1999/358

Rapport
Op 6 oktober 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Particulieren Rotterdam. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Particulieren Rotterdam (hierna: de Belastingdienst) weigert de teruggave inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 voor verzoeker alsnog over te maken op het door hem gewenste rekeningnummer.

Achtergrond

1. Burgerlijk wetboek (BW) Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen Artikel 33:"Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard." Artikel 37:"1. Tenzij anders is bepaald, kunnen verklaringen, met inbegrip van mededelingen, in iedere vorm geschieden, en kunnen zij in een of meer gedragingen besloten liggen.2. Indien bepaald is dat een verklaring schriftelijk moet worden gedaan, kan zij, voor zover uit de strekking van die bepaling niet anders volgt, ook bij exploit geschieden.3. Een tot een bepaald persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Nochtans heeft ook een verklaring die hem tot wie zij was gericht, niet of niet tijdig heeft bereikt, haar werking, indien dit niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling, van de handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat het nadeel draagt. (...)". Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht Artikel 114 "1. Bestaat in een land waar de betaling moet of mag geschieden ten name van de schuldeiser een rekening, bestemd voor girale betaling, dan kan de schuldenaar de verbintenis voldoen door het verschuldigde bedrag op die rekening te doen bijschrijven, tenzij de schuldeiser betaling op die rekening geldig heeft uitgesloten.2. In het geval van het vorige lid geschiedt de betaling op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd." 2. Arrest van de Hoge Raad van 28 februari 1997 (NJ 1998/218) In het arrest van 28 februari 1997 (NJ 1998, 218) overweegt de Hoge Raad onder meer het volgende:"In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende.. heeft een rekening bestemd voor girale betalingen bij de (...)bank, (...). De Staat heeft op 11 september 1986 aan M. een teruggaaf verleend van te veel betaalde omzetbelasting tot een bedrag van f 17 435.. had betaling van het door de Staat aan hem verschuldigde bedrag door bijschrijving op zijn rekening bij de bank, op rechtsgeldige wijze uitgesloten. De Staat heeft het bedrag van f 17 435 doen bijschrijven op de rekening van M. bij de bank; de bijschrijving is geschied op 18 september 1986. Tussen M. en de bank bestond een geschil. De bank had ruim f 1 500 000 van M. te vorderen, daartegenover vorderde M. een betaling van f 3 000 000 van de bank. De bank en M. hebben dat geschil door een regeling be indigd door over en weer een finale kwijting te verlenen. De bank heeft het bedrag van f 17 435 niet ter beschikking van M. gesteld.. heeft in dit geding gevorderd dat de Staat meergenoemd bedrag aan hem zal betalen. Die vordering heeft M. erop gegrond, primair dat de Staat niet is bevrijd door de overschrijving naar de rekening bij de bank, subsidiair dat de Staat wanprestatie heeft gepleegd door overschrijving van het verschuldigde bedrag naar een andere rekening dan was overeengekomen en uiterst subsidiair dat de Staat onrechtmatig jegens M. heeft gehandeld omdat hij door het doen bijschrijven van het bedrag naar de rekening bij de bank in strijd met de maatschappelijk betamende zorgvuldigheid jegens M. heeft gehandeld. De rechtbank heeft M. door de bijschrijving op de rekening bij de bank gebaat geacht en slechts de wettelijke rente over het bedrag van f 17 435 over de periode van 18 september 1986 tot de dag waarop het geschil tussen M. en de bank omtrent de schuld van M. aan de bank is opgelost, toegewezen; het meer of anders gevorderde heeft zij afgewezen. Het Hof heeft echter geoordeeld dat het bedoelde bedrag niet daadwerkelijk aan M. ten goede is gekomen alsmede dat de Staat zijn schuld ter zake van de te veel betaalde omzetbelasting niet kan verrekenen met een vordering van de Staat op M. tot terugbetaling van dat bedrag. Op die gronden heeft het Hof de vordering alsnog toegewezen. Het middel is gericht tegen de beslissing van het Hof en de gronden waarop zij berust. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat naar het te dezen toepasselijke, v r 1 januari 1992 geldende, recht, evenals thans ingevolge art. 6:114 BW, een schuldenaar van een verbintenis tot betaling van een geldsom bevoegd was die verbintenis te voldoen door het verschuldigde bedrag te doen bijschrijven op een ten name van de schuldeiser staande rekening voor girale betalingen, tenzij de schuldeiser betaling op die rekening geldig had uitgesloten. De verbintenis wordt niet voldaan wanneer de schuldenaar ondanks een geldige uitsluiting het verschuldigde bedrag doet bijschrijven op de uitgesloten rekening. De schuldeiser is derhalve bevoegd een dergelijke betaling te weigeren. Indien hij zulks doet zal de schuldenaar de verbintenis alsnog moeten nakomen en de schade dienen te vergoeden die de schuldeiser mocht hebben geleden doordat het hem toekomende bedrag is voldaan met vertraging of op een wijze die tot gevolg heeft gehad dat hij niet over dit bedrag heeft kunnen beschikken op de voet waarop hij dit bij betaling op een niet uitgesloten rekening had kunnen doen. Indien het bedrag, ondanks de uitsluiting van de rekening, toch volledig of ten dele ter beschikking van de schuldeiser is gekomen, zal hij de betaling op die rekening in beginsel slechts kunnen weigeren met terugbetaling van hetgeen waarmee hij aldus is verrijkt. Ook zal de schuldenaar dan de hem toekomende vordering ter zake van deze verrijking kunnen verrekenen met de schuld die hij bedoelde te voldoen. Indien evenwel het bedrag, zoals in het onderhavige geval, in het geheel niet ter beschikking van de schuldeiser is gekomen en derhalve geen verrijking heeft plaatsgevonden, zal de schuldenaar het aan de schuldeiser toekomende bedrag zonder meer alsnog dienen te voldoen. Ander dan (...) het middel tot uitgangspunt neemt, leidt bijschrijving op een uitgesloten rekening niet tot een vordering uit onverschuldigde betaling. In de eerste plaats levert de bijschrijving in het geheel geen geldige betaling op, aangenomen dat de schuldeiser aanleiding ziet die betaling te weigeren. In de tweede plaats tast de uitsluiting van betaling op de betrokken rekening niet de rechtsgrond van de betaling aan en kan deze, hoe zeer wegens haar uitvoering gebrekkig, niet gezegd worden zonder rechtsgrond te zijn geschied. (...) Onderdeel 3 keert zich tegen 's Hofs oordeel dat M. niet is gebaat door de overboeking van het bedrag naar zijn rekening bij de bank. Het onderdeel is tevergeefs voorgesteld. Zoals uit het hiervoor (...) overwogene volgt, is niet beslissend - zoals het onderdeel wil - of het bedrag op enig moment in het vermogen van M. is gevloeid, maar of het ter beschikking van M. is gekomen en hij aldus in voormelde zin ermee is verrijkt."3. Voor een verduidelijking van de wijze waarop de Staatssecretaris van Financi n het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 1997 (Staat/Meijer) interpreteert, wordt verwezen naar een reactie van de Staatssecretaris op een soortgelijke klacht, ingediend bij de Nationale ombudsman. In deze reactie wordt onder meer het volgende vermeld:"Ik benadruk dat het in de zaak Staat/Meijer om een zeer bijzondere situatie gaat. In verband met het afgesloten compromis tussen de bank en de heer Meijer kon immers de belastingteruggave nimmer aan hem ten goede komen; er ontstond zelfs geen vorderingsrecht van de heer Meijer jegens de bank. Ik ben dan ook van mening dat uit genoemd arrest geen algemene regel voor betalingen op uitgesloten rekeningen kan worden afgeleid. (...). Bij een onjuiste uitbetaling staat mij, totdat nadere jurisprudentie mij tot een ander standpunt noopt, de volgende redenering voor ogen. Indien op een uitgesloten rekening wordt betaald en de belanghebbende de betaling weigert - hetgeen hij alleen kan doen, indien hij daarbij een redelijk belang heeft – wordt tot hernieuwde uitbetaling overgegaan onder de voorwaarde dat de eerste (onjuiste) betaling wordt gerestitueerd. Mocht belanghebbende daartoe niet in staat c.q. bereid zijn, dan volgt in beginselverrekening op basis van een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking. De waardering van deze vordering geschiedt op basis van artikel 6:212 van het BW. De verplichting tot schadevergoeding van de ongerechtvaardigde verrijkte persoon ontstaat zodra zijn vermogen ten koste van dat van een ander is verrijkt. De omvang van de verbintenis zal als regel ook op dat moment moeten worden beoordeeld. Het tweede en derde lid van artikel 6:212 van het BW bevat regels aan de hand waarvan de omvang van de verplichting tot schadevergoeding uit hoofde van de ongerechtvaardigde verrijking kan worden verminderd."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de Belastingdienst een aantal specifieke vragen gesteld. Daarnaast werd de Staatssecretaris van Financi n een vraag gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van de Staatssecretaris gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen. Noch verzoeker noch de Belastingdienst gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.       FEITEN1. De Belastingdienst stortte op of omstreeks 30 mei 1996 een belastingteruggave over 1995 (f 857) op een rekeningnummer van verzoeker, waarop een negatief saldo stond (hierna te noemen: rekeningnummer X). Nadat verzoeker bezwaar had gemaakt tegen de wijze van uitbetaling van die teruggave, berichtte de Belastingdienst verzoeker op 18 juli 1996 dat de terugbetaling correct was gebeurd, en dat het betreffende rekeningnummer thans uit de administratie zou worden verwijderd.2. De Belastingdienst vermeldde op het aangiftebiljet van verzoeker over 1996 als rekeningnummer voor teruggave rekeningnummer X. Verzoeker corrigeerde dit rekeningnummer in het door hem gewenste rekeningnummer voor teruggaaf (hierna te noemen: rekeningnummer Y). De Belastingdienst stortte de teruggaaf over 1996 (ongeveer f 60) desondanks op rekeningnummer X.3. Op het aangiftebiljet over 1997 stond rekeningnummer X door de Belastingdienst opnieuw vermeld als rekeningnummer voor teruggaaf. Verzoeker wijzigde dit rekeningnummer wederom in rekeningnummer Y. Deze correctie werd door de Belastingdienst niet opgemerkt, waardoor de teruggave ad f 897 op of omstreeks 12 juni 1998 weer op rekeningnummer X werd gestort.4. In reactie op verzoekers bezwaar tegen deze wijze van uitbetaling berichtte de Belastingdienst verzoeker bij brief van 1 oktober 1998 dat was gebleken dat rekeningnummer X nog steeds op verzoekers naam stond en dat de Belastingdienst dus rechtsgeldig aan hem had uitbetaald.B.       STANDPUNT VERZOEKERVoor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder KLACHT. Tijdens het onderzoek werd namens verzoeker nog meegedeeld dat er nog geen schuldsanering had plaatsgevonden. Het zou nog wel even duren alvorens de schuldsanering volledig rond zou zijn. De bank en vijf andere schuldeisers waren akkoord. E n schuldeiser wenste niet mee te werken, terwijl van n schuldeiser nog geen antwoord was ontvangen.C.       STANDPUNT BELASTINGDIENST/PARTICULIEREN ROTTERDAM1. In reactie op de klacht liet de Belastingdienst het volgende weten:"...1. Medio juli 1996 werd de Centrale Betalingsadministratie te Apeldoorn schriftelijk verzocht om het rekeningnummer (X; N.o.) uit haar bestand te verwijderen en het nieuwe nummer (Y; N.o.) hierin op te nemen. Aan dit verzoek is, om onduidelijke reden, niet voldaan.2. Op 1 oktober 1998 deelde (de betreffende bank; N.o.), telefonisch mede dat de rekening (X; N.o.) op naam staat van belastingplichtige (verzoeker; N.o.). (De bank; N.o.) is niet bereid het bedrag te storten. Het was in mindering gebracht op het negatieve saldo van de rekening. Waarom bij de verwerking van de aangifte over het jaar 1997 geen aandacht is geschonken aan de mededeling van belastingplichtige m.b.t. zijn bankrekening is niet te achterhalen (...). Maar ondanks alles staat vast dat belastingplichtige de teruggaaf heeft ontvangen. Ik zal dan ook niet overgaan tot het nogmaals uitbetalen hiervan. Indien de fout van de Belastingdienst schade heeft veroorzaakt kan, onder overlegging van een specificatie van de schade, een verzoek om vergoeding daarvan worden ingediend bij het Ministerie van Financi n (art. 28, par 2, lid 4 Leidraad Invordering). De Centrale Betalingsadministratie te Apeldoorn heeft inmiddels het goede rekeningnummer opgenomen (...)..." 2. Tevens legde de Belastingdienst kopie n over van de voorbladen van de aangiftebiljetten van verzoeker over 1996 en 1997. Op beide biljetten had de Belastingdienst rekeningnummer X vermeld en dit was beide keren door verzoeker gewijzigd in rekeningnummer Y.E.       REACTIE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN1. Op 17 februari 1999 richtte de Nationale ombudsman zich tot de Staatssecretaris met onder meer het volgende:"In reactie op de klacht heeft de Belastingdienst onder meer bericht dat verzoeker een verzoek om schadevergoeding kan indienen bij het Ministerie van Financi n. In het kader van mijn onderzoek hoor ik graag van u in hoeverre u daartoe bereid bent. Daarbij wil ik de volgende bijzondere omstandigheden onder uw aandacht brengen. De Belastingdienst heeft de aan verzoeker toekomende belastingteruggave over 1997 (f 897) gestort op een bankrekening (...) van verzoeker, waarop een negatief saldo van ongeveer f 23.000 staat op dit moment. Na een eerdere belastingteruggave over 1995 (f 857) op hetzelfde rekeningnummer, heeft verzoeker de Belastingdienst bericht dat hij geen teruggaven wenste op dat rekeningnummer. Hierop liet de Belastingdienst op 18 juli 1996 weten dat het rekeningnummer uit de administratie zou worden verwijderd. Op het aangiftebiljet van 1997 had de Belastingdienst desondanks het betreffende rekeningnummer vermeld. Verzoeker heeft vervolgens het rekeningnummer op zijn aangiftebiljet gecorrigeerd. Deze correctie werd door de Belastingdienst niet opgemerkt, waardoor de teruggave wederom op het niet gewenste rekeningnummer werd gestort. De Belastingdienst heeft aldus het bedrag op een rekeningnummer gestort dat tot tweemaal toe rechtsgeldig door verzoeker was uitgesloten en zich niet gehouden aan zijn toezegging van 18 juli 1996 dat het rekeningnummer zou worden verwijderd. De bank heeft het verzoek van de Belastingdienst om het bedrag van f 897 terug te storten geweigerd, omdat verzoeker een schuld aan de bank heeft. Verzoeker heeft thans een bijstanduitkering. In het verleden heeft hij een videotheek gehad. Nadat hij moest stoppen met deze zaak, hield hij een schuld over van thans ruim f 83.000. Het negatieve saldo bij de (...)-bank bedraagt ongeveer f 23.000. Verzoeker probeert reeds enige jaren van zijn schulden af te komen en indien mogelijk af te lossen. Pas sinds enkele maanden heeft hij enige afloscapaciteit, zodat er de mogelijkheid tot schuldsanering is. In dat kader heeft (een tussenpersoon; N.o.) op 18 november 1998 aan de schuldeisers van verzoeker een schuldsaneringsvoorstel gedaan inhoudende een aflossing van 4,4% van de totale schuld ter finale kwijting. De (...) bank is akkoord gegaan met dit voorstel, maar niet alle schuldeisers gaan akkoord. Gelet op bovenstaande acht ik het aannemelijk dat verzoeker op geen enkele wijze baat heeft bij de storting van f 897 op het (...)-bankrekeningnummer, welke vorm van schuldsanering er ook tot stand komt. Indien echter dit bedrag alsnog ter beschikking van verzoeker komt, kan hij dit bedrag gebruiken voor zijn schuldsanering."2. In reactie op bovenstaande berichtte de Staatssecretaris op 31 maart 1999 onder meer het volgende:"U merkt op dat indien de teruggave alsnog ter beschikking van verzoeker komt, dit bedrag gebruikt kan worden voor zijn schuldsanering. Naar mijn oordeel is verzoeker gebaat bij de storting van ƒ 897,-, omdat dit bedrag gebruikt wordt voor zijn schuldsanering. De vordering van de bank is in ieder geval met het betreffende bedrag verminderd. De teruggave is in die zin dan ook aan verzoeker ten goede gekomen. Volledigheidshalve verwijs ik naar rapportnr. 17538 en 22135 (bedoeld wordt: rapporten 95/74 en 96/417; N.o.) waarin door u in soortgelijke gevallen geoordeeld werd dat de teruggaven, nadat zij door de Belastingdienst op een verkeerde rekening waren overgemaakt, ten goede waren gekomen aan de betrokkene omdat de vordering van de bank door de teruggave verminderd werd. Omdat de teruggave aan verzoeker ten goede is gekomen behoeft er naar mijn oordeel niet opnieuw te worden uitbetaald. Aangezien verzoeker niet over het teruggestorte bedrag heeft kunnen beschikken op dezelfde wijze als wanneer het bedrag zou zijn gestort op de rekening die hij had aangegeven, ben ik bereid de uit de verkeerde betaling voortvloeiende schade te vergoeden. Indien verzoeker gemotiveerd en gespecificeerd aangeeft welke schade hij door de verkeerde betaling heeft geleden, zullen deze kosten voor zover zij redelijk zijn voor vergoeding in aanmerking komen."3. Ter toelichting op bovenstaande deelde een medewerker van de Staatssecretaris nog mee dat het gestorte bedrag is gebruikt voor schuldsanering bij de bank, waardoor het opnieuw betalen van het volledige bedrag niet aan de orde is.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Particulieren Rotterdam (hierna: de Belastingdienst) weigert de teruggave inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997 voor verzoeker alsnog over te maken op het door hem gewenste rekeningnummer (rekeningnummer Y). De Belastingdienst had op of omstreeks 12 juni 1998 een teruggave ad f 897 op het door verzoeker niet gewenste rekeningnummer X gestort, ondanks het feit dat verzoeker intussen al tot drie keer toe dit nummer rechtsgeldig voor teruggaaf had uitgesloten (via zijn bezwaar tegen de uitbetaling van de belastingteruggaaf over 1995 en door correctie van de aangiftebiljetten over 1996 respectievelijk 1997). Tevens had de Belastingdienst al op 18 juli 1996 toegezegd dat rekeningnummer X uit de administratie zou worden verwijderd.2. De Belastingdienst stelde in zijn reactie op de klacht dat vaststaat dat verzoeker de teruggaaf heeft ontvangen (op een rekeningnummer dat op zijn naam staat). De betreffende bank is niet bereid om het bedrag terug te storten, omdat de teruggaaf in mindering is gebracht op het negatieve saldo van die rekening. Daarom zal de Belastingdienst niet opnieuw tot uitbetaling overgaan. Daarnaar gevraagd, deelde de Staatssecretaris van Financi n mee dat de door de Nationale ombudsman verstrekte gegevens voor hem geen reden zijn om over te gaan tot schadevergoeding, omdat de teruggave aan verzoeker ten goede is gekomen. Indien verzoeker gemotiveerd en gespecificeerd zou aangeven welke schade hij door de verkeerde betaling had geleden, zouden deze kosten, voor zover zij redelijk zijn, voor vergoeding in aanmerking komen, aldus de Staatssecretaris.3. Door zijn bezwaar tegen de wijze van uitbetaling van de teruggaaf over 1995 en zijn correctie van de aangiftebiljetten over 1996 en 1997 op het punt van het vermelde rekeningnummer, heeft verzoeker aangegeven dat de Belastingdienst een eventuele teruggave niet meer diende te storten op rekeningnummer X. Het betreft hier verklaringen als bedoeld in artikel 3:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat houdt in dat verzoeker tot drie keer toe de betaling van teruggaven op zijn oude rekeningnummer rechtsgeldig heeft uitgesloten als bedoeld in artikel 6:114, eerste lid BW (zie achtergrond, onder 1.). Het rechtsgeldig uitsluiten van betaling van de teruggaaf op een ander rekeningnummer dan het door verzoeker aan de Belastingdienst opgegeven rekeningnummer Y houdt voorts in dat verzoeker niet kan worden tegengeworpen dat rekeningnummer X nog op zijn naam staat.4. De Belastingdienst heeft, ondanks drie achtereenvolgende verzoeken daartoe, de teruggave 1997 niet gestort op rekeningnummer Y, maar op nummer X. Nu verzoeker betaling op rekeningnummer X rechtsgeldig had uitgesloten, heeft de Belastingdienst niet rechtsgeldig betaald door niettemin de teruggave 1997 te storten op rekeningnummer X. Het is alleszins begrijpelijk dat verzoeker de Belastingdienst heeft verzocht om de bewuste teruggave alsnog te storten op rekeningnummer Y. Immers, rekeningnummer X heeft een negatief saldo. In zoverre is de teruggave 1997 niet ter beschikking gekomen van verzoeker. Voor de beoordeling van de weigering van de Belastingdienst om de teruggave alsnog over te maken op rekeningnummer Y is allereerst het volgende van belang.5. Verzoeker verkeert in een moeilijke financi le situatie. Hij heeft een bijstandsuitkering en een schuld van ruim f 83.000. Het negatieve saldo op rekeningnummer X bedraagt ongeveer f 23.000. Verzoeker probeert al enige jaren om van zijn schulden af te komen. Naar zijn zeggen, had hij de teruggave 1997 bestemd voor dit doel. Pas sinds enkele maanden heeft verzoeker enige afloscapaciteit, zodat er een mogelijkheid is tot schuldsanering. In dat kader heeft een tussenpersoon namens verzoeker op 18 november 1998 aan de schuldeisers van verzoeker een schuldsaneringsvoorstel gedaan. Dit voorstel houdt een aflossing in van 4,4% van de totale schuld, ter finale kwijting. Onder anderen de bank waarbij rekening X loopt, is al akkoord gegaan met het voorstel. Wanneer de voorgestelde schuldsanering doorgang zou vinden, zal dat erin resulteren dat verzoeker zijn gezamenlijke crediteuren een bedrag van f 3652 moeten betalen (4,4% van f 83.000). Het is in dat perspectief bezien duidelijk dat de teruggave van f 897 voor verzoeker van groot belang is. Immers, deze teruggave vormt ongeveer 25% van het genoemde bedrag van f 3652. In zoverre heeft verzoeker er een direct belang bij dat die teruggave te zijner beschikking staat.6. Wanneer de teruggave niet zou zijn overgemaakt op rekeningnummer X, en de bank vervolgens zou hebben ingestemd met de schuldsanering, zou dat hebben geresulteerd in een betaling door verzoeker aan de bank van f 1012 (4,4% van de schuld aan de bank van – ongeveer – f 23.000). Nu echter de teruggave wel is overgemaakt op rekeningnummer X, is de schuld aan de bank verminderd tot f 22.103 (namelijk f 23.000 – f 897). Eventuele schuldsanering zou leiden tot een betaling van f 972,50 (4,4% van f 22.103). In die situatie betekent de overmaking naar rekeningnummer X dat het bedrag van de aflossing door verzoeker van zijn schuld aan de bank f 39,50 (namelijk het verschil tussen f 1012 en f 972,50) lager zou zijn dan het geval zou zijn geweest als de teruggave niet was overgemaakt naar rekeningnummer X. Zo bezien, zou verzoeker in het geval van de voorgestelde schuldsanering met de betaling van de teruggave op rekeningnummer X maar voor een zeer beperkt deel van de totale teruggave van f 897 gebaat zijn.7. Op dit moment valt nog niet te voorzien of de schuldsanering daadwerkelijk zal plaatsvinden. Daardoor is nog niet duidelijk of verzoeker gebaat zal zijn met het onder 6. genoemde bedrag van f 39,50. Dit mag echter niet betekenen dat de Belastingdienst vooralsnog zou kunnen volharden in zijn afwijzende standpunt. Daartoe is het volgende van belang. Verzoeker heeft tot drie keer toe de Belastingdienst opgave gedaan van het rekeningnummer (Y) waarop toekomstige teruggaven dienden te worden gestort. Hij mocht verwachten dat al zijn eerste melding effect zou hebben, zeker ook toen deze werd gevolgd door de toezegging van 16 juli 1996 dat rekeningnummer X uit de administratie werd verwijderd. Niettemin ontving verzoeker vervolgens een aangiftebiljet over 1996 waarop nog steeds rekeningnummer X stond. Ook correctie van dit rekeningnummer mocht niet baten: de teruggave over 1996 van ongeveer f 60 werd overgemaakt op rekeningnummer X (waarop ook destijds al een negatief saldo stond). Vervolgens stond rekeningnummer X ook weer vermeld op het aangiftebiljet 1997, waarop verzoeker wederom – en opnieuw tevergeefs - dit nummer corrigeerde. Alles bijeen heeft verzoeker bij herhaling gedaan wat nodig was om zijn rekeningnummer rechtsgeldig te wijzigen. De Belastingdienst heeft dat bij herhaling genegeerd. Waar nooit geheel valt uit te sluiten dat een keer een fout wordt gemaakt, geeft juist ook de herhaling van fouten reden voor een ernstig verwijt jegens de Belastingdienst. Het mag niet zo zijn dat deze herhaalde tekortkomingen, behalve een mogelijk excuus, op generlei wijze gevolgen hebben voor de Belastingdienst, en dat het nadeel dat voortvloeit uit de gemaakte fouten volledig wordt afgewenteld op verzoeker. Dat nadeel bestaat in het feit dat verzoeker de beschikkingsvrijheid is ontnomen over het bedrag dat hem toekwam, met de in het voorgaande behandelde (mogelijke) gevolgen van dien. Het argument van de Belastingdienst daartegenover dat de teruggave aan verzoeker ten goede is gekomen, is, geplaatst in de context van alle omstandigheden van deze zaak, van onvoldoende gewicht om te kunnen rechtvaardigen dat de Belastingdienst afziet van herstel van de – bij herhaling - gemaakte fout, door alsnog de teruggave over te maken op rekeningnummer Y. In redelijkheid kon een dergelijk herstel niet worden geweigerd, ook al kan verzoeker de teruggave op rekeningnummer X als gevolg van het negatieve saldo op die rekening niet terugstorten. Daarmee is de onderzochte gedraging niet behoorlijk. Het voorgaande geeft reden tot een aanbeveling. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Particulieren Rotterdam, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, is gegrond. AANBEVELING De Staatssecretaris van Financi n wordt in overweging gegeven het ertoe te leiden dat verzoeker alsnog de teruggave 1997 ontvangt op rekeningnummer Y, eventueel verminderd of te verminderen met een voordeel dat als gevolg van de voorgestelde schuldsanering zou resulteren uit de eerdere overmaking op rekeningnummer X.

Instantie: Belastingdienst/Particulieren Rotterdam

Klacht:

Weigert teruggave inkomstenbelasting alsnog over te maken op gewenst rekeningnummer.

Oordeel:

Gegrond