Verzoeker klaagt erover dat Cadans Uitvoeringsinstelling BV, vestiging Zeist, tot op het moment waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde (13 augustus 2001), nog geen beslissing heeft genomen op het namens hem ingediende bezwaarschrift van 15 maart 2000 waarbij verzoekers WAO-uitkering met ingang van 6 januari 2000 werd beëindigd. Voorts klaagt hij erover dat hij noch zijn gemachtigde tijdens de bezwaarprocedure voldoende op de hoogte wordt gehouden over de voortgang van deze procedure.
Beoordeling
I. Inleiding
1. Verzoeker ontving sedert 4 maart 1987 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) welke was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling werd door Cadans Uitvoeringsinstelling BV (hierna: Cadans) in 1999 een nieuw onderzoek naar verzoekers mate van arbeidsongeschiktheid verricht. De uitkomst van dit onderzoek was dat de WAO-uitkering van verzoeker met ingang van 6 januari 2000 werd ingetrokken. Verzoeker werd hierover geïnformeerd bij beslissing van 4 februari 2000.
2. Namens verzoeker werd op 16 maart 2000 bezwaar aangetekend tegen de beslissing van 4 februari 2000. In de bezwaarprocedure verrichtte de door Cadans ingehuurde bezwaarverzekeringsarts op 14 december 2000 op basis van de voorhanden zijnde dossierstukken een medische beoordeling. Op 30 maart 2001 vond er een hoorzitting plaats. Hetgeen tijdens die hoorzitting naar voren werd gebracht vormde voor de bezwaarverzekeringsarts aanleiding om op 30 april 2001 een aanvullende rapportage op te stellen. Op 14 augustus 2001 werd er vervolgens nog een globale toetsing verricht door de bezwaararbeidsdeskundige.
3. Omdat de beslissing op het bezwaarschrift uitbleef diende verzoekers gemachtigde op 13 augustus 2001 een klacht in bij de Nationale ombudsman. Deze klacht betreft de volgende twee aspecten:
dat Cadans nog geen beslissing genomen heeft op het bezwaarschrift van 15 maart 2000, welke gericht was tegen de beslissing van 4 februari 2000 waarbij verzoekers WAO-uitkering met ingang van 6 januari 2000 werd beëindigd en
dat verzoeker noch zijn gemachtigde tijdens de bezwaarprocedure door Cadans voldoende op de hoogte is gehouden over de voortgang van deze procedure.
II. Ten aanzien van de behandelingsduur van het bezwaarschrift
1. Op 31 augustus 2001 is door Cadans beslist op het door verzoeker op 16 maart 2000 ingediende bezwaarschrift. De termijn voor het nemen van de beslissing op het bezwaarschrift is daarmee fors overschreden. Conform het gestelde in artikel 87d van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) (zie Achtergrond, onder 2) bedraagt de beslistermijn voor een bezwaar dat gericht is tegen een besluit waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt maximaal zeventien weken. Uit het door Cadans aangeleverde Dossieroverzicht alsmede de overige voorhanden zijnde stukken blijkt evenmin dat Cadans de beslissing heeft verdaagd en een verdagingsbericht (conform het gestelde in artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zie Achtergrond, onder 1) heeft gezonden of voor verder uitstel conform het gestelde in artikel 7:10, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht toestemming heeft gevraagd aan verzoekers gemachtigde. De termijn die Cadans nodig heeft gehad voor het nemen van de beslissing op het bezwaarschrift bedraagt bijna anderhalf jaar. In reactie op de klacht heeft Cadans aangegeven dat de vertraging in de afhandeling van het bezwaar is veroorzaakt door een tekort aan (bezwaar)verzekeringsartsen.
2. Het tekort aan (bezwaar)verzekeringsartsen vormt voor de verschillende uitvoeringsinstellingen nog altijd een groot probleem. Volgens Cadans is inmiddels het tekort aan bezwaarverzekeringsartsen verholpen, zodat vertraging in deze fase van de afhandeling momenteel tot het verleden behoort. Ook landelijk zouden de tekorten grotendeels uit de wereld zijn: blijkens een persbericht van het Landelijk instituut sociale verzekeringen van 24 augustus 2001 is het aantal verzekeringsartsen sedert begin 2000 gestegen van 731 tot 878 waarmee een bezetting gehaald zou worden van 93%. In het recente verleden heb ik in verschillende rapporten mijn oordeel uitgesproken over de onaanvaardbaar lange duur van de behandeling van bezwaarschriften door de uitvoeringsinstellingen (zie onder meer de rapporten 2000/54, 2000/163 en 2001/049). Het tekort aan (bezwaar)verzekeringsartsen kan wel als verklaring dienen voor de forse overschrijding van de termijn om te beslissen op verzoekers bezwaarschrift, maar is jegens verzoeker niet toereikend als rechtvaardiging van een zo lange behandelingsduur.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
III. Ten aanzien van het voldoende op de hoogte houden van verzoeker en zijn gemachtigde over de voortgang van de bezwaarprocedure
1. Volgens verzoekers gemachtigde informeerde verzoeker regelmatig telefonisch bij Cadans naar de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van de bezwaarprocedure. Hij kreeg dan volgens zijn gemachtigde niet of nauwelijks antwoord op zijn vraag. Uit het Dossieroverzicht van Cadans valt op te maken dat verzoeker en zijn gemachtigde gedurende de bijna anderhalf jaar dat de procedure heeft geduurd buiten de 'officiële' momenten (zoals tijdens de hoorzitting) samen in elk geval zo'n zes keer naar de stand van zaken hebben geïnformeerd. Dat zij bij die gelegenheden niet veel van Cadans hebben gehoord is verklaarbaar door het feit dat er tijdens de procedure niet veel 'gebeurd' is: twee keer een dossieronderzoek door de bezwaarverzekeringsarts, een hoorzitting, een globale toetsing door de bezwaararbeidsdeskundige en het opstellen van de beslissing op het bezwaar. Cadans heeft verzoeker drie keer schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken en zijn gemachtigde eveneens drie keer. Het schriftelijk informeren van verzoeker en zijn gemachtigde door Cadans vond op verschillende data plaats en niet gebleken is dat bij het informeren van de één, een afschrift van die informatie naar de ander werd gezonden. Cadans stelt dat de informatieverstrekking voldoende is geweest aangezien er tijdens de procedure dertien keer telefonisch, schriftelijk of persoonlijk contact is geweest met verzoeker en/of zijn gemachtigde om hen te informeren over de fase waarin de bezwaarprocedure zich op dat moment bevond. Verder brengt Cadans naar voren dat er een verbetering is gebracht in de medische procedure in de gevallen dat Cadans niet tijdig tot de afgifte van een beslissing op het bezwaarschrift kan komen, zal Cadans de betrokkenen spontaan hierover informeren.
2. Uit het Dossieroverzicht van Cadans en de informatie die verzoekers gemachtigde verstrekt heeft, blijkt dat de schriftelijke informatieverstrekking door Cadans de ene keer naar verzoeker ging en de andere keer naar de gemachtigde werd gestuurd. Cadans gaat daarbij voorbij aan het gestelde in artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (zie Achtergrond, onder 1), waarin opgenomen is dat de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde worden gezonden. Blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel dient het begrip 'op de zaak betrekking hebbende stukken' ruim te worden uitgelegd. Door zoals in het onderhavige geval een aantal keren uitsluitend verzoeker te informeren over de stand van zaken van de bezwaarprocedure, is Cadans tekortgeschoten in het naleven van de verplichting van artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht.
De onderzochte gedraging is ook op dit punt niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedragingen van Cadans Uitvoeringsinstelling BV, die worden aangemerkt als gedragingen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, is gegrond.
Onderzoek
Op 14 augustus 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Bilthoven, ingediend door mevrouw mr. T.A. Vis, advocaat te De Bilt, met een klacht over een gedraging van Cadans Uitvoeringsinstelling BV te Zeist.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd Cadans Uitvoeringsinstelling BV verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Cadans Uitvoeringsinstelling BV deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker ontving sedert 4 maart 1987 van de Bedrijfsvereniging voor Detailhandel, Ambachten en Huisvrouwen (Detam, één van de rechtsvoorgangers van Cadans Uitvoeringsinstelling BV, hierna: Cadans) een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) welke was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van een herbeoordeling vond in 1999 een nieuw onderzoek plaats naar verzoekers mate van arbeidsongeschiktheid. De uitkomst van dit onderzoek was dat de WAO-uitkering van verzoeker met ingang van 6 januari 2000 werd ingetrokken. Verzoeker werd hierover geïnformeerd bij beslissing van 4 februari 2000.
2. Namens verzoeker werd op 16 maart 2000 bezwaar aangetekend tegen de beslissing van 4 februari 2000. In de bezwaarprocedure verrichtte de door Cadans ingehuurde bezwaarverzekeringsarts op basis van de voorhanden zijnde dossiergegevens op 14 december 2000 een medische beoordeling. Op 30 maart 2001 vond er een hoorzitting plaats. Hetgeen er tijdens die hoorzitting naar voren werd gebracht vormde voor de bezwaarverzekeringsarts aanleiding om op 30 april 2001 een aanvullende rapportage op te stellen. Op 14 augustus 2001 verrichtte de bezwaararbeidsdeskundige nog een globale toetsing.
3. Omdat de beslissing op het bezwaarschrift uitbleef, diende verzoekers gemachtigde op 13 augustus 2001 een klacht in bij de Nationale ombudsman.
4. Op 31 augustus 2001 nam Cadans een beslissing op het op 16 maart 2000 door verzoeker ingediende bezwaarschrift.
B. Standpunt verzoeker
1. Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht. Ter motivering van zijn klacht voerde verzoekers gemachtigde in haar brief van 13 augustus 2001 nog het volgende aan:
"…De reden dat geen beroep is aangetekend bij de rechtbank (sector bestuursrecht) wegens een fictieve weigering, is erin gelegen dat cliënt een nieuwe procedure psychisch als te belastend ervaart.
Gedurende de gehele bezwaarprocedure houdt Cadans noch mijn cliënt noch mij voldoende op de hoogte van de voortgang. Cliënt informeert regelmatig telefonisch naar de stand van zaken, maar krijgt dan niet of nauwelijks antwoord op zijn vraag. Tijdens de hoorzitting van 30 maart 2001 heeft Cadans mij desgevraagd toegezegd dat zij mij op de hoogte zou houden van de voortgang; Cadans heeft zich hier echter niet aan gehouden.
Met betrekking tot de vertraging verschuilt Cadans zich thans achter de omstandigheid dat cliënt lopende de procedure, wegens nieuwe ontwikkelingen, een aantal nieuwe stukken heeft ingebracht. Dit neemt echter niet weg dat de zaak dan vaak al maanden stil lag.
Uit het voorgaande blijkt dat mijn cliënt al sinds oktober 1999, dus ruim een jaar en negen maanden (!), 'bezig' is met de beëindiging van zijn WAO-uitkering. Het lange wachten en de onzekerheid (zijn; N.o.) voor cliënt psychisch zeer zwaar…"
2. Op 15 augustus 2001 zond verzoekers gemachtigde aan de Nationale ombudsman een afschrift van een brief van 14 augustus 2001 die zij van de afdeling Bezwaar en beroep van Cadans ontvangen had en waarin het volgende is opgenomen:
"…Uw schrijven, waarbij gevoegd een rapport van het psychologisch onderzoek door (een psychiatrisch centrum; N.o.) heb ik in goede orde ontvangen.
Inzake de voortgang van de bezwaarprocedure kan ik u melden dat de bezwaarverzekeringsarts zijn hernieuwde onderzoek inmiddels heeft afgerond.
Ter zijner beoordeling is het dossier van uw cliënt inmiddels doorgezonden naar onze bezwaararbeidsdeskundige. Deze rapportage is nog niet in mijn bezit.
Regelmatig heb ik zowel telefonisch, schriftelijk als persoonlijk contact met uw cliënt inzake de afhandeling van deze zaak.
Tenslotte wil ik u mededelen dat het telkens opnieuw aanleveren van (medische) stukken vertragend werkt op het afhandelen van het bezwaar…"
3. In aansluiting op een telefonisch onderhoud dat verzoekers gemachtigde op 3 september 2001 had met één van de medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman, liet zij met haar brief van 4 september 2001 het volgende aan de Nationale ombudsman weten:
"… In bovengenoemd gesprek deelde u mede dat de klacht in behandeling is genomen en dat Cadans om een reactie is gevraagd.
Ik deelde mede dat cliënt inmiddels een beslissing op bezwaar heeft ontvangen, welke is gedateerd op 31 augustus jl.; cliënt ontving deze zaterdag 1 september jl. Het is vreemd dat ik geen beslissing van Cadans heb ontvangen, aangezien ik in de bezwaarprocedure heb opgetreden voor (verzoeker; N.o.). In verband hiermee heb ik Cadans gisteren een fax gezonden met het verzoek mij per omgaande de beslissing te zenden; heden heb ik deze echter nog steeds niet mogen ontvangen. Een kopie van mijn fax aan Cadans treft u bijgaand aan. Mijn cliënt heeft overigens gistermiddag een kopie van het besluit aan mij gegeven; een kopie hiervan heb ik bijgesloten.
Het is wel bijzonder 'toevallig' dat Cadans na uw verzoek om een reactie op de klacht, prompt met een besluit komt. Daarbij is het opmerkelijk dat het rapport van de bezwaarverzekeringsarts, waarop het besluit is gebaseerd, is opgesteld op 30 april jl. De afgelopen zomer heeft cliënt diverse keren telefonisch bij Cadans geïnformeerd naar de stand van zaken, doch hij kreeg steeds te horen dat het nog niet was afgerond. Bijgaand treft u een kopie aan van een brief van Cadans d.d. 11 juli jl. (waarvan Cadans mij geen afschrift heeft gezonden), waarin wordt gemeld dat de bezwaarverzekeringsarts het dossier nog niet heeft afgerond (!).
Daarbij komt dat ik op 6 augustus jl. op verzoek van cliënt nog een psychologisch rapport heb gezonden aan Cadans. Op 14 augustus jl. bevestigde Cadans de ontvangst en deelt hij mede dat de bezwaarverzekeringsarts zijn onderzoek inmiddels heeft afgerond; dit moet echter al sinds 30 april jl. afgerond zijn geweest. Het dossier zou zijn doorgeleid aan de bezwaararbeidsdeskundige. Tevens geeft hij aan dat het inbrengen van het psychologische rapport de procedure vertraagt. Zowel een kopie van mijn brief, als die van Cadans heb ik reeds aan u doen toekomen.
In de beslissing op bezwaar wordt enkel gesproken over de bezwaarverzekeringsarts, zodat daaruit volgt dat het oordeel van de bezwaararbeidsdeskundige in het geheel niet is gevraagd. Bovendien is het psychologische rapport ook niet meegewogen, zo blijkt uit de datum van de rapportage en ook in het besluit wordt dit niet gemeld.
De gehele bezwaarprocedure heeft anderhalf jaar geduurd. Het doorsturen naar alle bezwaardeskundigen en het opmaken van de rapportages heeft steeds maanden in beslag genomen. En dan ineens, twee weken na het bericht dat het dossier weer aan een andere deskundige is doorgezonden en bovendien net nieuwe stukken zijn ingebracht, is daar de beslissing op bezwaar. En laat dat nou net samenvallen met uw verzoek aan Cadans om te reageren op de klacht.
(…)
Het moge duidelijk zijn dat de gehele bezwaarprocedure bij Cadans bijzonder onbevredigend is verlopen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Cadans uit 'angst' voor de behandeling van de klacht door de Nationale ombudsman ervoor heeft gezorgd dat de bezwaarprocedure plotseling is beëindigd. Cadans heeft dit niet zorgvuldig afgewikkeld. Cliënt is thans voornemens in beroep te gaan bij de rechtbank (sector bestuursrecht).
Gezien het voorgaande verzoek ik u, ondanks de beëindiging van de bezwaarprocedure, de behandeling van de klacht voort te zetten. Ook als dit cliënt persoonlijk niet meer kan baten, is hij van mening dat de gehele gang van zaken bij Cadans niet ongestraft kan blijven. Overigens kan uw oordeel wellicht een rol spelen in het beroep bij de rechtbank…"
4. Bij brief van 6 september 2001 informeerde verzoekers gemachtigde de Nationale ombudsman over het feit dat zij op 6 september 2001 alsnog een afschrift van de beslissing op bezwaar van 31 augustus 2001 van Cadans had ontvangen.
C. Standpunt Cadans Uitvoeringsinstelling BV
In reactie op de klacht deelde Cadans bij brief van 6 september 2001 het volgende mee:
"…Op 4 februari 2000 hebben wij (verzoeker; N.o.) een beschikking gezonden waarin wij hem vertelden dat zijn uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering per 6 januari 2000 wordt ingetrokken. Tot deze datum ontving (verzoeker; N.o.) een uitkering, welke was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van
80-100%. Tegen deze beschikking heeft (verzoeker; N.o.) bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is door ons ontvangen op 20 maart 2000 (bedoeld is 16 maart 2000; N.o.).
De afhandeling van het bezwaar heeft langer geduurd dan de daarvoor vastgestelde termijn van 17 weken. In het kader van de medische bezwaarprocedure worden de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige opnieuw beoordeeld. Dit gebeurt door een bezwaarteam dat bestaat uit een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige. De vertraging van de afhandeling van het bezwaar is veroorzaakt door een tekort aan (bezwaar)verzekeringsgeneeskundigen. Inmiddels is hierin voorzien, zodat vertraging in deze fase van de afhandeling tot het verleden behoort.
Inmiddels is de afhandeling van het bezwaar een feit. De beslissing op bezwaar is op 31 augustus 2001 verzonden.
M.b.t. uw vraag of (verzoeker; N.o.) en/of zijn gemachtigde voldoende zijn geïnformeerd over het verloop van de bezwaarprocedure kan ik u berichten dat er tijdens de bezwaarprocedure 13 maal telefonisch, schriftelijk of persoonlijk contact is geweest met (verzoeker; N.o.) en/of zijn gemachtigde om hen te informeren naar de fase waarin de bezwaarprocedure zich bevindt. Bijgaand ontvangt u een overzicht van de handelingen welke in dit dossier hebben plaatsgevonden.
Om te komen tot het afhandelen van onze medische bezwaarschriftenprocedure binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn heeft een wijziging in de procedure plaatsgevonden. Onderdeel van deze verbeterde procedure is dat wij in die gevallen waar wij niet tijdig tot afgifte van een beslissing op bezwaar komen, overgaan de betrokkenen spontaan hierover te informeren.
(…)
Dossieroverzicht
16-03-2000 bezwaarschrift gemachtigde ontvangen
31-03-2000 ontvangstbevestiging verzonden
17-04-2000 toezenden dossierstukken met verzoek om aanvullende gronden
03-05-2000 reactie gemachtigde i.v.m. opvragen aanvullende gronden
12-05-2000 ontvangst aanvullende gronden
22-05-2000 stukken naar BVA
29-09-2000 ontvangst nadere aanvulling bezwaar (…)
23-10-2000 verzekerde informeert tel. naar stand van zaken
20-11-2000 verzekerde informeert tel. naar stand van zaken
14-12-2000 opmaak rapportage BVA
02-01-2001 verzekerde informeert tel. naar stand van zaken
04-01-2001 bij BVA geïnformeerd naar stand van zaken
08-01-2001 verz. (bedoeld is verzoekers gemachtigde; N.o.) schriftelijk geïnformeerd naar stand van zaken
30-01-2001 verz. schriftelijk geïnformeerd naar stand van zaken
01-02-2001 verzekerde informeert tel. naar stand van zaken
01-02-2001 ontvangst rapportage BVA
02-02-2001 verzending rapportage BVA
08-03-2001 verzending uitnodiging HZ
30-03-2001 hoorzitting te Zeist
20-04-2001 2e voorlegging BVA n.a.v. HZ
20-04-2001 verz. schriftelijk geïnformeerd naar stand van zaken
09-05-2001 gemachtigde informeert naar stand van zaken
14-05-2001 gemachtigde (schriftelijk; N.o.) geïnformeerd naar stand van zaken
11-07-2001 bij WOSM geïnformeerd naar uitblijven rapportage (is in afrondende fase)
11-07-2001 verzekerde (schriftelijk; N.o.) geïnformeerd naar stand van zaken
06-08-2001 gemachtigde stuurt nadere aanvullende informatie voor bezwaar
08-08-2001 verzekerde belt en informeert naar stand van zaken
14-08-2001 gemachtigde (schriftelijk; N.o.) geïnformeerd naar stand van zaken
14-08-2001 verzekerde komt spontaan op kantoor om te informeren naar stand van zaken
16-08-2001 ontvangst rapportage BVA d.d. 30-04-2001 (deze rapportage is op 27-07-2001 door het bezwaarteam ontvangen
31-08-2001 verzending BOB"
D. NADERE REACTIE VAN VERZOEKER
In reactie op het toegezonden verslag van bevindingen deelde verzoekers gemachtigde bij brief van 4 oktober 2001 het volgende mee:
"…Onder C. Standpunt van Cadans staat een dossieroverzicht. Bij 14-08-2001 staat ten onrechte vermeld dat spontaan naar het kantoor van Cadans is gekomen om te informeren naar de stand van zaken. Cliënt is eenmaal naar het kantoor gegaan om informatie te vragen, doch dit was op 11-07-2001. Tijdens dit bezoek is hem medegedeeld dat de zaak zich in de "afrondende fase" bevond. Naar aanleiding van dit bezoek is dit op dezelfde datum schriftelijk aan cliënt bevestigd.
Op verzoek van cliënt zend ik u hierbij voor de goede orde de schriftelijke bevestiging van mevrouw R., dat cliënt op 14 augustus jl. de gehele dag op haar kinderen heeft gepast en dat hij derhalve niet op het kantoor van Cadans is geweest. Dit zou ook niet logisch geweest zijn, daar op 13 augustus jl. de klacht is ingediend bij de Nationale Ombudsman.
Voorts wil ik benadrukken dat de contacten omtrent de voortgang van de zaak hoofdzakelijk hebben plaatsgevonden op initiatief van cliënt, die dan vaak al geruime tijd niets had vernomen. Naar aanleiding van de verzoeken van cliënt, zond Cadans dan een weinig inhoudelijk briefje betreffende de gang van zaken. Het is niet zo geweest dat Cadans uit eigen beweging (periodiek) berichtte omtrent de voortgang…"
Achtergrond
1. Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:17:
"Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde."
Artikel 7:10:
"1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
2. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen."
2. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Wet van 18 februari 1966, Stb. 84)
Artikel 87c:
"In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Landelijk instituut sociale verzekeringen binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift."
Artikel 87d:
"Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, beslist het Landelijk instituut sociale verzekeringen, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zeventien weken of, indien zij advies vraagt aan een deskundige die niet onder haar verantwoordelijkheid werkzaam is binnen eenentwintig weken, na ontvangst van het bezwaarschrift."