2001/120

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat kantoor Amstelveen van Gak Nederland BV:

1. pas na tien maanden heeft beslist op zijn aanvraag om toekenning van een WAZ- en/of WAJONG-uitkering. Verzoeker heeft in dit verband aangevoerd dat de door het Gak in de brief van 17 januari 2000 opgegeven reden voor de vertraging in de afhandeling geen hout snijdt, omdat hem in de brief van 26 april 1999 nadrukkelijk was toegezegd dat binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing zou worden genomen;

2. bij de behandeling van zijn aanvraag geen rekening heeft gehouden met het feit dat hij is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging. Verzoeker heeft in dit verband naar voren gebracht dat het Gak hem op 19 mei 1999 heeft verzocht om op het spreekuur van de verzekeringsarts te komen, terwijl het Gak kon weten dat hij, gelet op zijn detentie, aan dit verzoek niet kon voldoen;

3. hem in de brief van 17 januari 2000 voor de vertraging in de afhandeling van zijn aanvraag geen excuses heeft aangeboden;

4. pas bij brief van 23 februari 2000 en naar aanleiding van zijn verzoek daartoe tot vergoeding van de wettelijke rente is overgegaan. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het Gak hem reeds in de brief van 17 januari 2000 spontaan de wettelijke rente had moeten vergoeden.

Beoordeling

Inleiding

Verzoeker is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging. Hij diende in maart 1999 bij kantoor Amstelveen van Gak Nederland BV (hierna: het Gak) een aanvraag in voor een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en/of de Wet arbeidsongeschiktsheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG). Ten tijde van deze aanvraag verbleef verzoeker in het huis van bewaring in Amsterdam

I. Ten aanzien van de behandelingsduur van verzoekers uitkeringsaanvraag

1. Verzoeker klaagt er ten eerste over dat het Gak pas na tien maanden heeft beslist op zijn in maart 1999 ingediende aanvraag om toekenning van een WAZ- en/of WAJONG-uitkering. In de brief van 26 april 1999 heeft het Gak verzoeker onder meer laten weten dat het zijn aanvraag op 19 maart 1999 had ontvangen en dat het hem uiterlijk over 13 weken na de ontvangstdatum van zijn aanvraag, nader zou informeren, ook als het Gak onverhoopt voor de afloop van die termijn nog geen advies zou hebben ontvangen van de Medische Dienst. In dat geval zou verzoeker bericht ontvangen over een eventuele verdaging van die beslissing dan wel zou het Gak overgaan tot toekenning van een uitkering op basis van voorlopige gegevens. Het Gak heeft daar aan geen uitvoering gegeven. Eerst nadat verzoekers gemachtigde in oktober, november en december 1999 bij het Gak was gaan klagen over het uitblijven van de beslissing, heeft het Gak allereerst verzoekers klacht over de vertraagde gevalsbehandeling gegrond verklaard bij brief van 17 januari 2000 en daarna, bij brief van 31 januari 2000, op zijn aanvraag beslist.

2. De beslistermijn voor verzoekers aanvraag bedraagt 13 weken na ontvangst van die aanvraag. Dat is 18 juni 1999. Er bestaat de mogelijkheid van verdaging. In dat geval dient de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis te worden gesteld onder vermelding van een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan worden gezien (zie Achtergrond, onder 1).

3. Het Gak heeft niet binnen de wettelijk bepaalde termijn beslist noch (op de voorgeschreven wijze) gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot verdaging. Al met al heeft het tien maanden geduurd voordat het Gak op verzoekers aanvraag heeft beslist. Dit is niet juist. Als verklaring voor de vertraging heeft het Gak aanvankelijk aangegeven dat betrokkenen die zich in detentie bevinden in veel mindere mate benaderbaar zijn en dat dit met name geldt voor het medisch onderzoek wanneer sprake is van dwangverpleging. Zowel deze verklaring, als de nadien, in het kader van het onderzoek door de Nationale ombudsman, door het Gak aangevoerde omstandigheid dat het slechts één verzekeringsarts tot zijn beschikking heeft, die betrokkenen in detentie beoordeelt, kunnen mogelijk wel als verklaring dienen voor de forse overschrijding van de beslistermijn op verzoekers aanvraag, maar zij vormen geen rechtvaardiging van een zo lange behandelingsduur.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

II. Ten aanzien van de uitnodiging voor het spreekuur van de verzekeringsarts

Ten tweede klaagt verzoeker erover dat het Gak bij de behandeling van zijn aanvraag geen rekening heeft gehouden met het feit dat hij is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging. Verzoeker heeft er in dit verband op gewezen dat het Gak hem bij brief van 19 mei 1999 had verzocht om op het spreekuur van de verzekeringsarts te komen.

Gelet op verzoekers detentie was het voor hem uiteraard niet mogelijk om te voldoen aan het verzoek van het Gak. Het Gak heeft dit ook erkend en daarbij aangegeven dat de uitnodiging om op het spreekuur van de verzekeringsarts te komen, berustte op een administratieve fout. Het Gak was namelijk op zich wel bekend met verzoekers detentie ten tijde van zijn aanvraag. Het is onzorgvuldig geweest van het Gak om deze brief met de uitnodiging aan verzoeker te zenden, nota bene naar het adres waar hij in detentie zat. Het is goed voorstelbaar dat dit bij verzoeker - tezamen met de lange behandelingsduur van zijn uitkeringsaanvraag - de indruk heeft gewekt dat het Gak geen rekening heeft gehouden met de positie waarin hij was komen te verkeren. Uit de brief van 17 januari 2000, waarin het Gak verzoekers klacht gegrond heeft verklaard, blijkt niet dat het Gak zich heeft gerealiseerd welke impact zijn handelwijze voor verzoeker heeft gehad.

Ook op dit punt is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

III. Ten aanzien van de niet gemaakte excuses

Ten derde klaagt verzoeker er over dat het Gak hem in de brief van 17 januari 2000 voor de vertraging in de afhandeling van zijn aanvraag geen excuses heeft aangeboden. Nu vaststaat dat sprake is van een aanzienlijke vertraging in verzoekers gevalsbehandeling, en nu het Gak verzoekers klacht daarover ook gegrond heeft verklaard, had van het Gak mogen worden verwacht dat het in zijn brief van 17 januari 2000 excuses aan verzoeker had aangeboden. Zoals het Gak ook zelf erkent, is het niet juist dat dit niet is gebeurd.

De onderzochte gedraging op dit punt is eveneens niet behoorlijk.

IV. Ten aanzien van de vergoeding van wettelijke rente

1. Ten vierde klaagt verzoeker erover dat het Gak hem niet spontaan - bijvoorbeeld in de brief van 17 januari 2000 - een rentevergoeding heeft aangeboden, maar dit pas heeft gedaan, nadat hij daar (nogmaals) om had verzocht. Het Gak heeft in reactie hierop verwezen naar het 'Besluit schadebeleid' van 10 maart 1999 en de 'Mededeling M. 99.018' van 12 maart 1999 beide van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In genoemd Besluit is onder meer vermeld dat de wettelijke rente over een nabetaalde uitkering slechts wordt vergoed indien daartoe een verzoek is ingediend. In genoemde Mededeling is in dit verband meegedeeld dat de huidige gedragslijn wordt voortgezet (zie Achtergrond, onder 2, 3 en 4).

Het Gak heeft op dit punt gehandeld overeenkomstig het door het Lisv geformuleerde uitvoeringsbeleid. Nadat verzoeker bij brief van 3 februari 2000 aanspraak had gemaakt op vergoeding van de wettelijke rente met ingang van 26 juli 1999, heeft het Gak bij brief van 23 februari 2000 die aanspraak van verzoeker gehonoreerd.

2. Op grond van het Besluit is het Gak verzoeker de wettelijke rente verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de niet tijdig genomen beslissing had moeten zijn genomen. De beslissing had in dit geval moeten zijn genomen in juni 1999, zodat verzoeker aanspraak heeft gehad op vergoeding van de wettelijke rente met ingang van 1 juli 1999.

3. Verzoekers gemachtigde heeft in oktober, november en december 1999 bij het Gak over het uitblijven van de beslissing op verzoekers aanvraag. Daarbij had hij in zijn brief van 17 november 1999 al expliciet aanspraak gemaakt op vergoeding van de wettelijke rente (zie Bevindingen, onder A.6). Toen het Gak verzoekers klacht over de behandelingsduur bij brief van 17 januari 2000 gegrond achtte, lag bij het Gak derhalve een schriftelijk verzoek om vergoeding van de wettelijke rente. Het Gak had dan ook in zijn brief van 17 januari 2000 op dat verzoek kunnen en, volgens het eigen beleid op dit onderdeel, ook moeten ingaan. Het is niet juist dat dit niet is gebeurd.

De onderzochte gedraging is ook op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Amstelveen, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, is gegrond.

Onderzoek

Op 13 maart 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Almere, ingediend door mr. J. Zomer, advocaat te Bilthoven, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Amstelveen.

Nadat verzoeker nadere informatie had verstrekt werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd Gak Nederland BV verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarbij werd tevens een aantal specifieke vragen gesteld. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoeker

maakte van die gelegenheid geen gebruik.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Noch verzoeker noch het Gak gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoeker is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging en verblijft thans in de Penitentiaire Inrichting in Almere. Verzoeker diende in maart 1999 bij kantoor Amstelveen van Gak Nederland BV (hierna: het Gak) een aanvraag in voor een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en/of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG). Ten tijde van deze aanvraag verbleef verzoeker in het huis van bewaring in Amsterdam.

2. Naar aanleiding van de aanvraag van verzoeker deelde het Gak hem bij brief van 26 april 1999 het volgende mee:

"…Hierbij delen wij u mede, dat wij de aanvraag om een uitkering ingevolge de WAZ

en/of WAJONG op 19 maart 1999 hebben ontvangen.

Gak Nederland bv kan pas een beslissing nemen over de toekenning van een dergelijke uitkering nadat zij advies van de Medische Dienst van Gak Nederland bv heeft ingewonnen over de mate van arbeidsongeschiktheid.

Wij zullen u uiterlijk over 13 weken, gerekend vanaf bovengenoemde datum van ontvangst van uw aanvraag, nader informeren. Indien de aanvraag te vroeg is ingediend, zullen wij u uiterlijk op de ingangsdatum van de aaw uitkering informeren.

Het kan zijn dat wij onverhoopt voor de afloop van die termijn nog geen advies van de Medische Dienst hebben ontvangen.

Wij zullen u dan berichten over een eventuele verdaging van die beslissing danwel overgaan tot toekenning van de uitkering op basis van voorlopige gegevens. U dient er dan rekening mee te houden dat, bij een nadere beoordeling, de toegekende uitkering wordt verlaagd of ingetrokken.

Indien de aanvraag voor een WAZ/WAJONG uitkering te laat (d.w.z. minder dan 13 weken voor het verstrijken van de maximale wachttijd van 52 weken) werd ingediend, zal de beslistermijn van de maximale wachttijd van 13 weken, na de laatste wachtdag WAZ/WAJONG komen te liggen.

Wij kunnen in dat geval geen beslissing afgeven…"

3. Op 19 mei 1999 zond het Gak verzoeker naar aanleiding van zijn aanvraag een oproep voor een medisch onderzoek. Daarin werd verzoeker onder meer het volgende meegedeeld:

"In verband met de beoordeling omtrent uw wao-, waz- en/of wajong-uitkering verzoeken wij u op het spreekuur te komen van verzekeringsarts L. dat wordt gehouden op donderdag 3 juni 1999 om 14.45 uur.

Houdt u er rekening mee, dat er aansluitend een medisch onderzoek kan plaatsvinden.

Voor de goede orde wijzen wij u erop dat wij verplicht zijn om een korting toe te passen op uw (eventuele) uitkering wanneer u zonder deugdelijke reden geen gehoor geeft aan deze oproep.

Er kunnen omstandigheden zijn waardoor u beslist niet in de gelegenheid bent te komen. Wilt u dan zo spoedig mogelijk ondergetekende informeren (…).

Zodra u weer hersteld bent dient u dit direct telefonisch aan ons te melden."

4. Bij brief van 8 oktober 1999 richtte verzoekers gemachtigde zich tot het Gak met het volgende:

"…In de bovengenoemde zaak wendde zich tot mij (verzoeker; N.o.), thans verblijvende in het huis van bewaring (…) te Amsterdam.

Cliënt stelde mij uw brieven d.d. 12 april, 26 april en 19 mei 1999 ter hand.

Met name deze laatste brief begreep cliënt niet: Een oproeping aan een gedetineerde?

Aangezien de aanvraag om een uitkering al geruime tijd geleden is ingediend en u alle feiten en omstandigheden kent zou u op korte termijn een (positieve) beslissing op de aanvraag moeten kunnen nemen.

Ik verzoek u dan ook om zulks binnen tien dagen na heden te doen. Voor zover nodig sommeer ik u hiertoe. Bij gebreke hiervan zal (verzoeker; N.o.) een voorlopige voorziening terzake moeten vragen. Wilt u bij uw beslissing rekening houden met de vergoeding van de wettelijke rente over de achterstallige uitkering vanaf 13 weken na 26 april 1999, derhalve vanaf 26 juli 1999..."

5. Vanwege het uitblijven van een antwoord op de brief van 8 oktober 1999, zond verzoekers gemachtigde op 22 november 1999 een rappelbrief.

6. Omdat ook een reactie op de rappelbrief van 22 oktober 1999 uitbleef, diende verzoekers gemachtigde op 17 november 1999 een bezwaarschrift in tegen de fictieve weigering van het Gak om op de uitkeringsaanvraag van verzoeker te beslissen. Daarin werd het Gak het volgende meegedeeld:

"…Geruime tijd geleden heeft cliënt, (verzoeker: N.o), een uitkering ingevolge de WAZ/WAJONG aangevraagd. D.d. 26 april 1999 deelde u hem mede, dat (u hem; N.o.) uiterlijk 13 weken later zou informeren omtrent deze aanvraag.

Ondanks diverse telefonische en schriftelijke pogingen zijdens (verzoeker; N.o.) om u tot een standpuntbepaling te brengen is dat tot nu toe niet gelukt.

Door cliënt wordt zulks beschouwd als een (fictieve) weigering om een beslissing op de aanvraag te nemen.

Namens (verzoeker: N.o) maak ik hiertegen dan ook uitdrukkelijk bezwaar.

Dat u uw toezegging om een beslissing te nemen niet nakomt is des te onacceptabeler als wordt bedacht dat cliënt die tot TBS met dwangverpleging is veroordeeld (welhaast) per definitie voor de toekenning van de gevraagde uitkering in aanmerking komt.

Gezien e.e.a. verzoek ik u uw (fictieve) weigering om (verzoeker; N.o) de gevraagde uitkering te verlenen te willen herzien en hem deze alsnog toe te kennen met bepaling dat de te laat betaalde uitkering alsnog aan hem wordt overgemaakt met verhoging van de wettelijke rente m.i.v. de datum, waarop deze uitkering (telkens) opeisbaar was…"

7. Omdat ook op het bezwaarschrift van de zijde van het Gak geen reactie volgde, zond verzoekers gemachtigde op 22 december 1999 een rappelbrief.

8. Bij brief van 17 januari 2000 deelde het Gak verzoekers gemachtigde het volgende mee:

"…In uw brief van 17 november 1999, waarvan de beantwoording helaas vertraging heeft opgelopen, beklaagt u zich over de trage afhandeling van de uitkering ingevolge de WAZ/WAJONG die is ingediend door uw cliënt (verzoeker; N.o.).

Ik heb naar de gang van zaken een onderzoek ingesteld. Daarbij is mij gebleken dat de aanvraag inderdaad niet is behandeld binnen de tijd die binnen mijn organisatie als norm is gesteld. Ik teken daarbij overigens aan dat wij in het geval als het onderhavige, waarin sprake is van detentie met dwangverpleging, niet de algemene norm van een behandelingsduur van 13 weken kunnen hanteren. Betrokkenen die zich in deze positie bevinden zijn voor ons in veel mindere mate benaderbaar en dat geldt met name voor het medisch onderzoek wanneer er sprake is van dwangverpleging. Ik moet echter constateren dat thans de grens van een redelijke termijn in een geval als hier aan de orde toch bereikt is. Ik acht uw klacht dan ook gegrond. Ik heb begrepen dat de verzekeringsarts zijn onderzoek inmiddels heeft afgerond. Dit betekent dat wij, onverhoede omstandigheden daargelaten, de aanvraag thans snel kunnen afronden…"

9. Bij besluiten van 28 januari 2000 en 31 januari 2000 werden aan verzoeker uitkeringen ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Toeslagenwet toegekend. Deze besluiten werden bij brief van 2 februari 2000 aan verzoekers gemachtigde toegezonden.

10. Bij brief van 3 februari 2000 deelde verzoekers gemachtigde het Gak het volgende mee:

"…Heden ontving ik uw brief d.d. 2 februari 2000 met bijlagen in goede orde. Uw besluiten d.d. 28 januari en 31 januari 2000 zal ik met cliënt bespreken teneinde te bezien of daartegen (een) bezwaarschrift(en) moeten worden ingediend. Met het oog daarop verzoek ik u mij het dossier in deze te doen toekomen.

Voor wat betreft het bezwaarschrift tegen uw fictieve weigering het volgende.

Dit bezwaarschrift richt zich tegen het niet (traag) besluiten op de aanvraag van (verzoeker; N.o). Het staat buiten kijf, dat zulks aan Gak Nederland BV te wijten is. Hierdoor heeft cliënt schade geleden, bestaande uit de wettelijke rente over het aan hem verschuldigde bedrag vanaf 13 weken na 26 april 1999, derhalve vanaf 26 juli 1999 tot die der betaling.

Betaling hiervan is wel het minste - naast de reeds aangeboden verontschuldigingen door uw directie - wat er dient te geschieden..."

11. In antwoord op deze brief berichtte het Gak de gemachtigde van verzoeker bij brief van 23 februari 2000 voor zover hier van belang als volgt:

"Ten aanzien van de door u geclaimde rente kunnen wij u meedelen dat deze, conform het door het Lisv gevoerde beleid, vanaf 26 juli 1999 zal worden vergoed over de dan openstaande bedragen en de nadien openvallende bedragen, tot het moment dat de nabetaling aan uw cliënt heeft plaatsgevonden.

Wij hebben de afdeling arbeidsongeschiktheid verzocht een en ander te berekenen en aan uw cliënt betaalbaar te stellen.

In verband met de vraag of u al dan niet bezwaar dient aan te tekenen tegen de uitgereikte besluiten, merken wij op dat wij een beslissing op bezwaar op het bezwaarschrift inzake de fictieve weigering een besluit te nemen zullen aanhouden tot duidelijk is of uw cliënt bezwaren heeft tegen de besluiten van 28 en 31 januari 2000.

Indien daartegen bezwaren bestaan zullen deze bezwaren namelijk onder toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht mede worden behandeld in het kader van de bezwaarzaak inzake de fictieve weigering."

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.

C. Standpunt Gak Nederland BV

1. In reactie op de klacht en in antwoord op een aantal vragen deelde Gak Nederland BV bij brief van 25 augustus 2000 het volgende mee:

"…Naar aanleiding van de klacht van (verzoeker; N.o) inzake de trage gevalsbehandeling hebben wij reeds op 17 januari 2000 erkend dat wij in gebreke zijn gebleven. Deze klacht is dan ook gegrond verklaard.

Hieronder volgt onze puntsgewijze beantwoording van uw vragen:

1 Was het Gak ervan op de hoogte dat verzoeker ten tijde van de indiening van zijn aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering gedetineerd was?

Het Gak was ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op de hoogte van de detentie van betrokkene. Betrokkene heeft op zijn aanvraag aangegeven dat hij verbleef in de (…) te Amsterdam.

Daarnaast hebben wij een brief ontvangen gedateerd 29 januari 1999 van het Ministerie van Justitie waarin de detentie van betrokkene nogmaals wordt aangestipt.

2a Waarom is aan verzoeker desondanks meegedeeld dat hij binnen 13 weken een beslissing op zijn aanvraag tegemoet kon zien.

De reden waarom aan betrokkene is meegedeeld dat hij binnen 13 weken na het indienen van zijn aanvraag een beslissing tegemoet kan zien heeft te maken met de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), waarin de uitvoeringsinstellingen verplicht worden binnen 13 weken na aanvraag een beslissing af te geven. Dit is derhalve een wettelijke verplichting ongeacht de status of verblijf van betrokkene. Naast deze verplichting zijn er in de Algemene Wet Bestuursrecht een aantal uitzonderingen opgenomen die de maximale beslistermijn van 13 weken kunnen verlengen. Eén daarvan is detentie.

2b Waarom is betrokkene desondanks opgeroepen om op het spreekuur van de verzekeringsarts te verschijnen?

Dit betreft een administratieve fout. Mensen in detentie worden niet opgeroepen (is niet mogelijk).

2c Welke termijn moet naar uw mening in gevallen als deze als redelijk worden aangemerkt?

Volgens de AWB mag de uitvoeringsinstelling indien niet alle gegevens voorhanden zijn de beslistermijn verdagen met maximaal 4 weken. Tevens dient betrokkene dan een beslissing te ontvangen.

2d Zijn er in deze gevallen speciale procedures van toepassing?

Er zijn in deze gevallen geen speciale procedures van toepassing. Het enige bijzondere is dat wij één verzekeringsarts tot onze beschikking hebben die de betrokkenen in detentie beoordeelt.

3 Waarom zijn er in de brief van 17 januari 2000 geen excuses aangeboden?

Door het gegrond verklaren van de klacht hebben wij erkend dat er sprake is geweest van een trage gevalsbehandeling. Helaas hebben wij vergeten daarbij excuses aan te bieden.

4 Wat is de reden dat pas in de brief van 23 februari 2000 aan verzoeker is toegezegd dat tot vergoeding van wettelijke rente zou worden overgegaan?

Omdat de gemachtigde van (verzoeker; N.o) pas op 3 februari 2000 een verzoek tot vergoeding van de wettelijke rente heeft ingediend. Vervolgens heeft onze juridische afdeling op 23 februari 2000 gereageerd en toegezegd dat wij wettelijke rente gaan vergoeden. Na berekening door de uitkeringsafdeling is de wettelijke rente op 17 maart 2000 betaalbaar gesteld.

5 Wordt wettelijke rente op aanvraag vergoed of wordt in voorkomende gevallen ook ambtshalve tot vergoeding van wettelijke rente overgegaan?

De wettelijke rente wordt op aanvraag vergoed.

6 Is het bedrag van de wettelijke rente inmiddels aan verzoeker uitbetaald?

Op 17 maart 2000 is het bedrag betaalbaar gesteld…"

2. Naar aanleiding van een vraag van de Nationale ombudsman liet het Gak weten dat het een bewuste keus was geweest om slechts één verzekeringsarts aan te wijzen die de betrokkenen in detentie beoordeelt.

Het Gak wees erop dat deze keuze niets te maken had met een tekort aan artsen.

D. Informatie van het Landelijk instituut sociale verzekeringen

In antwoord op een aantal vragen deelde het Landelijk instituut sociale verzekeringen bij brief van 17 december 2000 het volgende mee:

"…Het standpunt van het Gak dat alleen op aanvraag wettelijke rente wordt vergoed is juist.

In onderhavig geval wordt niet tijdig beslist op een aanvraag om een WAZ/WAJONG-uitkering. Tegen deze zogenaamde fictieve weigering (besluit) heeft betrokkene bezwaar aangetekend.

Het bezwaar is gegrond verklaard en als gevolg hiervan is er sprake van een onrechtmatig (fictief)besluit. Op grond hiervan is GAK verplicht de wettelijke rente te vergoeden.

Uitgangspunt voor het vergoeden van schade (o.a. wettelijk rente) is dat er sprake dient te zijn van een onrechtmatig gebleken beslissing. Is dit niet het geval dan is er sowieso geen reden om schade te vergoeden.

(…)

De reden om de wettelijke rente alleen op aanvraag te vergoeden ligt in het feit dat het gaat om vergoeding van schade uit onrechtmatige daad waaraan een vordering/claim ten grondslag ligt. Op basis van het civiele recht is slechts grond voor vergoeding van schade indien men daarvoor aansprakelijk wordt gesteld. Aan de aansprakelijkstelling ligt derhalve een claim (verzoek) ten grondslag.

Op grond van artikel 6:119 BW is wettelijke rente verschuldigd vanaf de datum waarop verzuimd is tijdig te betalen, ongeacht of een aanzegging van wettelijke rente heeft plaatsgevonden. De vereiste aanzegging van artikel 1286 BW (oud) is komen te vervallen waardoor de datum waarop wettelijke rente verschuldigd is niet meer bepaald wordt door de aanzegtermijn. Dit laat onverlet dat er wel een vordering/claim ingediend moet worden.

Ik kan u berichten dat het (in voorbereiding zijnde) wetsontwerp vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat wettelijke rente wordt vergoed als de debiteur in verzuim is. Dit betekent dat vergoeding van de wettelijke rente uit de wet volgt en niet gebaseerd dient te worden op een vordering uit onrechtmatige daad.

(…)

Wij zijn van mening dat met het Besluit schadebeleid van 10 maart 1999 (gepubliceerd in de Staatscourant van 18 maart 1999) en onze Mededeling M. 99.018 van 12 maart 1999 het door ons gevoerde beleid met betrekking tot het vergoeden van schade (wettelijke rente) voldoende kenbaar is gemaakt…"

Achtergrond

1. Besluit beslistermijnen sociale verzekeringswetten (Amvb van 28 december 1993, Stb. 779; vervallen per 1 januari 2001)

Hoofdstuk XII. Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Artikel 15, tweede lid:

"Een beschikking ingevolge hoofdstuk 3 van die wet wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag."

Hoofdstuk XIII. Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Artikel 16, eerste lid:

"Een beschikking ingevolge hoofdstuk 2 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag."

Hoofdstuk XIV. Verlenging termijnen

Artikel 18:

"Indien een beschikking ingevolge een in de hoofdstukken I tot en met XIII van dit besluit genoemde wet niet binnen de in dit besluit bepaalde termijn kan worden gegeven, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien."

2. Besluit schadebeleid (besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen van 10 maart 1999, Stcrt. 54)

Artikel 1:

"De ingangsdatum van de vergoeding van wettelijke rente wordt in geval van een nabetaling (ongeacht de wet) gesteld op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de onjuiste primaire (niet-toekennnings)beslissing werd afgegeven.

(...)

Bij het niet tijdig nemen van een beslissing is dit de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de datum valt waarin het besluit genomen had moeten worden."

Artikel 2:

"Wettelijke rente over een nabetaalde uitkering of een te restitueren bedrag wordt slechts vergoed indien de belanghebbende daartoe een verzoek heeft ingediend (en overigens aan de overige voorwaarden is voldaan)."

3. Toelichting bij het besluit schadebeleid

"…Algemeen

Aansprakelijkheid voor schade uit onrechtmatig handelen is een civielrechtelijk onderwerp dat voornamelijk langs civielrechtelijke weg wordt ingevuld.

Daarnaast hebben de bestuursrechters in toenemende mate gebruik gemaakt van de hen met de invoering van de Algemene wet bestuursrecht gegeven mogelijkheid om naast de beoordeling van het materiële sv-geschil, tevens een uitspraak te doen over de hiermee samenhangende schade-aspecten. De bestuursrechters hebben hierbij op een groot aantal punten aansluiting gezocht bij het civielrechtelijk schadevergoedingsrecht, echter op een bepaald aantal aspecten wordt hiervan afgeweken.

Inmiddels zijn de diverse aspecten van de aansprakelijkheid in de jurisprudentie grotendeels uitgekristalliseerd. Op enkele punten van de aansprakelijkheidsproblematiek is (nog) geen rechtspraak voorhanden.

Op het terrein van de aansprakelijkstellingen van het Lisv en de uitvoeringsinstellingen voor (gesteld) onrechtmatig handelen wordt in bijgaand besluit beleid geformuleerd op die punten waarover (nog) geen rechtspraak voorhanden is en/of waarin het Lisv nog ruimte heeft beleid te formuleren.

(…)

Artikel 2

De huidige gedragslijn is om bij een onrechtmatig gebleken beslissing slechts wettelijke rente over een nabetaalde uitkering of een te restitueren bedrag te vergoeden indien de belanghebbende daartoe een verzoek heeft ingediend. Deze gedragslijn wordt voortgezet…"

4. Mededeling M 99.018 (Medeling van het Lisv aan de directies van de uitvoeringsinstellingen van 12 maart 1999 over de stand van zaken in de aansprakelijkheidsjurisprudentie en het terzake gevormde beleid)

"…2.3.1 Wettelijke rente

In deze subparagraaf maken wij een onderscheid in wettelijke rente over een na te betalen uitkering en wettelijke rente over een te restitueren bedrag als gevolg van ten onrechte betaalde premies en/of boeten/teruggevorderde (en geïnde) bedragen.

2.3.1.1. Na te betalen uitkeringen

De schadevergoeding verschuldigd wegens vertraging in de betaling van een uitkering, welke uitkering ten onrechte niet is uitbetaald doordat het bestuursorgaan een onrechtmatig gebleken beslissing heeft genomen, bestaat uit de wettelijke rente over de vertraagd uitbetaalde uitkering. Renteclaims na gegrond bezwaar of beroep worden op gelijke wijze behandeld. In beginsel zal een rentevergoeding worden verstrekt, tenzij de reden om in bezwaar anders te beslissen aantoonbaar in risicosfeer van betrokkene ligt (nieuwe feiten die eerder ook al hadden kunnen worden verstrekt).

(…)

Ingangsdatum

Wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat de uitkering zou zijn verstrekt als direkt het juiste besluit was genomen.

De WAZ, Wajong en WAO bevatten de bepaling dat de betaling van de uitkering als regel in termijnen van niet langer dan een maand geschiedt. Zij bevatten echter geen voorschriften met betrekking tot de dag waarop de uitkering wordt betaald.

De Centrale Raad van Beroep kiest op praktische gronden als eerste dag van verschuldigdheid van wettelijke rente voor de eerste dag van de maand na die waarin de onjuiste primaire (niet-toekennings)beslissing werd afgegeven.

Bij intrekking/herziening van de uitkering is dit de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de datum valt met ingang waarvan de uitkering ten onrechte is ingetrokken/herzien en de uitkering niet meer is uitbetaald.

Hoewel de ZW en de WW in tegenstelling tot de eerder genoemde wetten bepalingen bevatten binnen welke termijn (1 maand nadat het recht op uitkering is vastgesteld) een uitkering betaald dient te worden, wordt uit praktisch oogpunt voor het bepalen van de ingangsdatum van de verschuldigdheid van wettelijke rente aangesloten bij de benadering van de Centrale Raad van Beroep voor de Waz, Wajong en WAO. Door deze praktische benadering wordt de belanghebbende niet financieel benadeeld. Bovendien is een dergelijke benadering uitvoeringstechnisch gezien het eenvoudigst.

Gaat men uit van de datum (gedeeltelijke) toekenningsbeslissing dan is de ingangsdatum van de wettelijke rente gelet op de 4- weekse betalingstermijn in de WW geen vast gegeven. Wettelijke rente zou dan verschuldigd zijn vanaf de eerstvolgende kalenderdag in de maand na de datum waarop de reguliere uitkering zou zijn verstrekt. Bij iedere vervolgbetaling zou dit een andere datum opleveren.

Ongeacht de wet wordt wettelijke rente in geval van een nabetaling dus vergoed met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de datum valt met ingang waarvan de uitkering ten onrechte is ingetrokken/herzien en de uitkering niet meer is uitbetaald.

In geval de uitkering ten onrechte niet is toegekend is dit de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de onjuiste beslissing werd afgegeven.

Met de invoering van de Awb is de uitvoering bij aanvragen om een beslissing te nemen, gebonden aan termijnen (neergelegd in het Besluit beslistermijnen Awb en voor bezwaar in de materiewetten) Ten aanzien van rentevergoedingen bij schade als gevolg van overschrijding van de beslistermijn wordt een eventuele vergoeding afhankelijk gesteld van een beroep van betrokkene hierop. Per geval zal moeten worden beoordeeld of de overschrijding niet het gevolg is (geweest) van trage medewerking van betrokkene, terwijl mede in de beoordeling kan worden betrokken of de uitvoeringsinstelling volgens de regels gebruik heeft gemaakt van zijn mogelijkheid om de afgifte van de beslissing te verdagen en betrokkene hierover adequaat heeft geïnformeerd. Bij de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente geldt als uitgangspunt de datum waarop uiterlijk betaling van de uitkering had moeten plaatsvinden, indien tijdig het juiste besluit zou zijn genomen.

Uit oogpunt van uniformiteit zal de wettelijke rente volgens dezelfde systematiek als boven weergegeven vergoed worden. Dit betekent dat wettelijke rente vergoed wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de datum valt waarin het besluit genomen had moeten worden.

(…)

2.3.1.3 Vergoeding op verzoek of spontaan

De huidige gedragslijn om bij een onrechtmatig gebleken beslissing slechts wettelijke rente over een nabetaalde uitkering of een te restitueren bedrag te vergoeden indien de betrokkene daartoe een verzoek heeft ingediend, wordt voortgezet…"

Instantie: GAK Nederland BV Amstelveen

Klacht:

Pas na 10 maanden beslist op aanvraag toekenning van een WAZ- en/of WAJONG-uitkering en reden van vertraging snijdt geen hout omdat in brief is toegezegd dat beslissing binnen 13 weken zou worden genomen, geen rekening gehouden met feit dat verzoeker is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging (en dus niet op spreekuur verzekeringsarts kon komen), geen excuses aangeboden voor vertraging afhandeling, n.a.v. verzoek pas overgegaan tot vergoeding van wettelijke rente.

Oordeel:

Gegrond