2001/031

Rapport

Op 21 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw D. te Oosterwolde, ingediend door de heer D. te Oosterwolde, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Friesland.

Nadat verzoekster bij brief van 18 maart 2000 haar verzoekschrift nader had aangevuld, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Friesland (de burgemeester van Leeuwarden), een onderzoek ingesteld.

Op grond van de namens verzoekster verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoekster klaagt over de wijze waarop een met naam genoemde ambtenaar van het regionale politiekorps Friesland de aanrijding op 4 september 1999, waarbij verzoekster was betrokken, heeft afgehandeld. Verzoekster heeft er met name over geklaagd dat de politie:

- in het van deze aanrijding opgemaakte registratieformulier de positie van de twee bij de aanrijding betrokken personenauto's onjuist heeft weergegeven;

- geen proces-verbaal van de aanrijding heeft opgemaakt.

Achtergrond

Ingevolge de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen van 10 mei 1995, in werking getreden op 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 122) zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen geregistreerd worden, een registratieformulier aan het Verbond voor Verzekeraars (voorheen de NVVA: Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren).

Bij verkeersongevallen waarbij meer dan licht letsel of meer dan zeer lichte schade is veroorzaakt, dient in ieder geval een registratieformulier te worden opgemaakt. In de gevallen waarin slechts een registratieformulier wordt opgemaakt, is het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem-, schuif- of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan.

Op het registratieformulier is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets. In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.

In de genoemde Richtlijn staat verder onder meer vermeld:

"1. Inleiding

(...)

De vervolging heeft (...) een functie indien de fout van de verdachte zodanig is dat ondanks alle ongemakken en financieel nadeel, een strafrechtelijke sanctionering aangewezen is. Deze behoefte aan straffen is echter alleen aanwezig, indien door de verdachte een zodanige fout is gemaakt, dat deze objectief gezien duidelijk boven het normale (wellicht onbewust) gevaarscheppende gedrag in het verkeer uitgaat, in welk geval sprake is van een ernstige gevaarzetting. In zo'n geval dient dan ook proces-verbaal te worden opgemaakt. De twee onderstaande voorbeelden mogen één en ander duidelijk maken:

1. Een verkeerslicht straalt reeds enige tijd rood licht uit. Twee bestuurders staan inmiddels stil voor dit licht. Een derde bestuurder reageert niet op het rode verkeerslicht en merkt evenmin de twee reeds stilstaande auto's op. Met aanmerkelijke snelheid botst deze bestuurder op het zich voor hem bevindende voertuig en veroorzaakt aldus een kop-staart botsing.

2. Een verkeerslicht straalt enige tijd rood licht uit. Bij groen licht zet het verkeer zich in beweging en slaat naar rechts af. Direct na de kruising bevindt zich een voetganger op de daarvoor aanwezige voetgangersoversteekplaats. De eerste bestuurder remt af, de tweede bestuurder kan nog net tot stilstand komen, doch de derde bestuurder die zojuist is opgetrokken vanaf het groene licht verwacht het voor hem remmende voertuig

niet en veroorzaakt een kopstaart botsing.

In het algemeen zal van het in het eerste voorbeeld bedoelde verkeersongeval proces-verbaal moeten worden opgemaakt en van het in het tweede voorbeeld genoemde verkeersongeval niet. Met name de mate van onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid in het gedrag van de verdachte is derhalve bepalend voor het antwoord op de vraag of een strafvervolging geïndiceerd is.

(...)

4. Opmaken proces-verbaal

In geval van een verkeersongeval dient steeds proces-verbaal te worden opgemaakt:

1. Wanneer uit een oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de verkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan.

Toelichting Het hier gestelde zal zich onder meer voordoen bij overtreding van die verkeersvoorschriften, waarvan de niet-naleving tot de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen behoort en die als zodanig veelal object zijn van gericht verkeerstoezicht. Geenszins is bedoeld, dat deze overtredingen altijd en automatisch moeten leiden tot het opmaken van proces-verbaal. De politie zal van geval tot geval op grond van haar ervaring met en inzicht in verkeerszaken moeten beoordelen of het betreffende verkeersongeval is veroorzaakt door een uit een oogpunt van verkeersveiligheid ernstige fout en de verdachte daarbij in die situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan. (...)

2. Ook indien 1. niet van toepassing is dient proces-verbaal te worden opgemaakt:

(...)

b. wanneer het verkeersongeval letsel tot gevolg heeft waardoor enige betrokkene in het ziekenhuis een medische behandeling moet ondergaan, behoudens die gevallen waarin er slechts één slachtoffer is en is komen vast te staan dat dit slachtoffer de enige verdachte is.

Toelichting In het algemeen betekent het bovenstaande dat indien enige betrokkene van de plaats van het ongeval naar het ziekenhuis wordt vervoerd, proces-verbaal moet worden opgemaakt. Indien later bij het onderzoek blijkt dat er slechts sprake is van licht letsel en behandeling in het ziekenhuis niet nodig is, zal van het opmaken van proces-verbaal kunnen worden afgezien. Onder licht letsel wordt hier o.a. verstaan: bloedbuilen, snijwonden, kneuzingen, verstuikingen en een lichte shock. De behandelend politieambtenaar dient daarover informatie in te winnen bij het slachtoffer of bij de behandelend arts.

In het geval dat een verkeersslachtoffer niet terstond naar het ziekenhuis wordt vervoerd, doch zich korte tijd later toch in het ziekenhuis moet laten behandelen aan letsel ten gevolge van het ongeval, dient alsnog proces-verbaal te worden opgemaakt. Hierbij kan worden gedacht aan later herkende botbreuk of aan inwendig letsel dat zich pas later openbaart."

Foto bij het verzoekschrift.

Voertuig B is van verzoekster.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Friesland (de burgemeester van Leeuwarden) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Leeuwarden over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoekster de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van de betrokken ambtenaar en van verzoekster gaven geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 4 september 1999 raakte verzoekster als bestuurster van een personenauto betrokken bij een aanrijding te Oosterwolde. Politieambtenaar De. van het regionale politiekorps Friesland stelde ter plaatse een onderzoek in. In de mutatie in het dag- en nachtrapport dat hij naar aanleiding van deze aanrijding opmaakte, staat onder meer vermeld:

"Toelichting bij incident:

Bestuurster 14.1 rijdt over de Menninge en slaat t.o. perceel 39 rechts af het 2e hofje in.

Op dat moment nadert vanuit tegenovergestelde richting, dus vanuit het hofje richting de hoofdrijbaan van de Menninge, bestuurster 14.2 (verzoekster; N.o.).

Auto 14.1 botst met de linker voorzijde tegen de linker voorzijde van auto 14.2.

Beide auto's raken links voor vrij zwaar beschadigd.

Bestuurster 14.1 verklaarde dat zij bij het rechts afslaan niet goed genoeg naar rechts had gekeken.

Bestuurster 14.2 verklaarde dat zij goed rechts reed en dat zij zag dat 14.1 met naar haar idee vrij hoge snelheid het hofje inreed.

(...).

Kon eigenlijk niet voldoende aandacht besteden aan het ter plaatse afhandelen van deze aanrijding i.v.m. melding zeer ernstig ongeval in Appelscha.

Statistiek wordt opgemaakt."

2. Voorts maakte politieambtenaar De. van de aanrijding een verkeersongevallenregistratieformulier op. Verzoekster werd in dat formulier als 14.2 aangemerkt en haar tegenpartij als 14.1. In het formulier staat onder meer vermeld:

"14-1 (...)

Merk : Renault (...)

Schade

Materiële schade: Links voor; links voor en midden voor gedeukt"

(…)

14-2 (...)

Merk : Daihatsu

Model/Type : CUORE

(...)

Schade

Materiële schade: Links voor; linker voorzijde geheel vernield. Deuk binnenzijde linker

voorportier. Mogelijk schade voorwielophanging. (…)

Bestuurster 14.1 rijdt over de Menninge en slaat t.o. perceel 39 rechtsaf het 2e hofje in.

Op dat moment nadert vanuit tegenovergestelde richting, dus vanuit het hofje richting de hoofdrijbaan van de Menninge, bestuurster 14.2.

Auto 14.1 botst met de linker voorzijde tegen de linker voorzijde van auto 14.2.

Beide auto's raken links voor vrij zwaar beschadigd.

Bestuurster 14.1 verklaarde dat zij bij het rechts afslaan niet goed genoeg naar rechts had gekeken.

Bestuurster 14.2 verklaarde dat zij goed rechts reed en dat zij zag dat 14.1 met naar haar idee vrij hoge snelheid het hofje inreed.

Bestuurster 14.2 bleek toch letsel, in de vorm van een hersenschudding te hebben opgelopen ten gevolge van de aanrijding."

3. Bij het registratieformulier voegde De. een situatieschets. De schets ziet er als volgt uit:

4. Verzoekster deelde bij brief van 13 september 1999 de officier van justitie te Leeuwarden onder meer het volgende mee:

"N.a.v. een mij overkomen auto-ongeval op 4-9-'99, verzoek ik u, i.p.v. de registratieset, alsnog proces-verbaal te willen doen opmaken.

De gevolgen van deze aanrijding, die naar mijn mening buiten mijn schuld plaatsvond, blijken aanzienlijk ernstiger te zijn, dan mogelijk was voorzien.

Aan mijn auto, merk en type Daihatsu Cuore (...) is door de expert een schade vastgesteld van f 9.850,-, wat resulteerde in een voor mij zéér nadelige schade-uitkering (total loss verklaring).

Voorts is door de kracht van de aanrijding (harde zijwaartse klap) bij mij een hersenschudding ontstaan (zie bijgevoegde fotokopie van verklaring huisarts (…).

Voorts ben ik van mening dat de bestuurster van de personenauto Renault (...) daar toen (een) ernstige verkeersovertreding(en) heeft gepleegd, n.l. een bocht naar rechts te wijd en te snel heeft genomen, terwijl daar door begroeiing en verblindende zon totaal geen uitzicht was (ook een kind had daar bijv. op de fiets kunnen rijden).

De bestuurster mevr. B., is woonachtig ± 100m van de plaats ongeval, had dus zeker rekening kunnen en moeten houden met die gevaarlijke verkeerssituatie en stapvoets moeten rijden.

Op het moment van de botsing had ik geen kans meer uit te wijken of te remmen door het veel te snel rijdend voertuig dat ik ook niet tijdig kon zien aankomen.

Gezien het vorenstaande maak ik bezwaar tegen het feit, dat geen proces-verbaal is opgemaakt."

5. De officier van justitie te Leeuwarden berichtte verzoekster bij brief van 17 november 1999 onder meer het volgende:

"Uit uw brief leid ik af dat u van mening bent dat wat betreft het ongeval waar u bij betrokken bent geweest niet volstaan kan worden met het opmaken van een registratieset, maar dat een proces-verbaal moet worden opgemaakt.

Alvorens uw vraag te beantwoorden hebben wij uw vraag voorgelegd aan de politie Friesland, district Heerenveen. In de reactie is aangegeven dat om de volgende redenen is besloten tot het opmaken van een registratieset:

1. er was geen sprake van een ernstige verkeersovertreding

2. het ongeval vond plaats binnen de bebouwde kom

3. er was sprake van relatief lage snelheden

4. de wegsituatie.

Gelet ook op de toelichting in de registratieset kan ik mij met deze beslissing verenigen. Een proces-verbaal heeft in de afwikkeling van het ongeval geen toegevoegde waarde."

B. Standpunt verzoekster

1. Het standpunt van verzoekster staat samengevat weergegeven onder KLACHT.

2. Verzoekster deelde in haar eerste verzoekschrift aan de Nationale ombudsman onder meer mee:

"De verz. mij. R.V.S. blijft bij een gedeelde schuldvraag omdat ik niet goed rechts gereden zou hebben, dit is onjuist.

Teneinde letselschade te kunnen claimen moet de schuldvraag vaststaan."

3. Voorts voegde verzoekster bij haar verzoekschrift onder meer een kopie van een foto die kort na het ongeval is gemaakt. Zie Bijlage 2.

C. Standpunt korpsbeheerder

De beheerder van het regionale politiekorps Friesland deelde in reactie op verzoeksters klacht bij brief van 11 mei 2000 onder meer mee:

"Bij het maken van een tekening op het registratieformulier is er sprake van een schets. Daarmee wordt ruwweg een aangetroffen situatie aangegeven. Het is niet vast te stellen welke verschillen er zouden bestaan tussen een schets en een volledig uitgemeten tekening. Ik neem aan, dat die verschillen echter niet groot zullen zijn. Een andere stand van de voertuigen zou niet geleid hebben tot een ander keuze van de politieambtenaar in kwestie.

De politieambtenaar heeft aan de hand van ter zake dienende richtlijnen van de hoofdofficier van justitie besloten tot het opmaken van een registratieset. Een diepgaander onderzoek zou niet tot een andere beslissing hebben geleid, immers feitelijk is vastgesteld, dat er geen sprake was van een ernstige verkeersovertreding, het ongeval plaatsvond binnen de bebouwde kom, er sprake was van relatief lage snelheden en er geen sprake was van letsel. In zijn brief van 17 november 1999 onderschrijft de hoofdofficier van justitie de beslissing van de politieambtenaar.

Dat de betreffende politieman werd opgeroepen om bij een dodelijke aanrijding elders te assisteren heeft de afhandeling van de aanrijding, waarbij Mevrouw D. (verzoekster; N.o.) betrokken was, verhaast. Desondanks is de afhandeling zorgvuldig geweest.

Het is mij niet gebleken, dat Mevrouw D. wegens een onjuist opgemaakte registratieset is gedupeerd.

Naar mijn mening heeft de politie juist gehandeld."

D. Reactie betrokken ambtenaar

Politieambtenaar De. deelde in reactie op verzoeksters klacht bij brief van 29 april 2000 onder meer het volgende mee:

"Op zaterdagmiddag 4 september 1999 heb ik een aanrijding op de Menninge in Oosterwolde behandeld waarbij mevr. D. was betrokken. Het was in mijn ogen een lichte aanrijding binnen de bebouwde kom waarbij alleen sprake was van materiële schade. Ik besloot daarom de personalia van de betrokkenen te noteren om dit later uit te werken in een zogenaamde registratieset. Er was naar mijn mening geen reden om een proces-verbaal op te maken omdat niet aan de criteria voor het opmaken van een proces-verbaal werd voldaan. Ik heb mij ook niet uitgelaten tegenover de betrokkenen omtrent een eventuele schuldvraag. Mevr. D. vond dat de bestuurster van de andere auto, mevr. B. schuldig was aan het ontstaan van het ongeval omdat zij de bocht te ruim zou hebben genomen. Dit bestreed mevrouw B. Zij verklaarde wel dat zij bij het afslaan niet goed genoeg naar rechts had gekeken.

Tijdens het opnemen van de gegevens van de aanrijding kreeg ik van de meldkamer het verzoek om met spoed naar Appelscha (naburig dorp) te gaan in verband met een zeer ernstig (dodelijk) verkeersongeval. Omdat ik vrijwel alle gegevens al genoteerd had heb ik mij verontschuldigd bij mevr. D. en mevr. de B. en ben snel naar Appelscha gereden. Het was voor mij onmogelijk om nog langer op de plaats van de aanrijding in Oosterwolde te blijven.

Na het weekend hoorde ik dat mevr. D. (...) zich ziek gemeld had.

Zij zou ten gevolge van de aanrijding een lichte hersenschudding hebben opgelopen.

Op dinsdag 7 september 1999 heb ik een registratieset opgemaakt van de aanrijding. De positie van de voertuigen op de situatieschets komt geheel overeen met de positie van de voertuigen direct na de aanrijding. Dit geldt met name voor de positie van de auto van mevr. D. De reden hiervoor is dat ik in verband met de melding van het ongeval in Appelscha niet meer de tijd had om in mijn aantekenboekje een gedetailleerde situatieschets te maken.

Een situatieschets op een registratieset is slechts een niet op schaal gemaakte SCHETS waarop in principe alleen de voertuigbewegingen worden vastgelegd. Daaraan kunnen dus geen conclusies omtrent voertuigposities en afmetingen worden verbonden. Een tekening met de juiste voertuigposities en maten en afmetingen van weg en voertuigen wordt alleen in een proces-verbaal opgenomen. Uit een telefonisch gesprek met de vader van mevr. D. bleek mij dat zij niet tevreden waren met schadeafhandeling door de verzekeringsmaatschappijen. Dit had betrekking op de mate van schuld zoals die door de maatschappijen was bepaald.

Dhr. D., die de belangen van zijn dochter behartigde, verzocht mij om alsnog een proces-verbaal op te maken van de aanrijding. Hij vond namelijk dat mevr. B. zich onverantwoordelijk had gedragen als bestuurster van een auto. Zij zou verkeersgevaarlijk hebben gereden en zou daarvoor middels een proces-verbaal gestraft dienen te worden.

Dhr. D. deelde mede dat hij vroeger bij de politie had gewerkt en dat hij in die tijd wel een proces-verbaal van een dergelijke aanrijding zou hebben opgemaakt.

Ik heb dhr. D. een uitleg gegeven waarom geen proces-verbaal werd opgemaakt.

Mevr. D. heb ik dit in een gesprek op het politiebureau ook al eens uitgelegd.

Mevr. D. vertelde mij dat zij niet akkoord ging met de mate van schuldtoekenning door de verzekeringsmaatschappij. Het percentage schuld zou naar ik mij kan herinneren bepaald zijn op 25 terwijl zij vond dat mevr. B. voor de volle 100% schuldig was."

E. Reactie verzoekster

Verzoeksters gemachtigde deelde bij brief van 7 juni 2000 onder meer het volgende mee:

"In antwoord op brief korpsbeheerder

1e. stand voertuig op schets volledig onjuist weergegeven;

2e. bij lich. letselschade (zware hersenschudding) behoort een proces-verbaal;

3e. niet goed kijken en dan een ander aanrijden is een ernstige verkeersovertreding;

4e. te weinig tijd toen had later gecorrigeerd kunnen worden (event. informatie getuigen).

Antwoord op brief politie Oosterwolde

1e. Aan criteria tot opmaken proces-verbaal (zware hersenschudding + nekletsel - zo bleek later - ) had moeten worden voldaan;

2e. bij niet goed naar rechts kijken (ernstige overtreding en zakken voor het rijexamen) is veilig autorijden niet mogelijk;

3e. voor verhoor eventuele getuigen was dan ook geen tijd;

4e. lichte hersenschudding bleek later zware hersenschudding e.d. te zijn, zodat alsnog P.V. opgemaakt had kunnen worden;

5e. toegegeven wordt dat positie "Cuore", op de schets, niet overeenkomt met werkelijkheid;

6e. de materiële schade is door onze verz.mij. "Klaverblad" verhaald op de tegenpartij R.V.S.;

7e. proces-verbaal is noodzakelijk teneinde de algehele schade af te wikkelen;

8e. R.V.S. verzekeringsmij. stelt nu de schuld van D. op 25% en haar verzekerde op 75%.

Antwoord op mutatierapport Pol. O'wolde

1e. In rapport is vermeld: aanrijding met letsel; B. is als 14.1 vermeld (betreft dus de verdachte);

2e auto 14.2 (Cuore) heeft véél meer rijschade dan voorschade. Vandaar dit letsel (de gordel had dus geen effect bij zijwaartse klap!) en ook de airbag trad niet in werking.

Suggestie wordt steeds gewekt dat het een frontale aanrijding betrof, wat per se niet het geval was!

3e Niet voldoende aandacht besteden aan een aanrijding kan gebeuren onder bepaalde omstandigheden, zoals vermeld, maar dan kan de zaak daarna toch behoorlijk worden afgewerkt!"

Beoordeling

1.1. Verzoekster klaagt over de wijze waarop een met naam genoemde ambtenaar van het regionale politiekorps Friesland de aanrijding op 4 september 1999, waarbij verzoekster was betrokken, heeft afgehandeld. Verzoekster heeft er met name over geklaagd dat de politie in het van deze aanrijding opgemaakte registratieformulier de positie van de twee bij de aanrijding betrokken personenauto's onjuist heeft weergegeven. De auto's waren op de schets in het registratieformulier met de rechtervoorzijde tegen de linkervoorzijde getekend terwijl beide auto's met de linkerzijde tegen elkaar waren aangereden. Voorts was de stand van verzoeksters auto op de schets verkeerd weergegeven, aldus verzoekster. Verzoekster overlegde onder meer een foto van de situatie die kort na de aanrijding was gemaakt.

1.2. De beheerder van het regionale politiekorps Friesland liet weten dat de tekening een schets had betroffen waarin ruwweg de aangetroffen situatie was weergegeven. Voorts zou volgens de korpsbeheerder een andere stand van de voertuigen niet hebben geleid tot een andere keuze van de politieambtenaar, namelijk het opmaken van een registratieformulier.

1.3. Politieambtenaar De. heeft meegedeeld dat de situatieschets in het registratieformulier geheel overeenkomt met de positie van de voertuigen direct na de aanrijding. Dit gold met name voor de positie van de auto van verzoekster, aldus De. Voorts liet De. weten dat hij in verband met de melding van een ernstig verkeersongeval met dodelijke afloop in een buurgemeente waarbij zijn komst noodzakelijk was, geen tijd had gehad in zijn aantekenboekje een gedetailleerde situatieschets te maken. De. berichtte voorts dat een situatieschets op een registratieset slechts een niet op schaal gemaakte schets betreft waarop in principe alleen de voertuigbewegingen worden vastgelegd. Volgens De. kunnen daaraan geen conclusies worden verbonden omtrent voertuigposities en afmetingen. Een tekening met de juiste voertuigposities en maten en afmetingen van weg en voertuigen wordt alleen in een proces-verbaal opgenomen, aldus De. De. had drie dagen na het ongeval het registratieformulier ingevuld.

1.4. Een registratieformulier is van belang voor de civielrechtelijke afwikkeling van een verkeersongeval (zie ACHTERGROND). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Het moet daarbij gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten of op bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult.

1.5. Het valt te begrijpen dat De. niet voldoende aandacht en tijd heeft kunnen besteden aan de afhandeling van de aanrijding op de plaats van het ongeval, gelet op het feit dat zijn komst toen noodzakelijk was bij een ernstig(er) verkeersongeval in een naburige gemeente.

Op het moment dat De. drie dagen na het ongeval het registratieformulier opmaakte, had hij echter, mede gelet op zijn bevindingen dat hij op de plaats van de aanrijding niet voldoende tijd had gehad om de aanrijding volledig af te handelen, alsnog nadere informatie bij betrokkenen dienen in te winnen. Daarbij had hem onder meer bekend kunnen worden dat er foto´s van de aangetroffen situatie waren gemaakt.

Gelet op de door verzoekster overlegde foto van de situatie kort na de aanrijding (zie BIJLAGE 2.) staat vast dat de situatieschets in het registratieformulier een onjuiste weergave is van de aangetroffen situatie en van de plaats waar de schade aan beide voertuigen zich zou moeten bevinden.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

1.6. Het voorgaande geeft de Nationale ombudsman aanleiding om de beheerder van het regionale politiekorps Friesland de aanbeveling te doen de situatieschets op het registratieformulier zodanig te (doen) wijzigen met inachtneming van hetgeen hiervóór is overwogen dat deze overeenkomt met de situatie zoals die op de door verzoekster overlegde foto is weergegeven en om het gewijzigde registratieformulier opnieuw in te sturen naar het Verbond voor Verzekeraars.

2.1. Voorts klaagt verzoekster erover dat de politie geen proces-verbaal van de aanrijding heeft opgemaakt. Verzoekster is van mening dat haar tegenpartij toen (een) ernstige verkeersovertreding(en) heeft gepleegd doordat zij een bocht naar rechts te snel en te wijd had genomen, terwijl op die plaats geen uitzicht was door begroeiing en vanwege de laagstaande zon. Voorts voerde verzoekster aan dat later was gebleken dat zij ten gevolge van de aanrijding een zware hersenschudding en nekletsel had opgelopen.

2.2. De korpsbeheerder liet weten dat feitelijk is vastgesteld dat geen sprake was van een ernstige verkeersovertreding, dat het ongeval plaatsvond binnen de bebouwde kom, dat er sprake was van relatief lage snelheden en dat er geen sprake was van letsel. Om deze reden kon worden volstaan met het opmaken van een registratieformulier. Een diepgaander onderzoek naar de toedracht tot de aanrijding zou niet tot een andere beslissing hebben geleid, aldus de korpsbeheerder. Hij berichtte dat hij van mening was dat de politie juist had gehandeld.

2.3. Politieambtenaar De. heeft meegedeeld dat hij, op het moment dat hij bij de aanrijding ter plaatse kwam, heeft geconstateerd dat er sprake was van een lichte aanrijding binnen de bebouwde kom waarbij alleen sprake was van materiële schade. Hij heeft op dat moment besloten om van deze aanrijding alleen een registratieformulier op te maken. De. liet weten dat hij twee dagen na de aanrijding had vernomen dat verzoekster zich ziek had gemeld en ten gevolge van de aanrijding een hersenschudding zou hebben opgelopen. Hierna heeft De. een registratieformulier opgemaakt.

2.4. Ingevolge de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen (zie ACHTERGROND en verder; Richtlijn) dient proces-verbaal van een aanrijding te worden opgemaakt wanneer uit een oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de verkeerswetgeving, waarbij de verdachte in de gegeven situatie een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan.

Voorts dient op grond van de Richtlijn proces-verbaal te worden opgemaakt als het verkeersongeval letsel tot gevolg heeft waardoor enige betrokkene in het ziekenhuis een medische behandeling moet ondergaan. Wanneer een betrokkene van de plaats van het ongeval naar het ziekenhuis wordt vervoerd dient proces-verbaal te worden opgemaakt. Indien later bij het onderzoek blijkt dat er slechts sprake is van licht letsel en behandeling in het ziekenhuis niet nodig is, zal van het opmaken van proces-verbaal kunnen worden afgezien. Onder licht letsel wordt hier o.a. verstaan: bloedbuilen, snijwonden, kneuzingen, verstuikingen en een lichte shock. De behandelend politieambtenaar dient daarover informatie in te winnen bij het slachtoffer of bij de behandelend arts. In het geval dat een verkeersslachtoffer niet onmiddellijk naar het ziekenhuis wordt vervoerd, maar zich korte tijd later toch in het ziekenhuis moet laten behandelen aan letsel ten gevolge van het ongeval, dient alsnog proces-verbaal te worden opgemaakt. Hierbij kan worden gedacht aan later herkende botbreuk of aan inwendig letsel dat zich pas later openbaart.

2.5. Ten aanzien van het door verzoekster gestelde letsel wordt het volgende overwogen. Nu verbalisant De. heeft verklaard dat hij pas na het weekeinde van de aanrijding heeft gehoord dat verzoekster zich had ziek gemeld en een hersenschudding zou hebben opgelopen door de aanrijding, had De. nader onderzoek moeten verrichten naar de aard van het gemelde letsel. Zonder die informatie te hebben ingewonnen heeft De. niet kunnen besluiten om van de aanrijding een registratieformulier op te maken. Hij heeft daarmee gehandeld in strijd met de bedoelde Richtlijn.

De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.

2.6. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat ook overigens onvoldoende is onderzocht of in deze zaak wel of niet sprake is van een ernstige overtreding van de verkeerswetgeving. In elk geval vindt het door de korpsbeheerder en de officier van justitie aangevoerde criterium om geen proces-verbaal op te maken - te weten, het ongeval heeft plaatsgevonden binnen de bebouwde kom - geen steun in de Richtlijn.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Friesland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Friesland (de burgemeester van Leeuwarden), is gegrond wat betreft het opgemaakte registratieformulier. Wat betreft het niet opmaken van een proces-verbaal is de klacht in zoverre gegrond dat onvoldoende onderzoek is verricht om de beslissing te kunnen nemen of in de onderhavige zaak van het opmaken van een proces-verbaal had kunnen worden afgezien.

Aanbeveling

De Nationale ombudsman doet de beheerder van het regionale politiekorps Friesland de aanbeveling de situatieschets op het registratieformulier zodanig te (doen) wijzigen dat deze overeenkomt met de situatie zoals die op de door verzoekster overlegde foto is weergegeven en om het gewijzigde registratieformulier opnieuw in te sturen naar het Verbond voor Verzekeraars.

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Bij aanrijding opgemaakt registratieformulier de positie van de twee betrokken auto's onjuist weergegeven; geen proces-verbaal opgemaakt.

Oordeel:

Gegrond