2002/015

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe:

1. hem op 13 november 1999 tijdens zijn vrijwillige verblijf op het politiebureau in een afgesloten ruimte hebben geplaatst;

2. hem op 13 november 1999 hebben laten gaan zonder contact op te nemen met zijn zorgkader.

Voorts klaagt verzoekster erover dat het regionale politiekorps Drenthe bij brief van 11 januari 2000 haar verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen.

Beoordeling

Algemeen

1. In de nacht van 12 op 13 november 1999 is verzoeker tweemaal bij zijn oom uit het raam gesprongen/gevallen. Na zijn tweede sprong ging hij er in verwarde toestand vandoor. Verzoekers oom heeft toen de politie gebeld. Ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe hebben verzoeker die nacht op straat aangetroffen en meegenomen naar het politiebureau. Aldaar hebben de politieambtenaren een arts gewaarschuwd. De arts zag geen reden om verzoeker aan te melden voor een Riagg psychiater. Volgens de arts had verzoeker alles weer op een rijtje en zag hij alles helder. Verzoeker bleef vrijwillig op het politiebureau slapen. Zijn celdeur werd gesloten. Omstreeks 07.30 uur verliet verzoeker het politiebureau. Later is verzoeker van een spoorwegviaduct gesprongen en ernstig gewond geraakt. Verzoeker moest worden opgenomen in het ziekenhuis.

I. Ten aanzien van het in een afgesloten ruimte plaatsen

1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat de politieambtenaren hem op 13 november 1999 tijdens zijn vrijwillig verblijf op het politiebureau in een afgesloten ruimte hebben geplaatst.

2. De korpsbeheerder achtte dit onderdeel van de klacht niet gegrond. Volgens de korpsbeheerder wordt de celdeur standaard gesloten, ongeacht of men nu vrijwillig of onvrijwillig op het bureau verblijft, onder meer omdat het ongewenst is dat andere personen dan politiefunctionarissen gedurende de nachtelijke uren vrij in het politiebureau kunnen rondlopen. De korpsbeheerder gaf aan dat verzoeker kennelijk met het op slot doen van de celdeur had ingestemd, want als hij hiertegen bezwaar had gemaakt, had hij geen gebruik van een slaapplaats op het bureau kunnen maken. Hij verwees naar een mutatie van 13 november 1999, 05.21uur, waarin staat dat verzoeker, nadat een arts was geweest, zelf heeft aangegeven dat hij nog wel een paar uurtjes wilde slapen in het politiebureau.

3. Op 4 mei 2001 heeft verzoeker tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman verklaard dat de politie, toen hij had gevraagd of hij op het politiebureau mocht blijven slapen, hem had aangegeven dat de celdeur op slot zou gaan. Hij was daarmee akkoord gegaan. Hiermee is komen vast te staan dat verzoeker toestemming heeft gegeven om de celdeur af te sluiten.

4. Gelet hierop had verzoeker mogen worden geplaatst in de afgesloten ruimte. Nu voorts is gebleken dat de cel op verzoekers aangeven ook weer is geopend en verzoeker derhalve niet tegen zijn wil van zijn vrijheid is ontnomen, acht de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.

II. Ten aanzien van het laten gaan zonder contact op te nemen met het zorgkader

1. Verzoeker klaagt er voorts over dat de politieambtenaren hem op 13 november 1999 hebben laten gaan zonder contact op te nemen met zijn zorgkader, terwijl hij toen nog steeds niet in orde was. Namens verzoeker heeft verzoekster aangegeven dat zij het onvoorstelbaar vindt dat de politie haar zoon zomaar heeft laten gaan. Als de politie contact met haar had opgenomen, of met een ander lid van de familie, hadden ze hem kunnen ophalen.

2. De korpsbeheerder heeft in reactie op dit klachtonderdeel aangegeven dat uit de mutatie van 13 november 1999, 05.21 uur, blijkt dat de arts geen reden meer zag om verzoeker aan te melden voor een psychiater. Verzoeker zag alles weer helder en had alles weer op een rijtje. De korpsbeheerder wees er ook op dat uit deze mutatie blijkt dat met verzoeker was afgesproken dat hij naar een familielid zou bellen dat hem kon opvangen. Voorts gaf de korpsbeheerder nog aan dat verzoeker destijds 41 jaar oud was en vrijwillig aan het politiebureau verbleef. De politie had derhalve geen enkele bevoegdheid om verzoeker langer aan het bureau te houden dan hij zelf wilde. De korpsbeheerder is van oordeel dat er voor de politieambtenaren geen plicht was om met het zorgkader te bellen.

3. Ingevolge artikel 27 van de Ambtsinstructie moet een politieambtenaar een familielid of een huisgenoot van een ingeslotene zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van de insluiting. Indien de ingeslotene meerderjarig is doet de ambtenaar dit slechts op verzoek van de betreffende ingeslotene (zie ACHTERGROND).

Vooropgesteld moet worden dat verzoeker geen ingeslotene was in de zin van artikel 27 van de Ambtsinstructie aangezien verzoeker vrijwillig op het politiebureau verbleef en akkoord was gegaan met het afsluiten van de cel. De politie was derhalve niet op grond van dit artikel verplicht om contact op te nemen met het zorgkader van verzoeker. Daar komt bij dat, al zou verzoeker ingeslotene in de zin artikel 27 zijn geweest, uit het onderzoek kan worden vastgesteld dat verzoeker (die meerderjarig is) op geen enkel moment de politie heeft gevraagd om zijn familie over zijn insluiting te informeren (zie BEVINDINGEN, onder D.).

4. Artikel 25 van de Ambtsinstructie legt de politieambtenaar een zorgverplichting op, ter beëindiging van het in dat artikel genoemde gevaar (zie ACHTERGROND). Die zorgverplichting strekt ertoe dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde personen zoveel mogelijk aan hun eigen zorgkader worden overgedragen.

Bezien vanuit de situatie waarin de betrokken ambtenaren zich bij het aantreffen van verzoeker bevonden (het late tijdstip, de instructie welke door zijn familie was verstrekt over zijn gemoedstoestand en de toestand waarin verzoeker zich bevond) is de beslissing om verzoeker over te brengen naar het politiebureau op zichzelf begrijpelijk. Uit de stukken is komen vast te staan dat verzoeker, eenmaal op het politiebureau, door een arts is onderzocht die heeft geconstateerd dat verzoeker alles weer helder zag en op een rijtje had en dat verdere behandeling niet nodig was. De betrokken ambtenaren konden er dan ook vanuit gaan dat het in artikel 25 genoemde gevaar was geweken. De politieambtenaren hebben dan ook niet onzorgvuldig gehandeld door verzoeker, zonder contact op te nemen met zijn zorgkader, te laten gaan.

Het is betreurenswaardig dat het achteraf gezien verstandiger was geweest om verzoeker over te dragen aan zijn zorgkader. Nadat verzoeker het bureau had verlaten is hij van een spoorwegviaduct gesprongen/gevallen. Dit ernstige ongeval had dan wellicht niet plaatsgevonden.

Nu de politie echter niet in strijd met haar verplichting heeft gehandeld, is de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.

III. Ten aanzien van het afwijzen van het verzoek om schadevergoeding

1. Verzoekster klaagt er over dat het regionale politiekorps Drenthe bij brief van 11 januari 2000 haar verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Volgens verzoekster was haar zoon bij het verlaten van het bureau nog zo verward dat hij niet wist hoe hij bij het station moest komen. Hij raakte daardoor in paniek en is toen van het spoorwegviaduct gesprongen. Vanwege zijn verwondingen moest hij worden opgenomen in het ziekenhuis. Verzoekster heeft de politie bij brief van 27 december 1999 verzocht om een vergoeding van de door haar gemaakte reis- en telefoonkosten gedurende de periode dat haar zoon in het ziekenhuis lag.

2. De korpsbeheerder heeft in reactie op dit klachtonderdeel aangegeven dat het korps zich niet aansprakelijk acht voor de gebeurtenis die verzoeker op 13 november 1999 is overkomen. Dit impliceert, aldus de korpsbeheerder, dat het korps ook geen aansprakelijkheid aanvaardt voor de schade die daaruit direct of indirect voor verzoeker of derden is ontstaan.

3. Hoe begrijpelijk het ook is dat verzoekster het idee heeft dat hetgeen haar zoon is overkomen resultaat is van de psychische toestand waarin hij verkeerde in de nacht van 12 op 13 november 1999, kan het de politie niet worden aangerekend dat zij deze mogelijke toestand niet heeft onderkend, nu de arts, die verzoeker heeft onderzocht, had geconstateerd dat verzoeker weer bij zinnen was en er geen reden was om hem aan te melden voor een psychiater. De politie mocht er dan ook vanuit gaan dat hij geen gevaar meer opleverde voor zichzelf of voor anderen.

Met inachtneming van hetgeen met betrekking tot het voorgaande klachtonderdeel is overwogen, te weten dat de politie niet onzorgvuldig heeft gehandeld door verzoeker te laten gaan, kan de gebeurtenis die na verzoekers vertrek van het politiebureau heeft plaatsgevonden, dan wel de schade daaruit is voortgevloeid, de politie niet worden aangerekend.

De onderzochte gedraging is dan ook op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Drenthe, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe (de burgemeester van Assen), is niet gegrond.

Onderzoek

Op 4 juli 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Dx te M. en mevrouw D. te Utrecht, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Drenthe.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe (de burgemeester van Assen), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd een betrokken ambtenaar telefonisch gehoord.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De reactie van verzoekers gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. In de nacht van 12 op 13 november 1999 kreeg het regionale politiekorps Drenthe een melding binnen van de oom van verzoeker dat zijn neef, verzoeker, uit een raam was gesprongen. Korte tijd later werd verzoeker door de politie op straat aangetroffen en meegenomen naar het politiebureau. Op het bureau werd een arts gewaarschuwd. De arts zag geen reden om verzoeker aan te melden voor een psychiater. Verzoeker bleef vrijwillig op het politiebureau slapen. Omstreeks 07.30 uur heeft verzoeker het bureau weer verlaten.

2. Verzoekers konden zich niet vinden in de wijze waarop de politie was opgetreden en dienden bij brief van 27 december 1999 een klacht in bij het politiekorps. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:

"Door middel van deze brief zou ik, mevr D., een klacht willen indienen over de manier waarop mijn zoon dhr. Dx is behandeld door de politie Em. in de persoon van dienstdoende agent A.

In de nacht van 12 op 13 november is mijn zoon, nadat er grote problemen waren ontstaan bij zijn oom, dhr. K. bij de politie in Em. terecht gekomen. Zoals u weet is hij bij zijn oom uit het raam gesprongen.

Hij had mensen in de buurt van zijn oom gevraagd om de politie te bellen omdat hij niet voor zichzelf instond. De politie heeft hem toen opgehaald. Vervolgens heeft mijn zoon een gesprek gehad met een GGD arts, dhr. De.

Naar aanleiding van dit gesprek vond dhr. De. dat er niets ernstigs aan de hand was met mijn zoon en dat hij wel weer kon gaan.

Mijn zoon heeft toen zelf gevraagd of hij mocht blijven slapen. De politie heeft hem een cel toegewezen om te overnachten.

Deze cel werd wel op slot gedaan.

Ik vraag me af, dat als het zo goed met mijn zoon ging, waarom de deur van de cel wel op slot gedaan werd. De volgende ochtend heeft de politie hem laten gaan. Ze zeiden dat hij maar naar het station moest gaan. Mijn zoon was echter nog zo verward dat hij niet wist hoe hij bij het station moest komen.

Zoals u weet is mijn zoon vervolgens gaan dwalen. Hij raakte in paniek omdat hij het station niet kon vinden. Hij is het viaduct opgelopen zag de rails en dacht dat daar het station was. Voor zijn gevoel is hij naar beneden gestapt. In werkelijkheid bleek het meer dan 5 meter te zijn. Op dit moment ligt hij nog steeds in het ziekenhuis.

Gezien de hele gang van zaken zet ik mijn vraagtekens bij de diagnose van de GGD arts dokter De. Ik vind het verder onvoorstelbaar dat de politie mijn zoon zo maar heeft laten gaan. Ik neem het de betreffende agent vooral kwalijk dat hij niet de familie heeft verwittigd om met ons te overleggen.

We hadden mijn zoon dan kunnen ophalen of de politie had hem op de trein kunnen zetten en dan was dit alles niet gebeurd.

Tot op heden is er nog nooit contact met ons opgenomen door de politie Em.

Ikzelf ben wel bij de politie langs geweest om te informeren wat er gebeurd was.

Agent A. had toen geen dienst, en men heeft ons toen alleen het verslag op de computer laten lezen.

Ik zou als genoegdoening een schade vergoeding willen vragen voor de gemaakte reiskosten en telefoonkosten voor de periode dat mijn zoon in het ziekenhuis in Em. lag."

3. Bij brief van 11 januari 2000 reageerde betrokken ambtenaar G. onder meer als volgt op dit klachtschrijven:

"Naar aanleiding van Uw brief van 27 december 1999, waarin U Uw ontstemming naar voren brengt over de wijze waarop de politie is opgetreden in de zaak m.b.t. Uw zoon bericht ik U het volgende.

Aan de problemen van Uw zoon heeft de politie Drenthe excessief veel aandacht besteed. Toen door de GGD arts werd geconcludeerd dat er geen beletselen waren tegen het vertrek van Uw zoon uit het politiebureau zou normaliter de politiebemoeienis ophouden. Wij hebben echter Uw zoon, omdat hij geen enkel onderdak had, aangeboden de nacht in het bureau door te brengen. De enige accommodatie die ons hiervoor ter beschikking staat is een cel. Uiteraard gaat dan de deur op slot daar anders de betrokkene zich vrijelijk door het gehele bureau zou kunnen begeven. Dit is tevoren met Uw zoon besproken.

U stelt in Uw brief het onvoorstelbaar te vinden dat de politie Uw zoon de volgende ochtend zo maar heeft laten gaan. Aangezien de GGD arts echter had verklaard dat er geen beletselen waren tegen het vertrek van Uw zoon had de politie geen enkele reden om Uw zoon langer vast te houden.

Verder stelt U dat door de politie de familie niet in kennis is gesteld. Daar Uw zoon 41 jaar is en op het moment van vertrek volledig bij zinnen was, bestond hiertoe geen enkele reden.

Nadat Uw zoon in het ziekenhuis was opgenomen is de familie K. (…) volledig door de politie over het gebeurde geïnformeerd.

Op grond van het vorenstaande moge duidelijk zijn dat ik Uw claim om genoegdoening in de vorm van een schadevergoeding ten stelligste van de hand wijs.

Indien U zich niet met het vorenstaande kunt verenigen verneem ik dit graag van U.

Uw brief zal ik dan ter behandeling doorzenden aan de onafhankelijke klachtencommissie van de Regiopolitie Drenthe."

4. Op 13 april 2000 werd de klacht behandeld ter zitting van de klachtencommissie van de politie Drenthe. In het advies van de klachtencommissie van 26 april 2000 staat onder meer het volgende vermeld:

"3. Formulering van de klacht.

Aan de hand van de stukken heeft de commissie de klacht als volgt geformuleerd:

• De politie heeft de zoon van klaagster laten gaan zonder hiervan de familie te verwittigen of met deze te overleggen.

4. Behandeling van de klacht ter zitting.

De klacht is behandeld ter zitting van de commissie op donderdag, 13 april 2000 in het gemeentehuis te Bx. Aangezien klaagster niet heeft gereageerd op de brief van 16 maart 2000 van de secretaris van de commissie, heeft de commissie afgezien van het horen van betrokkenen en een oordeel gegeven op grond van de stukken.

5. Bevindingen en overwegingen.

De commissie heeft de klacht beperkt tot de formulering onder punt 3 van dit advies. Voor zover er geklaagd wordt over hetgeen de zoon is overkomen op het politiebureau is de klacht niet ingediend door of namens deze. De zoon is 41 jaar oud en kan, indien hij hiertoe aanleiding ziet, zelf een klacht indienen. Daarnaast is de klacht hierover niet voldoende geconcretiseerd. Over het in de klacht vermelde verzoek om schadevergoeding voor de gemaakte reis-, verblijfs- en telefoonkosten voor de periode dat klaagsters zoon in het ziekenhuis in Em. heeft gelegen, laat de commissie zich, gelet op het gestelde in artikel 8 lid 2 van de klachtenregeling, niet uit.

Met betrekking tot de klacht over het niet informeren van de familie overweegt de commissie het volgende. De politie heeft aan de heer Dx hulp verleend door hem mee te nemen naar het bureau. Gelet op hetgeen er was gebeurd heeft de politie, naar het oordeel van de commissie, terecht de hulp van een arts ingeroepen. De arts heeft aangegeven dat verdere behandeling niet nodig was en dat de heer Dx alles weer op een rijtje had en alles weer helder zag. Op zijn verzoek heeft de heer Dx vervolgens enkele uren in een cel op het bureau geslapen. De commissie is van mening, dat er geen reden was voor de politie tot verdere bemoeienis, nu er geen duidelijke indicatie was, dat er gevaar bestond als de heer Dx weg zou gaan. Daarnaast was met de heer Dx afgesproken dat hij zelf zijn familie zou bellen. Alles overwegende komt de commissie tot het oordeel dat niet gezegd kan worden dat de politie in dit verband onbehoorlijk of onzorgvuldig heeft gehandeld.

6. Conclusie:

• De klacht dat de politie de zoon van klaagster heeft laten gaan zonder hiervan de familie te verwittigen of met deze te overleggen is ongegrond."

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder KLACHT, en voorts deels toegelicht in het op 4 juli 2000 door verzoekers ingediende verzoekschrift met als bijlagen de onder A.2. en A.3. genoemde stukken. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:

"Bij deze wil ik mijn zaak aan u voorleggen.

Mijn klacht betreft de behandeling die mijn zoon heeft ondergaan op het politiebureau Em.

Met name zet ik mijn vraagtekens bij de inschatting die is gedaan over de toerekeningsvatbaarheid van mijn zoon op het moment dat ze hem hebben laten gaan. Niet alleen is hij daarna in verwarde toestand van het viaduct "afgestapt" maar sindsdien staat hij ook onder psychiatrische behandeling omdat hij lijdt aan angsten en psychoses.

Ik neem aan dat de bijgevoegde correspondentie voldoende licht op de zaak werpt. Mocht dit niet het geval zijn dan ben ik graag bereid verdere informatie te verstrekken."

C. Standpunt korpsbeheerder

1. Op 18 januari 2001 ontving de Nationale ombudsman de reactie van de korpsbeheerder. De korpsbeheerder deelde onder meer het volgende mee:

"Naar aanleiding van uw brief van 30 november 2000, gewijzigd bij brief van 14 december 2000, treft u onderstaand mijn reactie aan met betrekking tot de door de heer Dx te M. ingediende klacht.

Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe hem op 13 november 1999 tijdens zijn vrijwillige verblijf op het politiebureau in een afgesloten ruimte hebben geplaatst.

Verzoeker verbleef vrijwillig aan het bureau. In het kader van de hulpverlening heeft de politie hem op zijn verzoek toegestaan gebruik te maken van een slaapplaats. De enige slaapplaatsen in het bureau bevinden zich in de cellen. De politie houdt niet continue toezicht op personen die zich in cellen bevinden. Daarnaast is het uiteraard ongewenst dat andere personen dan politiefunctionarissen, gedurende de nachtelijke uren vrij in het politiebureau kunnen rondlopen. Om die redenen wordt standaard de celdeur gesloten, ongeacht of men nu vrijwillig of onvrijwillig aan het bureau verblijft. Kennelijk heeft verzoeker met het op slot doen van de celdeur ingestemd. Als hij hier tegen bezwaar had gemaakt, had hij geen gebruik van een slaapplaats in het bureau kunnen maken. Ik verwijs hierbij naar een mutatie uit het dagrapport van 13 november 1999, 05.21 uur. Deze klacht acht ik daarom ongegrond.

Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe hem hebben laten gaan zonder contact op te nemen met zijn zorgkader. Uit eerder vermelde mutatie uit het dagrapport blijkt dat de arts geen reden meer zag om verzoeker aan te melden voor een Riagg psychiater. Verzoeker zag alles weer helder en had alles weer op een rijtje. Ook blijkt uit deze mutatie dat met verzoeker is afgesproken dat hij naar een familielid zou bellen die hem kon opvangen. Daarnaast was verzoeker destijds 41 jaar oud en verbleef hij vrijwillig aan het politiebureau. De politie had derhalve geen enkele bevoegdheid om verzoeker langer aan het bureau te houden dan hij zelf wilde. Daarnaast was het de politie niet bekend wat als zorgkader voor verzoeker zou moeten gelden. Verzoeker zou immers zelf naar een familielid bellen.

Gelet op het voorgaande is er naar mijn mening geen plicht voor de politieambtenaren om met het zorgkader te bellen, wat dat ook mag zijn. Verzoeker had immers zelf aangegeven dat hij absoluut niet meer terecht kon bij zijn oom K. (…).

(...)

Gelet op het voorgaande stelt het regionale politiekorps Drenthe zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is voor de gebeurtenis die verzoeker op 13 november 1999 is overkomen. Dit impliceert dat het korps ook geen aansprakelijkheid aanvaardt voor de schade die daaruit direct of indirect voor verzoeker of derden is ontstaan."

2. Bij zijn reactie voegde de korpsbeheerder vijf mutaties van 13 november 1999. In vier van deze mutaties staat onder meer het volgende vermeld:

Gemuteerd op (3:42) 13 november 1999:

"Belde dhr. K. met de mededeling dat zijn oomzegger, Dx (niet de onze), zo gek als een deur de woning was uitgevlogen dan wel gesprongen. Dx is ongeveer 40 jaar oud en sinds kort gescheiden (sinds een week).Om even op krachten te komen had zijn oom hem uitgenodigd. Men heeft vandaag diverse gesprekken met hem gevoerd en op zich maakte hij een rustige indruk. Hij kan het echter alleen slecht verkroppen dat zijn ex-vrouw hem verlaten heeft voor een andere vent. Ook heeft hij nogal moeilijkheden met het geloof en deze situatie. Omstreeks 22.30 uur is de familie naar bed gegaan. Omstreeks 01.00 uur maakte Dx hen echter wakker. Hij keek zeer verwilderd en zei: "Het kwartje is gevallen". Daarna sprong hij uit het raam van de eerste verdieping. K. heeft hem nog weer naar binnen gepraat en heeft hem zelfs zover kunnen krijgen dat hij weer naar bed ging. Na 1,5 uur ging hij echter de trap bestormen, naar beneden en weer omhoog. Nadat de gehele familie beneden was nam hij ineens de benen en sprong door een ruit naar buiten. Zonder medeneming van zijn jas en zijn spullen ging hij er vandoor.

Na een dik kwartier kwam de melding dat er een zekere Dx aan de deur stond bij de (…) (familie Al.).

ZSM ter plaatse maar Dx was al weer verder. Hij had wel aan de familie Al. gevraagd of zij de politie wilden bellen.

Daarna een tijdje gezocht en uiteindelijk Dx aangetroffen op de (…) weg. Dx meegenomen naar het bureau en de GGD -arts gewaarschuwd. Volgens Dx wilde K. hem vermoorden en was hij moe van de goedbedoelde praat."

Gemuteerd op (5:21) 13 november 1999:

"Arts De. is geweest en zag geen reden meer om DX aan te melden voor een Riagg psychiater. Hij had alles weer op een rijtje en zag alles weer helder. Hij kon absoluut niet meer terecht bij zijn oom. Hij wilde hier in het DB nog wel een paar uurtjes slapen alvorens hij terug gaat naar M./U. Met hem afgesproken dat hij morgen naar een familielid belt, welke hem dan kan opvangen. Aan de ochtenddienst wordt middels proces post gevraagd om K. in kennis te stellen van e. e. a."

Gemuteerd op (9: 59) 13 november 1999:

"Melding van machinist B. van de NS (…) dat hij bij het spoorwegviaduct een persoon naast de spoorbaan had zien liggen.

Bleek 1 te zijn. 1 had vanmorgen omstreeks 07.30 uur het bureau verlaten. (…)

1 was van het viaduct H. gesprongen. Daar dit viaduct ter hoogte van de spoorbaan met een hek is beveiligd kwam 1 naast het spoor terecht.

Ambulance tp. 1 overgebracht naar het Scheperziekenhuis, 1 heeft vermoedelijk een beenbreuk.

Arts V. van de Riagg ingelicht."

Gemuteerd op (21:57) 14 november 1999:

"Bleek dat onze vriend Dx. zaterdagmorgen, nadat hij het bureau had verlaten een zelfmoordpoging te Em. had ondernomen. Hij was van een viaduct gesprongen maar was naast het spoor terechtgekomen, hierbij heeft hij zijn bekken gebroken.

Bij de familie K. op bezoek geweest, de familie K. wist niet van de hoed en de rand. Men is het hele weekend nogal bezig geweest met de zaak, wisten ook niet waarom Dx zo gek was geworden. Zijn verhaal met hen besproken ook willen ze graag voor de compleetheid ook een beeld van de zaterdagmorgen.

Afgesproken dat ik L., nog contact opneem met betreffende collega's en dat ik e.e.a. dinsdag aanstaande kortsluit met de familie.

NB. Volgens K. zat Dx al enige tijd bij een sekte (...). (soort kerkgenootschap; N.o.), waarbij ze onder andere aan duiveluitdrijving deden e.d. Dit heeft zijn huwelijk ook gekost waarschijnlijk. De familie te U. had e.e.a. niet zo zwaar gezien, maar nu hij bij zijn lievelingsoom zo raar had gedaan...

Volgens K. had hij toch wel wat geleerd:

Hij bedenkt zich wel 10x voordat hij zijn hulp weer eens aanbiedt in een dergelijk geval."

Gemuteerd op (19:52) 16 november 1999:

"Heden afsluitend gesprek gehad met mevr. K., haar van de ontbrekende info kunnen voorzien.

Afgedaan."

D. verklaring verzoeker

Op 4 mei 2001 verklaarde verzoeker tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman telefonisch onder meer het volgende:

"Ik kan me de gebeurtenissen nog wel herinneren. Op het politiebureau heb ik aangegeven dat ik hulp nodig had. De politie heeft er toen een psychiater bij gehaald. Het kan ook wel een GGD arts geweest zijn, maar hij was zeker ook psychiater. Deze arts heeft geconstateerd dat ik "goed" was. Ik heb gevraagd of ik toch kon blijven slapen, want ik kon niet meer bij mijn oom terecht. De politie heeft toen gezegd "dat is goed, tegen de regels, maar we stoppen je vannacht wel in een cel." Het klopt dat ze van tevoren hebben aangegeven dat de deur op slot ging. Ik ging hiermee akkoord.

Om een uur of 6.00 uur in de ochtend heb ik op mijn celdeur geklopt en gevraagd of ik er uit kon. Ik gaf weerstand, door mijn psychotische situatie en de politie heeft mij toen hardhandig aangepakt.

De politie heeft me mijn spulletjes gegeven en vervolgens op straat gezet. Ik heb niet met de politie afgesproken dat ik mijn familie zou bellen. Ik heb ook niet gevraagd of de politie mijn familie wilde bellen.

Achteraf heel stom, want daarna is het helemaal mis gegaan.

Mijn huidige psychiater heeft achteraf geconstateerd dat ik toen dit alles gebeurde in een psychose zat."

E. Verklaring betrokken ambtenaar L.

Op 10 mei 2001 verklaarde betrokken ambtenaar L. tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman telefonisch onder meer het volgende:

"Na een melding dat Dx uit het raam van een boerderij bij de familie K. was gesprongen ben ik naar de familie K. toegegaan. Dx was volgens K. weggelopen. Ik ben met een collega naar Dx op zoek gegaan. We troffen hem 8 à 9 kilometer verderop aan. Dx was toen rustig. We hebben hem overgebracht naar het politiebureau te Em. (centrum). Aldaar besloten wij een GGD arts er bij te roepen. Het is tenslotte geen normale situatie dat iemand uit het raam springt- De arts heeft een redelijke tijd met Dx doorgebracht. De conclusie van de arts was om Dx niet aan te melden bij een psychiater. De arts vond Dx helder.

Omdat er geen treinen meer gingen, hebben we met Dx afgesproken dat hij op het politiebureau mocht slapen. We hebben waarschijnlijk de deur van de cel toen dicht gedaan, want dat zijn de huisregels. Ik wist niet of deze regels geschreven of ongeschreven zijn. Ik kan me niet herinneren of we het met Dx erover gehad hebben dat de celdeur op slot zou gaan. Dx leek ons in ieder geval 'toerekeningsvatbaar'.

Rond de tijd dat Dx ging slapen en ik mijn mutatie over hem had afgerond (5.20 uur) zat mijn dienst erop. Als u mij vraagt of het klopt dat wij met hem hadden afgesproken dat hij de volgende morgen naar een familielid zou bellen, moet ik u zeggen dat ik af ga op de mutatie. Daarin staat dat we dat hebben afgesproken, dus is dat ook zo. Ik kan het me alleen niet meer herinneren. Ook staat in de mutatie dat we de ochtenddienst middels proces post hebben gevraagd om richting K. (de familie) aan te geven hoe het was verlopen met Dx. Een stukje geruststelling, zeg maar. We hebben toen waarschijnlijk aangegeven aan de ochtenddienst dat Dx zelf contact zou opnemen met de familie. Ik kan het me niet meer herinneren.

Proces post is een soort e-mail. Het is een bericht in de computer dat 'vastgeplakt' zit aan de mutatie.

Zo'n bericht wordt, net als een e-mail, nadat het is gelezen verwijderd.

(…)

Opmerkingen: einde diensttijd 07.00 uur te Bo.

Procespost ochtenddienst, worden de collega's mee bedoeld die in Bo. werkzaam zijn.

De collega's die in Em. zijn begonnen hebben deze procespost niet ontvangen."

Achtergrond

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (Besluit van 8 april 1994; Stb. 275, in werking getreden op 1 april 1994)

Artikel 25 van de Ambtsinstructie luidt:

"De ambtenaar draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat personen die door drankgebruik, dan wel door andere oorzaken, onmiddellijk gevaarlijk zijn, hetzij voor de openbare orde, veiligheid, of gezondheid, hetzij voor zichzelf, op de meest geschikte wijze van openbare plaatsen als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties, worden verwijderd. Onder openbare plaatsen worden mede verstaan vervoermiddelen die zich bevinden op deze plaatsen, een en ander voor zover niet gebezigd als woning.

2. De ambtenaar draagt personen als bedoeld in het eerste lid over aan het eigen zorgkader, voor zover de omstandigheden zulks toelaten. Zij kunnen bij het ontbreken van opvangmogelijkheden elders, bij wijze van hulpverlening, op het politie- of brigadebureau worden ondergebracht, indien dit nodig is voor hun bescherming en dit niet tegen hun wil geschiedt.

3. Voor personen als bedoeld in het eerste lid, van wie bekend is dat zij geestelijk gestoord zijn of die geestelijk gestoord lijken, waarschuwt de ambtenaar de arts, nadat zo mogelijk getracht is contact te zoeken met de eigen huisarts."

In de Nota van Toelichting bij voornoemd artikel staat onder meer het volgende vermeld:

"Het bepaalde in het eerste lid van artikel 25 dient alleen ter beëindiging van het genoemde gevaar. De zorgverplichting uit het eerste lid, gecombineerd met het bepaalde in het tweede lid strekt ertoe dat de in het eerste lid bedoelde personen zoveel mogelijk aan hun eigen zorgkader worden overgedragen. Uiteraard voorzover de omstandigheden zulks toelaten. De ambtenaar zal (…) pas behoeven handelen indien hij van oordeel is dat optreden ten aanzien van personen in verband met hun gezondheidstoestand ter bescherming van henzelf geboden is. Bij `zorgkader' moet gedacht worden aan huisgenoten, familie, kennissen, of zo nodig medische of sociale instelling. Indien het niet mogelijk is een persoon aan zijn eigen zorgkader over te dragen, biedt het tweede lid de mogelijkheid om personen in het kader van de hulpverlening op het politie- of brigadebureau onder te brengen. Aangezien de personen aan wie de politie hulp verleent niet onder het regime van het Wetboek van Strafrecht vallen, moet de ambtenaar bij het contact met deze personen uitgaan van de eigen wil van deze personen. Indien duidelijk is dat een persoon aan wie hulp wordt verleend niet mee wil naar het politie- of brigadebureau, is het niet mogelijk deze persoon tegen zijn wil onder te brengen op het politie- of brigadebureau.”

Artikel 27, eerste lid, Ambtsinstructie luidt als volgt:

"Voor zover het bij of krachtens het Wetboek van Strafvordering bepaalde zich hiertegen niet verzet stelt de ambtenaar een familielid of een huisgenoot van een ingeslotene zo spoedig mogelijk op de hoogte van de insluiting. In het geval de ingeslotene minderjarig is, doet hij dit uit eigen beweging, indien de ingeslotene meerderjarig is, doet hij dit slechts op verzoek van de ingeslotene."

Instantie: Regiopolitie Drenthe

Klacht:

Verzoeker tijdens vrijwillig verblijf op politiebureau in een afgesloten ruimte geplaatst en hem laten gaan zonder contact op te nemen met zorgkader en verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Oordeel:

Niet gegrond