2001/165

Rapport

Verzoekers, nabestaanden van de heer A. (hierna te noemen: betrokkene), klagen erover dat Gak Nederland BV, kantoor Breda, tot het moment waarop zij zich tot de Nationale ombudsman wendden - 12 september 2000 - ondanks herhaald rappel nog geen nieuwe beslissing heeft genomen met betrekking tot het recht van betrokkene op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals bepaald bij uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 4 februari 1997.

Beoordeling

1. De Arrondissementsrechtbank te Amsterdam bepaalde bij uitspraak van 4 februari 1997 in het kader van een door betrokkene ingesteld beroep, dat de rechtsvoorganger van het Gak (de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging), met inachtneming van hetgeen in de uitspraak was overwogen, een nieuwe beslissing diende te nemen met betrekking tot het recht van betrokkene op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Partijen hadden de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak (op 4 februari 1997) daartegen hoger beroep in te stellen. Zij maakten van deze mogelijkheid geen gebruik. Toen de uitspraak van de rechtbank derhalve na afloop van deze zes weken in rechte onaantastbaar was geworden, had - rond 19 maart 1997 - met de voorbereiding van een nieuwe beslissing kunnen worden begonnen.

2. De rechtbank stelde in zijn uitspraak geen termijn voor het nemen van een nieuwe beslissing. De Algemene wet bestuursrecht laat zich niet uit over de termijn waarbinnen het bestuursorgaan in een dergelijk geval een nieuwe beslissing dient te nemen. Gelet op hetgeen hieromtrent in de Memorie van Toelichting op de Wijzigingswet van onder meer de Algemene wet bestuursrecht (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie; zie Achtergrond, onder 2.) wordt aangegeven, dient een nieuwe beslissing zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is te worden genomen. In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat een nieuwe beslissing vaak ruim binnen de termijn die staat voor het beslissen op een bezwaarschrift zal kunnen worden genomen. Soms zal er echter niet aan te ontkomen zijn dat het nemen van een nieuwe beslissing meer tijd in beslag neemt. Dit zal zich in het bijzonder voordoen indien het geschil waarover de rechtbank een uitspraak heeft gedaan slechts een onderdeel vormt van de voor de uiteindelijke beslissing van het bestuursorgaan noodzakelijke besluitvorming. Indien bijvoorbeeld aan iemand een uitkering is geweigerd op de door de rechter onjuist geachte grond dat hij niet is verzekerd, zullen blijkens de Memorie van Toelichting voor de vervolgstappen die nodig zijn om tot een besluit omtrent de uitkering te komen, de termijnen gelden die van toepassing zijn voor de primaire besluitvorming, zij het dat de betrokkene er dan wel aanspraak op kan maken dat het bestuursorgaan ten aanzien van hem met bijzondere voortvarendheid te werk gaat.

3. De rechtbank overwoog in zijn uitspraak dat de rechtsvoorganger van het Gak bij het destijds bestreden besluit een beslissing over betrokkenes (ontbrekende) aanspraken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering had genomen, zonder dat een eerste arbeidsongeschiktheidsdag was vastgesteld of was vastgesteld dat betrokkene niet arbeidsongeschikt was geworden. Voorts was de rechtbank van oordeel dat niet voldoende pogingen waren gedaan om een goed inzicht te krijgen in de medische situatie van betrokkene, die sedert mei 1981 in Marokko woonachtig was. Volgens de rechtbank had de omstandigheid dat de geraadpleegde Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS; dit orgaan voert medische WAO-keuringen van in Marokko woonachtige uitkeringsgerechtigden uit) geen historisch medisch onderzoek bij eerdere behandelaars in Marokko had uitgevoerd en het feit dat in het uitgebrachte CNSS-rapport werd uitgegaan van een eerdere aanvang van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene dan de door betrokkene(s echtgenote) aangegeven datum, aanleiding moeten zijn om aan de CNSS nogmaals op gerichte wijze om informatie te vragen. De rechtbank achtte de beslissing van de rechtsvoorganger van het Gak dan ook niet deugdelijk gemotiveerd en voorts niet zorgvuldig voorbereid.

4. Gelet op de inhoud van de uitspraak van de rechtbank diende het Gak in dit geval nadere informatie omtrent de medische situatie van betrokkene in te winnen bij de CNSS in Marokko. Gelet hierop en op hetgeen hiervoor onder 2. met betrekking tot de beslistermijnen is overwogen, wordt ervan uitgegaan dat het Gak voor de te nemen vervolgstappen uit kon gaan van de termijnen die gelden voor de primaire besluitvorming (zie Achtergrond, onder 3.), zij het dat betrokkene er wel aanspraak op kon maken dat het Gak met bijzondere voortvarendheid te werk zou gaan.

5. Uit de door het Gak verstrekte informatie is gebleken dat pas op 26 november 1999, dat wil zeggen ruim tweeënhalf jaar nadat de uitspraak van de rechtbank onherroepelijk was geworden, door het Gak een nadere medische vraagstelling rechtstreeks naar de CNSS werd gezonden. Niet valt in te zien dat het Gak niet al op een eerder tijdstip informatie bij de CNSS had kunnen inwinnen. Het feit dat de afdeling Arbeidsgeschiktheid-Buitenland van het Gak weinig heil verwachtte van een nadere vraagstelling aan de CNSS, de omstandigheid dat aanvankelijk verdere reactie van betrokkene uitbleef zodat het Gak verdere afhandeling voor zich uitschoof en de veronderstelling van het Gak dat de gemachtigde van betrokkene een ingang bij de CNSS had - hetgeen niet zo bleek te zijn -, doet er niet aan af dat het Gak naar het oordeel van de Nationale ombudsman de in het kader van een nieuwe beslissing te nemen vervolgstappen niet met de vereiste bijzondere voortvarendheid heeft gezet. Dat is niet juist. De in dit verband door het Gak genoemde omstandigheden kunnen het gebrek aan bijzondere voortvarendheid niet rechtvaardigen. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.

6. De informatie die het Gak met zijn vraagstelling aan de CNSS heeft gevraagd, is tot dusver nog steeds niet door het Gak ontvangen. Volgens het Gak is de kans dat ooit nog wat van de CNSS op het verzoek om informatie met betrekking tot betrokkene wordt vernomen, nihil te achten. Het feit echter dat er inmiddels tientallen aanvragen om informatie bij de CNSS zouden liggen die niet worden beantwoord alsmede de omstandigheid dat betrokkene inmiddels is overleden, nemen niet weg dat het Gak uitvoering dient te geven aan de uitspraak van de rechtbank en derhalve een nieuwe beslissing dient te nemen met betrekking tot de aanspraak van betrokkene op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dat dit nog steeds niet is gebeurd, is niet juist. De onderzochte gedraging is ook in zoverre niet behoorlijk. Hierbij wordt opgemerkt dat het Gak zelf in zijn reactie van 14 december 2000 heeft aangegeven dat in principe een besluit kan worden afgegeven, waarbij dan volgens het Gak geldt dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag een arbitrair karakter zal hebben, omdat niet meer informatie kan worden verkregen. Wat van dit laatste ook zij, de Nationale ombudsman ziet in het voorgaande aanleiding aan dit rapport een aanbeveling te verbinden.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Breda, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, is gegrond.

Aanbeveling

Het Landelijk instituut sociale verzekeringen wordt in overweging gegeven te bevorderen dat Gak Nederland BV op korte termijn (binnen enkele weken) na verzending van dit rapport een nieuwe beslissing neemt met betrekking tot het recht van betrokkene op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals bepaald bij uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 4 februari 1997.

Onderzoek

Op 12 september 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van dezelfde datum van de nabestaanden van de heer A. ingediend door de heer S. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Breda.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het Gak verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Noch de gemachtigde van verzoekers noch het Gak gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Betrokkene verrichtte laatstelijk tot 12 juli 1979 werkzaamheden in Nederland. Op 11 mei 1981 verliet hij Nederland en keerde hij terug naar Marokko. Bij brief van 1 juli 1992 vroeg betrokkene een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan. Bij brief van 23 augustus 1993 deelde de echtgenote van betrokkene mee dat de arbeidsongeschiktheid van haar echtgenoot in december 1979 was ingetreden.

2. Bij besluit van 31 januari 1995 deelde het bestuur van de voormalige Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging aan betrokkene mee vanaf 10 juni 1981 bevoegd te zijn om te beslissen op zijn aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering en dat, indien en voor zover zijn arbeidsongeschiktheid was ingetreden na 10 juni 1981, hem een uitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werd geweigerd, omdat hij niet verzekerd was ingevolge deze wetten.

3. Bij besluit van eveneens 31 januari 1995 deelde het bestuur van de voormalige Bedrijfsvereniging voor Overheidsdiensten betrokkene mee dat hij geen recht had op een AAW/WAO-uitkering, omdat niet was komen vast te staan dat hij arbeidsongeschiktheid was in de zin van de AAW en de WAO. Voorts werd hem meegedeeld dat het besluit betrekking had op de periode van december 1979 tot en met 11 mei 1981 voor de AAW en de periode van december 1979 tot en met 10 juni 1981 voor de WAO.

4. Betrokkene stelde tegen de hiervoor onder 2. en 3. genoemde besluiten beroep in bij de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. Het beroep tegen het onder 3. genoemde besluit werd nadien door de gemachtigde van betrokkene, ingetrokken.

5. Bij uitspraak van 4 februari 1997, verzonden op dezelfde datum, verklaarde de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond, onder vernietiging van het besluit van het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging van 31 januari 1995 en onder bepaling dat, nadat de uitspraak in rechte onaantastbaar was geworden, een nieuw besluit diende te worden genomen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak was overwogen. In zijn uitspraak overwoog de rechtbank onder meer:

"…In het onderhavige geval heeft (het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging; N.o.) een besluit over (betrokkenes; N.o.) (ontbrekende) aanspraken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering genomen, zonder dat een eerste arbeidsongeschiktheidsdag is vastgesteld, of zonder dat is vastgesteld dat (betrokkene; N.o.) niet arbeidsongeschikt is geworden.

(…)

De rechtbank is van oordeel dat ook in situaties waarin door tijdsverloop of andere omstandigheden geen volledig beeld kan worden verkregen van de gezondheidstoestand van een betrokkene een beslissing zal moeten worden genomen over de vraag of deze op enig moment arbeidsongeschikt is geworden, en zo ja, op welk tijdstip. Dat een dergelijke vaststelling onder omstandigheden een arbitrair karakter kan krijgen dient overigens blijkens de jurisprudentie (RSV 1990/62) in situaties als de onderhavige voor rekening van betrokkene te blijven.

Afgezien van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende pogingen zijn gedaan om een goed inzicht te krijgen in (betrokkenes; N.o.) medische situatie. De omstandigheid dat de CNSS (Caisse Nationale de Sécurité Sociale; N.o.) (hoewel daar kennelijk om was gevraagd) geen historisch medisch onderzoek bij eerdere behandelaars in Marokko heeft uitgevoerd, en in het CNSS-rapport is aangegeven dat de arbeidsongeschiktheid in 1975 is aangevangen (hetgeen niet overeenstemt met betrokkenes; N.o.) eigen mededelingen) had aanleiding moeten zijn om aan de CNSS nogmaals op gerichte wijze om informatie te vragen, nadat was gebleken dat (betrokkene; N.o.) zich op het standpunt stelde niet voor onderzoek naar Nederland te kunnen komen wegens zijn psychische gesteldheid.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, terwijl bij de voorbereiding ervan zijdens (het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging; N.o.) niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten is vergaard. Het bestreden besluit kan dan ook geen standhouden wegens strijd met het bepaalde in de artikelen 4:16 en 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)…"

Tegen de uitspraak van de rechtbank werd noch door betrokkene noch door het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging hoger beroep ingesteld, zodat de uitspraak na het verstrijken van zes weken na de datum van verzending ervan onaantastbaar is geworden.

6. Op 13 mei 2000 overleed betrokkene.

7. De gemachtigde van betrokkene had sedert de uitspraak van de rechtbank meermalen aan het Gak verzocht om ter uitvoering van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Omdat een beslissing desondanks uitbleef, richtte hij zich bij brief van 12 september 2000 namens de nabestaanden van betrokkene tot de Nationale ombudsman.

B. Standpunt verzoekers

Voor het standpunt van verzoekers wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht. In het verzoekschrift gaf de gemachtigde van verzoekers onder meer aan:

"…Het Gak heeft geen hoger beroep aangetekend tegen de beslissing van de rechtbank van 4 febr. 1997.

Ik heb dhr. X van de afd. Bezwaar en beroep Gak Breda meermalen verzocht om een nieuwe beslissing te nemen. Van hem begrijp ik dat hij nieuwe medische gegevens van (betrokkene; N.o.) nodig heeft, zodat hij een nieuwe beslissing kan nemen.

(Betrokkene; N.o.) heeft medische gegevens opgestuurd naar het Gak. Deze gegevens blijken al in bezit te zijn van het Gak.

Na een lange periode heb ik weer geïnformeerd bij het Gak, waar blijft de nieuwe beslissing? Als antwoord hoor ik dat de afd. Amsterdam bezig was om deze informatie te vragen bij de CNSS in Marokko.

Het is nu drieënhalf jaar na de beslissing van de rechtbank en er is nog steeds geen nieuwe beslissing genomen.

Ik heb het Gak op de hoogte gebracht van de verslechtering van de gezondheidssituatie van (betrokkene; N.o.), maar er kwam geen enkele beweging in de zaak.

In mei 2000 is (betrokkene; N.o.) overleden.

Ik heb contact opgenomen met het Gak en hun op de hoogte gebracht van het overlijden van (betrokkene; N.o.). Nu begrijp ik dat het Gak er nog niet aan toe is om een nieuwe beslissing te nemen…"

C. Standpunt Gak Nederland BV

1. Bij faxbericht van 14 november 2000 liet het Gak in reactie op vragen, gesteld in het kader van een mogelijke interventie door de Nationale ombudsman, het volgende weten:

"…In december 1992 meldt de echtgenote van betrokkene bij kantoor Breda dat haar man reeds vanaf juli 1979 ziek is. De ziekte is volgens haar ontstaan in actieve Nederlandse verzekering.

Bij de reconstructie van het verzekeringsverleden van betrokkene blijkt het volgende: betrokkene heeft van april 1966 tot 12 juli 1979 in Nederland gewerkt, laatstelijk bij een verzinkerij in Oudenbosch.

Op 12 juli 1979 gaat hij op vakantie. Op 12 september zou hij weer terugkeren, maar betrokkene meldt zich niet meer bij zijn werkgever. Waarschijnlijk komt hij op een later moment wel terug, en hij ontvangt een wwv-uitkering tot 7 mei 1981. Ná 7 mei 1982 vertrekt hij definitief naar Marokko.

In de bij de aanvraag gevoegde medische rapporten van het Marokkaans sv(sociale verzekerings; N.o.)-orgaan CNSS wordt de 1e dag van arbeidsongeschiktheid gesteld op een onbekende dag in 1982.

De aanvraag leidt tot een adviesaanvraag bij de medische sector (toen: GMD).

Het buitenland-kantoor van de GMD wordt hierbij ingeschakeld, omdat betrokkene inmiddels in Marokko woont.

GMD-buitenland kan niet tot een oordeel komen, en besloten wordt dan ook om bij de CNSS nieuwe rapporten op te vragen, teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen over de werkelijke 1e arbeidsongeschiktheidsdag en de mate van die ongeschiktheid.

In juli 1994 wordt de nieuwe informatie van de CNSS beoordeeld. Ook deze levert geen helderheid op en besloten wordt om betrokkene op te roepen voor een onderzoek in Nederland.

In augustus 1994 laat de vrouw van betrokkene aan de GMD-buitenland weten dat haar man niet zal komen, omdat hij niet kan en mag reizen.

Uiteindelijk neemt op 31 januari 1995 kantoor Breda een beslissing: weigering van uitkering omdat er geen arbeidsongeschiktheid is aangetoond. Kortom, betrokkene is niet arbeidsongeschikt geworden in Nederlandse verzekering.

Een beroepszaak is het gevolg.

Op 4 februari 1997 komt de rechtbank tot een uitspraak: de beslissing van Breda wordt vernietigd en het onderzoek naar de arbeidsongeschiktheid moet over!

Op 1 mei 1997 verzoekt Breda om opnieuw een poging te wagen de arbeidsongeschiktheid en de begindatum daarvan vast te stellen. (…) (De gemachtigde van betrokkene; N.o.) stelt zich (…) beschikbaar om in Marokko bij de CNSS te bemiddelen.

Ná uitvoerig overleg over de te volgen strategie en wat geharrewar tussen Breda en de gemachtigde over de invulling van de bemiddelingsrol, is op 26 november 1999 een nadere medische vraagstelling rechtstreeks naar de CNSS gezonden. Uitsluitend indien alle in die vraagstelling opgesomde vragen volledig beantwoord worden, zal de verzekeringsarts een uitspraak kunnen doen.

Op 13 mei 2000 overlijdt betrokkene. Op dat moment is hij nog niet door de CNSS onderzocht. Hierdoor is er geen nieuw licht geworpen op de medische situatie van betrokkene; er kan definitief niets gesteld worden over de mate van arbeidsongeschiktheid en de begindatum daarvan, terwijl op grond van de reeds aanwezige medische gegevens in het verleden al geen oordeel te vellen was.

Hoewel er veel tijd en energie is gestoken in een degelijke afronding van de aanvraag om uitkering, concluderen wij nu dat zowel betrokkene als wij inmiddels door de tijd zijn ingehaald…"

2. In reactie op de klachtformulering en op een aantal daarbij gestelde vragen liet het Gak, kantoor Breda bij intern memo (van een medewerker van de afdeling Bezwaar en Beroep aan de afdeling Arbeidsgeschiktheid), gedateerd 14 december 2000, het volgende weten:

"…Een nieuwe beslissing kan pas uitgereikt worden als wij over medische informatie uit Marokko beschikken. Wij kunnen zonder nadere informatie niet besluiten.

Op 31 januari 1995 is een besluit uitgereikt door de (toenmalige) Bedrijfsvereniging voor de Overheid waarin besloten is dat geen recht op een AAW/WAO-uitkering bestaat omdat de arbeidsongeschiktheid niet is komen vast te staan (in de periode van 1979 tot en met 10 juni 1981). De onmogelijkheid tot het vaststellen hiervan was gelegen in het feit dat de toegezonden (medische) gegevens van betrokkene én van de CNSS ontoereikend waren. Betrokkene heeft het beroep tegen dit besluit ingetrokken.

Op 31 januari 1995 is ook een besluit uitgereikt door de (toenmalige) Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging over de periode 10 juni 1995 (bedoeld wordt: 1981; N.o.) tot 31 januari 1995. AAW is geweigerd omdat betrokkene geen ingezetene is. WAO werd niet toegekend omdat betrokkene geen werknemer is of daarmee gelijkgesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat nu niet vaststaat of betrokkene überhaupt wel ongeschikt is, geen besluit genomen had mogen worden, omdat niet duidelijk was wie bevoegd zou zijn te besluiten over de aanspraken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

De conclusie is derhalve: we moeten beschikken over medische gegevens, en dat moeten andere zijn dan we thans hebben om tot besluitvorming te komen.

Een navrant detail daarbij is dat met ingang van 1 maart 1997 de bedrijfsverenigingen opgeheven zijn en de bevoegdheidskwestie niet meer speelt, zoals in onderhavige casus.

Met verwijzing naar RSV 1990/62 kan in principe een besluit afgegeven worden, waarbij de 1e arbeidsongeschiktheidsdag een arbitrair karakter zal hebben omdat we niet meer info kunnen verkrijgen. Evenwel is in overleg met productcluster Internationaal besloten eerst nog nadere info op te vragen bij de CNSS.

Op 1 mei 1997 hebben wij aan sector AG/WAO gevraagd de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen op basis van de nog in te winnen informatie.

Op 2 mei 1997 hebben wij (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) geïnformeerd dat nadere informatie ingewonnen zal gaan worden.

Omdat de verwachting was dat dit een moeizame en langdurige procedure zou worden, zijn de rappels ook niet al te kort op de datum 1 mei 1997 verzonden (rappel d.d. 28 januari 1998 en 17 augustus 1998).

Op 13 oktober 1998 ontvang ik bericht van Kantoor Sloterdijk (AG-Buitenland) dat een nieuw onderzoek geen helderheid zal brengen. Met andere woorden er is geen verzoek gericht aan de CNSS.

Omdat verdere reactie van de zijde van betrokkene ook uitbleef is de verdere behandeling van de zaak voor ons uitgeschoven.

In maart 1999 neemt gemachtigde van betrokkene evenwel contact op en alsnog wordt besloten tot het inwinnen van nadere informatie. Gemachtigde biedt aan van zijn diensten gebruik te maken. Op 16 maart 1999 wordt aan AG-Buitenland gevraagd een brief te redigeren welke gemachtigde de gelegenheid geeft de juiste informatie te bemachtigen.

AG-Buitenland is hier in eerste instantie niet toe te verleiden omdat zij weinig heil verwachten van het een en ander. Uiteindelijk ontvang ik de gevraagde brief op

23 september 1999 (ook in het frans vertaald).

Op 13 oktober 1999 heb ik deze aan (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) toegezonden.

(De gemachtigde van betrokkene; N.o.) komt vervolgens terug op de gemaakte afspraak. (De gemachtigde van betrokkene; N.o.) stelt dat we medische verklaringen, anders dan van de CNSS, niet accepteren en derhalve is het niet zinvol wanneer hij deze wel opvraagt. Overigens waren wij in de veronderstelling dat (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) een ingang had bij de CNSS.

Op grond van dit nieuwe feit is besloten (en op 18 november 1999 ook bericht aan (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) dat de informatie opgevraagd zal worden via de officiële instanties (i.c. CNSS).

Op 9 december 1999 wordt ook - desgevraagd - de te volgen procedure telefonisch aan (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) uiteengezet.

Op 8 februari 2000 ontvangen wij een brief van (betrokkene; N.o.) zelf, met het verzoek hem te informeren omtrent de stand van zaken. Deze brief wordt doorgeleid naar zijn gemachtigde op 17 februari 2000.

Op 22 februari 2000 deelt (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) mede dat hij alle informatie aan (betrokkene; N.o.) had doorgegeven. In overleg wordt besloten dat (betrokkene; N.o.) druk zal uitoefenen bij de CNSS.

Inmiddels blijkt uit informatie van AG-Buitenland dat de relaties met de CNSS bekoeld zijn. AG-Buitenland ondervindt eerder tegenwerking dan medewerking (overigens is dit in zijn algemeenheid en niet gekoppeld aan deze casus). Er blijken tientallen aanvragen bij de CNSS te liggen die niet beantwoord worden. Overlegvergaderingen in Nederland hebben niet geleid tot het gewenste resultaat.

Op 17 mei 2000 deelt (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) mede dat betrokkene is overleden. Tot de datum van overlijden had betrokkene geen bericht/oproep ontvangen van de CNSS. Toegezegd dat ik overleg zal voeren met AG-Buitenland.

Op 25 mei 2000 heb ik de gewijzigde situatie doorgegeven aan AG-Buitenland en verzocht mij te informeren of aan hun zijde informatie was verkregen. Op 3 juli 2000 heb ik dit verzoek herhaald. Op 4 juli 2000 heb ik (de gemachtigde van betrokkene; N.o.) geïnformeerd dat ik nog geen informatie van AG-Buitenland heb ontvangen.

Op 12 juli 2000 heb ik telefonisch contact gehad met AG-Buitenland. Desbetreffende medewerker klonk redelijk wanhopig. Hij zegde mij toe dat contact opgenomen wordt met de ambassade of CNSS. Toegezegd werd dat ik geïnformeerd zou worden. Sedertdien niets meer vernomen…"

3. In aanvulling op de interne memo liet de contactpersoon van de Nationale ombudsman bij het Gak, hoofdkantoor te Amsterdam, bij faxbericht van 19 december 2000 nog het volgende weten:

"…Ter completering (…) nog even contact gehad met onze afdeling buitenland.

Gesproken met de heer (…). Deze deelde mij naar aanleiding van een vraag van mij over de huidige samenwerking met de CNSS nog mede dat het Gak nog bij voortduring pogingen doet de samenwerking zo te laten verlopen als is afgesproken. Elk jaar zijn er echter weer nieuwe omstandigheden waardoor de medewerking wordt onthouden. Reacties op verzoeken van het Gak komen maar mondjesmaat binnen. De kans dat wij ooit nog wat vernemen op het verzoek inzake (betrokkene; N.o.) is nihil.

Om tot een goede samenwerking te komen is alles inmiddels geprobeerd. Er zijn door het Gak al drie seminars in Marokko georganiseerd waarbij instructie is gegeven en getracht is te komen tot een goede samenwerking. De samenwerking met de Sociaal Attaché in Marokko is prima maar gemaakte afspraken worden niet nagekomen.

Het bovenstaande heb ik bewust wat uitgebreid neergezet om duidelijk over te laten komen met welke problematiek wij in deze te maken hebben…"

Achtergrond

1. Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:72, vijfde lid:

"De rechtbank kan het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit of het verrichten van een andere handeling."

2. Aan de Memorie van Toelichting op de Wijzigingswet van onder meer de Algemene wet bestuursrecht (voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie; Tweede Kamer der Staten-Generaal, 1991-1992, 22495, nr. 3), is het volgende ontleend:

"Over de termijn waarbinnen het bestuursorgaan een nieuwe beslissing moet nemen kan in het algemeen worden opgemerkt, dat deze zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is moet worden genomen. Vaak zal een nieuwe beslissing ruim binnen de termijn die staat voor het beslissen op een bezwaarschrift kunnen worden genomen. Als dat kan, moet het ook. De in het gelijk gestelde partij heeft immers al veel te lang op de juiste beslissing moeten wachten. Soms zal er echter niet aan te ontkomen zijn dat het nemen van een nieuwe beslissing meer tijd in beslag neemt. Dit zal zich in het bijzonder voordoen indien het geschil waarover de rechtbank een uitspraak heeft gedaan slechts een onderdeel vormt van de voor de uiteindelijke beslissing van het bestuursorgaan noodzakelijke besluitvorming. Indien bij voorbeeld aan iemand een uitkering is geweigerd op de door de rechter onjuist geachte grond dat hij niet is verzekerd zullen ons inziens voor de vervolgstappen die nodig zijn om tot een besluit omtrent de uitkering te komen, de termijnen gelden die van toepassing zijn voor de primaire besluitvorming zij het dat, zoals gezegd, betrokkene er ons inziens aanspraak op kan maken dat het bestuursorgaan ten aanzien van hem met bijzondere voortvarendheid te werk gaat."

3. Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten (vervallen per 1 januari 2001)

Hoofdstuk VI.

Artikel 8, eerste lid:

"Een beschikking over het verzekerd zijn ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag."

Artikel 17:

"Indien in verband met het geven van een beschikking ingevolge een in de hoofdstukken I tot en met XIII van dit besluit genoemde wet informatie is gevraagd aan een persoon of instantie buiten Nederland en om die reden de beschikking niet kan worden gegeven binnen de in genoemde hoofdstukken van dit besluit bepaalde termijnen, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld."

Artikel 18:

"Indien een beschikking ingevolge een in de hoofdstukken I tot en met XIII van dit besluit genoemde wet niet binnen de in dit besluit bepaalde termijn kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien."

4. Lisv-mededeling M. 00.071 van 4 juli 2000

"…De afgelopen jaren hebben wij, in nauwe samenwerking met de voor alle uitvoeringsinstellingen werkzame en op het buitenland gerichte verzekeringsartsen van kantoor Sloterdijk van GAK Nederland BV, veel tijd en aandacht besteed aan de noodzakelijke verbetering van de kwaliteit van de medische keuringen ten behoeve van in Marokko wonende gerechtigden op een WAO-uitkering. Op grond van het verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko worden deze keuringen uitgevoerd door artsen van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS).

Hoewel de kwaliteit van de keuringen onze blijvende aandacht verdient, kan gesteld worden dat er zichtbaar veel verbeterd is. Sedert 1998 vinden de medische keuringen volledig gecentraliseerd plaats in een polikliniek van de CNSS in Casablanca en mogen uitsluitend uitgevoerd worden door een tweetal daartoe opgeleide algemene artsen en een psychiater van de CNSS. (…) Verder vindt de noodzakelijke (bij)scholing en algemene terugkoppeling plaats via daartoe jaarlijks afwisselend in Marokko en Nederland georganiseerde medische seminars, waarbij in theorie en praktijk aandacht besteed wordt aan de medische keuringen WAO.

In de tweede helft van 1999 is geleidelijk zichtbaar geworden dat de CNSS geen gevolg meer gaf aan onze verzoeken om medische keuringen uit te voeren, reden waarom wij het initiatief genomen hebben voor het voeren van verbindingsorgaanbesprekingen. Uiteindelijk hebben deze besprekingen plaatsgevonden op 26 tot en met 28 april 2000. (…)

In april 2000 bedroeg de achterstand in het uitvoeren van medische keuringen bijna 250 gevallen. Tijdens de besprekingen heeft de CNSS gemeld dat er van deze groep inmiddels 34 keuringen uitgevoerd waren. Daarnaast heeft de CNSS aangegeven een derde arts van de CNSS te willen inzetten om de achterstand weg te werken. (…)

Een ander punt van verbetering is dat de CNSS akkoord is gegaan met een reeds eerder door ons geuite wens om het oproepen van de gerechtigden te laten coördineren door het bureau van de attaché sociale zaken van de Nederlandse ambassade in Rabat. Op deze wijze kunnen we beter zicht houden op de voortgang van de medische keuringen. Hoewel er nog enige tijd overheen zal gaan, hebben wij er vertrouwen in dat de achterstand in het uitvoeren van de medische keuringen weggewerkt zal worden. Wij hebben de toezegging van kantoor Sloterdijk van Gak Nederland, dat de ontvangen medische rapporten direct verwerkt zullen worden, waarna zo snel mogelijk het medisch- en zo mogelijk arbeidskundig oordeel aan de betrokken uitvoeringsinstelling toegezonden wordt…"

Instantie: Gak Nederland BV Breda

Klacht:

Ondanks herhaald rappel nog geen nieuwe beslissing genomen met betrekking tot het recht van betrokkene op arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Oordeel:

Gegrond