond;

Ad. 2: Ik acht dit onderdeel van de klacht ongegrond;

Ad. 3: Ik acht dit onderdeel van de klacht eveneens gegrond."

5. Verder was als bijlage bijgevoegd een brief van 8 maart 2000 van verzoekster aan de plaatsvervangend districtschef Paardenveld. Hierin deelde verzoekster onder meer het volgende mee:

"Op zichzelf heeft deze voor het grootste deel onjuiste afwikkeling van het auto-ongeluk op 15 april 1999 mij maanden bezig gehouden o.a. in administratieve sfeer en zou ik naar mijn mening nu ook in aanmerking komen voor een financiële vergoeding gelijk aan het bedrag dat de garage mij in rekening heeft gebracht fl.7.131,09 minus fl.150 eigen risico.

Theoretisch moet ik dit bedrag aan de verzekeringsmij betalen om geen verhoging van de premie te krijgen.(…)

Mag ik hierbij nog de opmerking plaatsen dat het mij bijzonder vreemd voorkomt dat wanneer er in ploegendienst gewerkt wordt er geen rooster zou zijn van de dienstdoende agenten?

U beweert dat de agent geen opdracht heeft gehad van de meldkamer….wij hebben ruim een half uur op 50m van de politiepost Paardenveld moeten wachten op een toevallig voorbijkomende agent terwijl er door de tegenpartij naar het bureau gebeld is (mobiel)? U geeft toe dat de agent ter plekke niet professioneel heeft gehandeld - hij is niet in staat geweest de juiste toedracht te beoordelen en wilde daarom een lichtencircuit opvragen. Niet ik - als leek - heb hierom gevraagd. Het was ter uitleg van de vreemde botsing waarbij beide partijen beweerd hebben niet door rood licht te zijn gereden.

Naar mijn mening had deze anonieme agent meer kunnen doen dan de situatie te laten bepalen door een collega achter de balie die mij een tekening en verhaal van de tegenpartij heeft voorgelegd. Ik heb gezegd dat ik de tekening niet begreep. Op deze manier is de juiste toedracht niet meer te achterhalen, en ben ik gedupeerd zowel in mijn gevoel van rechtvaardig en correct handelen als in de waardering voor de maatschappelijke instelling die mij als burger moet beschermen en waarvoor ik als full-time werkende betaal."

6. Ten slotte was als bijlage bijgevoegd de brief van 12 april 2000 van de plaatsvervangend districtschef Paardenveld aan verzoekster. In deze brief deelde de plaatsvervangend districtschef Paardenveld onder meer het volgende mee:

"In uw brief van 8 maart 2000 vraagt u om schadevergoeding. Uw aanvraag is bekeken door de (…) juridisch adviseur regionale afdeling Financiën.

In de afhandelingsbrief van uw klacht staat dat er onzorgvuldig is opgetreden door het niet opmaken van een registratieset. Dit wil nog niet zeggen dat u hierdoor ook een schadevergoeding bent misgelopen. Het is namelijk niet zeker dat er bij zorgvuldig handelen wel schade vergoed zou worden. Er is geen verband tussen het opmaken van een registratieset en het toekennen van een schadevergoeding. Ik zal daarom niet overgaan tot het vergoeden van de schade."

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Utrecht

1. Bij brief van 31 juli 2000 reageerde de waarnemend korpsbeheerder van het regionale politiekorps Utrecht op de klacht van verzoekster. In deze brief deelde de korpsbeheerder het volgende mee:

"Naar aanleiding van uw brief d.d. 29 juni 2000, met het verzoek om een aantal vragen te beantwoorden, bericht ik u het volgende. Naar aanleiding van uw brief is een nader onderzoek ingesteld door klachtbehandelaar de heer Se. inspecteur van politie.

Met betrekking tot uw verzoek aan te geven welke naspeuringen zijn verricht met betrekking tot de identiteit van de politieambtenaar die verzoekster op 15 april 1999 omstreeks 23.00 uur in het politiebureau Paardenveld te woord heeft gestaan, bericht ik u als volgt.

Het Bedrijfs Processen Systeem is geraadpleegd. Hierin is geen aanrijding die op genoemde plaats, datum en tijd had heeft plaatsgevonden, opgenomen. In verband met dit gegeven en het gegeven dat (verzoekster; N.o.) een collega heeft gesproken die even te voren bij een ernstige aanrijding was geweest, heeft de heer Se. de meldkamer gebeld met het verzoek na te gaan of zich op genoemde datum en tijd een dergelijke aanrijding had voorgedaan. Dit bleek niet zo te zijn. Wel was er een aanrijding op de Oudenoord rond 22.30 uur (…). Er was geen sprake van letsel en de GG&GD waar (verzoekster; N.o.) over sprak, is niet ter plaatse geweest. Voor alle zekerheid zijn de in boven vermelde bijlage genoemde collega's benaderd of zij mogelijk bij het weggaan van deze aanrijding in contact zijn geweest met (verzoekster; N.o.). Dit bleek niet zo te zijn. Hetzelfde gold voor de aanwezige regionale verkeersdienst en sleepdienst.

Vervolgens is de heer Se. bij de afdeling publieksservice nagegaan welke collega (verzoekster; N.o.) van dienst is geweest. Na lang zoeken bleek dit collega B. te zijn geweest. Deze collega is thans echter werkzaam bij de Politie Regio Gooi en Vechtstreek (zie bijlage).

Daarnaast heeft de heer Se. een paar maal een gesprek gehad met de heer W., coördinator verkeer, voor de juiste afweging omtrent wel of niet verplicht opmaken van een registratieset en/of proces verbaal en/of toezenden van het verkeerslichtencircuit. Deze bevindingen zijn meegenomen in het advies. Het verkeerslichtencircuit wordt normaliter alleen meegezonden indien proces-verbaal opgemaakt wordt en er niet alleen sprake is van blikschade. Een zogeheten "kladset" is een interne registratie en heeft verder geen gevolgen voor benadeelde.

Met betrekking tot uw verzoek aan te geven of ik de klacht gegrond acht en of uit dit oordeel acties voortvloeien, bericht ik het volgende:

• Het onderdeel van de klacht dat beschrijft dat op de plaats van het ongeval de situatie niet goed is geanalyseerd en dat verzoekster niet in het bezit is gekomen van het door de politieambtenaar ter plaatse beloofde verkeerslichten fase diagram, acht ik gegrond;

• Het onderdeel van de klacht dat beschrijft dat verzoekster bij de afdeling publieksservice door een andere politieambtenaar te woord is gestaan, dat de zaak niet goed is overgedragen en er bovendien geen rapport is opgemaakt, acht ik ongegrond;

• Het onderdeel van de klacht dat beschrijft dat niets in de interne administratie is gerapporteerd, acht ik gegrond.

Conclusie

In alle gevallen blijkt dat hoewel de politieambtenaren op straat kennelijk voornemens waren (verzoekster; N.o.) op een juiste wijze te woord te staan en te bemiddelen inzake de aanrijding, zij dit niet juist hebben gedaan en zeker op het gebied van de interne rapportage tekort zijn geschoten (…)."

2. Bij de brief van 31 juli 2000 van de korpsbeheerder was als bijlage gevoegd een schriftelijke rapportage van 5 januari 2000 van de heer B., agent van politie bij het regionale politiekorps Utrecht aan klachtbehandelaar Se. Hierin rapporteerde B. als volgt:

"In navolging van ons telefoongesprek van 23 december jl. waarin u mij de volgende vier vragen stelde:

1) Heb jij gefaxt Europees schade formulier ingevuld?

2) Heb jij de situatietekening op het Europees schade formulier gemaakt?

3) Was, door een van de betrokkenen, verteld dat op de plaats van het ongeval politie ter plaatse was geweest?

4) Waarom is er geen politie klad-registratieset opgemaakt door jou?, bericht ik u het volgende:

Op de bovengestelde vragen kan ik U antwoorden:

Ad l.

Gefaxt Europees schade formulier is door mij, ten overstaan en met goedvinden van beide betrokkenen, ingevuld. Het Europees schade formulier is ingevuld naar aanleiding van gegevens die door betrokkenen aan mij werden verstrekt.

Ad 2.

Naar aanleiding van de door beide betrokkenen geschetste situatie is door mij, op

grond van die informatie, een situatieschets op het Europees schade formulier gemaakt.

Ad 3.

Geen van de betrokkenen heeft mij geïnformeerd over de aanwezigheid van de politie op de plaats van het ongeval. Op deze grond heb ik beide betrokkenen, uit het oogpunt van serviceverlening, geholpen bij het invullen van het Europees schadeformulier.

Ad 4.

Van het verkeersongeval is geen politie klad-registratieset opgemaakt, daar ik niet ter plaatse ben geweest. Derhalve kan deze klad-registratieset niet ambtseed worden opgemaakt. Alleen in geval van een aangifte verlaten plaats ongeval wordt een politie klad-registratieset opgemaakt. In dit geval voegt de politie klad-registratieset niets meer toe dan het Europees schadeformulier al heeft gedaan. De opgemaakte politie klad-registratieset is dan alleen een registratie van de gegevens van beide betrokkenen. (…)"

D. Reactie verzoekster

1. Bij brief van 21 augustus 2000 reageerde verzoekster op de brief van de korpsbeheerder van 31 juli 2000 en de bijgaande bijlagen. In haar brief deelde verzoekster onder meer het volgende mee:

"a) Politie Regio Gooi en Vechtstreek:

Afd. 1 en 2. Hierin wordt gemeld dat zowel het formulier en de situatieschets zijn opgesteld naar aanleiding van gegevens die beide betrokkenen hebben verstrekt aan de persoon in kwestie. Dit is een onwaarheid, ik heb nl. niets gezegd over het ongeluk, dat heeft de tegenpartij gedaan. Ik ben zo verslagen geweest dat ik niets heb weten uit te brengen. Tevens heb ik laten weten - dat wel - dat ik de tekening niet begreep. Men had in de gaten dat het niet zo goed met me ging en vroeg of ik misschien wat water of koffie wilde en of ik niet wilde gaan zitten. Mijn ogen hebben wel degelijk geregistreerd dat de eerste agent heel gehaast de tweede agent (achter de balie) vroeg of hij dit even kon afhandelen.

Eveneens klopt dan dus niet wat er bij afd. 3 staat, nl. dat wij als betrokkenen deze tweede agent niets gezegd zouden hebben over de aanwezigheid van politie op de plaats van het ongeval.

(…)

Ik ben nog steeds de mening toegedaan dat indien de eerste agent de moeite had genomen de situatie te analyseren de schuldvraag niet bij mij had gelegen, maar de tekening (die ik dus niet begreep) spreekt anders en zonder getuigen valt dat niet meer te herroepen. Blijft dus over dat ik vind niet correct behandeld te zijn en dat ik geen genoegen neem met een excuus. Intern was men ervan overtuigd dat er toch iets anders moest gebeuren, vandaar het voorstel van een geldelijke genoegdoening.

Een excuus maken is prachtig, maar een instantie die in het leven is geroepen om de burger te beschermen en daar gedeeltelijk in 'faalt' moet anders voor de dag komen. Intern zit men dus niet op één lijn.

b) Brief van politieregio Utrecht van 31 juli 2000.

'Het onderdeel van de klacht dat beschrijft dat verzoekster bij de afdeling publieksservice door een andere politieambtenaar te woord is gestaan, dat de zaak niet goed is overgedragen en er bovendien geen rapport is opgemaakt, acht ik ongegrond'.

Hoe moet ik dit toch opvatten?

't Is niet van belang geweest voor her verdere verloop? Dan was ik hier nu niet al anderhalf jaar mee bezig; dan had ik geen derden lastig gevallen als ik overtuigd was van mijn schuld of onheuse behandeling.

En als het niet van belang is geweest, als de klacht op dit punt ongegrond is, waarom heeft de rechtsbijstand mij dan zomaar laten vallen?

Géén getuigen, en géén politierapport. De politie beweert dat het niet zo nodig was, degene die mijn belangen moet behartigen vindt het ontbreken van het rapport zo cruciaal dat hij het dossier sluit en verder geen moeite meer doet. Erg tegenstrijdig…"

e. verklaring betrokken ambtenaar

Op 5 juli 2001 verklaarde politieambtenaar B. telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, het volgende:

"Ik kan mij de situatie waarover u wenst te spreken in grote lijnen nog wel herinneren. De details zijn mij echter ontschoten. Het voorval heeft, zoals u mij heeft gemeld, inmiddels ook al meer dan twee jaar geleden gespeeld.

Ik ben inmiddels ook niet meer bij de regiopolitie Utrecht werkzaam.

Ik kan mij echter nog wel herinneren dat op een gegeven moment twee automobilisten die kort daarvoor een aanrijding hadden gehad aan het bureau verschenen. Volgens mij waren zij door een collega die ter plaatse de aanrijding had geconstateerd, geadviseerd naar het bureau te gaan.

Als ik mij het goed herinner, meenden beide bestuurders dat de ander door het rood was gereden.

Ik heb hen toen uitgelegd dat ik hen met alle plezier wilde helpen bij het invullen van het Europees aanrijdingsformulier, maar dat ik geen registratie zou opmaken over de mogelijke toedracht van het ongeval. Dat was overeenkomstig het korpsbeleid op dit punt. Op grond van dat beleid mocht alleen een registratieset worden opgemaakt door de politieambtenaar die ter plaatse was geweest en de situatie zelf had waargenomen.

Als ik het juist heb, heb ik hen toen ook gemeld dat ik hun bezoek aan het bureau en mijn verrichtingen niet zou vastleggen in een mutatie.

Zij gingen daarmee toen akkoord. Daarop heb ik aan de hand van de door beide bestuurders gegeven informatie het Europees schadeformulier ingevuld.

Later is er een klacht ingediend over de manier waarop de aanrijding door de politie is afgehandeld.

Ik heb de afhandelingsbrief van die klachtprocedure niet onder handbereik, maar ik kan mij herinneren dat de korpsbeheerder mijn aandeel in de afhandeling heeft geaccordeerd.

Ik herinner mij ook dat niet duidelijk is geworden met welke collega de beide bestuurders destijds te maken hebben gehad op de plaats van de aanrijding."

Achtergrond

Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen, zoals deze luidde van 1 juli 1995 tot 1 november 1999, voor zover hier relevant:

"3. Opmaken registratieset

Wanneer een verkeersongeval meer dan licht letsel of meer dan zeer lichte schade tot gevolg heeft, dient dit te worden geregistreerd. De onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat opgestelde 'Handleiding Registratie Verkeersongevallen' duidt aan hoe gegevens dienen te worden vastgelegd.

Toelichting

Van meer dan licht letsel zal in het algemeen sprake zijn wanneer een slachtoffer zich direct of korte tijd later door een (huis)arts moet laten behandelen aan letsel ten gevolge van het ongeval. Onder zeer lichte schade kan o.a. worden begrepen eenvoudige lakschade, beperkte materiaalverbuiging, of -breuk."

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Verzuimd om een registratie te maken van verzoekers bezoek aan politiebureau, nadat verzoeker betrokken was geweest bij verkeersongeval .

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Niet opmaken van een registratieset door de medewerker publieksservice.

Oordeel:

Niet gegrond