1999/179

Rapport
Op 6 mei 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te X., met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Groningen. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Groningen (de burgemeester van Groningen), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Groningen op 31 december 1997 en twee maal op 1 januari 1998 onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van zijn meldingen van vernieling van heesters en overlast van jongeren tijdens de jaarwisseling. In het bijzonder klaagt hij erover dat de politie toen geen proces-verbaal heeft opgemaakt van de vernieling en de overlast.

Achtergrond

Artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verplicht onder meer politieambtenaren ten spoedigste proces-verbaal op te maken van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. In zijn arrest van 19 december 1995, NJ 1996/249, heeft de Hoge Raad aangegeven dat artikel 152 Sv slechts ziet op het door het Wetboek van Strafvordering bestreken opsporingsonderzoek, zodat deze bepaling niet van toepassing is op de pro-actieve fase. Met de pro-actieve fase wordt bedoeld het onderzoek waarin door opsporingsambtenaren met het oog op een mogelijk opsporingsonderzoek informatie wordt vergaard terwijl er nog geen sprake is van een verdenking van een strafbaar feit. Hoewel artikel 152 Sv niet van toepassing is op de pro-actieve fase en ook overigens een wettelijke voorziening omtrent verslaglegging van de verrichtingen en bevindingen van opsporingsambtenaren in die onderzoeksfase ontbreekt, zal volgens de Hoge Raad al naar gelang de aard en omvang van het in die fase verrichte onderzoek verslaglegging in enigerlei vorm evenwel niet achterwege mogen blijven.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Groningen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Geen van hen maakte van deze gelegenheid gebruik. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Groningen over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Verzoeker werd tijdens het onderzoek een aantal specifieke vragen gesteld. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Zij deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Op 3 januari 1998 schreef verzoeker een brief aan de burgemeester van Vlagtwedde, in welke gemeente verzoekers woonplaats X is gelegen. In de brief deelde verzoeker mee dat hij en zijn echtgenote tot drie maal toe waren geterroriseerd door een groep jongeren uit X. Verzoeker gaf in de brief een overzicht van zijn ervaringen. De eerste ervaringen die verzoeker beschreef, hadden bestaan uit getreiter en provocaties door jongeren uit het dorp op eerste Paasdag 1996. Een naaste buur, mevrouw K., had hem en zijn echtgenote in een kwaad daglicht gesteld en enkele jongeren opgehitst, aldus verzoeker. Verzoeker deelde mee dat hij in dit geval alle lof had voor de betrokken politieambtenaren die naar aanleiding van verzoekers melding waren verschenen. De tweede gebeurtenis waarover verzoeker schreef vond plaats op oudejaarsavond 31 december 1996. Verzoeker deelde mee dat een groep jongeren zijn huis met vuurwerk had bekogeld en zich schuldig had gemaakt aan diefstal. De derde ervaring die verzoeker beschreef betrof de gebeurtenissen van oudejaarsavond 31 december 1997 en nieuwjaarsdag 1 januari 1998. Over die gebeurtenissen deelde verzoeker het volgende mee:"Oudejaarsavond 31 december 1997. Werkelijk de gehele avond en nacht werden we op een afgrijselijke manier geprovoceerd door wederom een 15 tot 20-tal opgeschoten jongelui die ons belaagden met vuurwerk tegen de ramen te gooien en onze heesters in de tuin te vernielen door afval in onze tuin te werpen waaronder een deel van een schutting, een grote deur, een tuinbank, een zware balk en een putdeksel. Ook nu durfden we niet naar bed en kwamen nu de gehele nacht niet aan slapen toe. Ook deze keer werd de politie gewaarschuwd die met twee man sterk ten tonele verschijnt en ook nu werd weer geen proces-verbaal opgemaakt of mij een verklaring afgenomen. Ik heb toen aan hun gevraagd de jongelui die nog in het gezicht waren tot de orde te roepen zodat we voor verdere overlast zouden worden gespaard. Er werd ons toen door een van hen toegevoegd dat ze het aan hun collega's zouden doorgeven. Het is mij niet bekend of ze aan ons verzoek gehoor hebben gegeven maar hoe dan ook een uur later was het rapalje weer rondom ons huis en begon het vreselijk getreiter in de vorm van vuurwerk tegen de ramen gooien weer opnieuw. Nieuwjaarsdag kwamen 's morgens twee agenten poolshoogte nemen. De reden daarvan werd mij niet medegedeeld en ook nu werd geen proces-verbaal opgemaakt en werden we aan ons lot overgelaten. En weer zouden deze mannen de zaak aan hun collega's doorgeven. Wanhopig omdat er absoluut een einde moet komen aan deze marteling en wij ons volkomen in de steek gelaten voelden door de politie heb ik op de ravage in onze tuin een papier geplakt om de fam. K. te bewegen met ons een gesprek aan te gaan. Op het papier werd door mij vermeld dat de ravage door toedoen van de Fam. K. had kunnen gebeuren. Een gesprek heeft echter tot op heden nog niet plaatsgevonden. Aangezien wij nimmer problemen of ongenoegen hebben gehad met wie dan ook in X kan niet worden ontkent dat het ophitsen van de jongens in de buurt werd doorverteld aan de raddraaiers elders in het dorp die ons het leven zuur maken. Later op de morgen verschenen weer twee agenten die waarschijnlijk op verzoek van de fam. K. ons sommeerden het papier uit de voortuin te verwijderen. Hetgeen ook geschiedde. De woordvoerder van de twee had geen enkel oog voor onze problemen, beschouwde ons kennelijk ook als een "buitenlander" en deed ons het stompzinnige idee aan de hand onze treiteraars en vernielers van onze tuin maar een flesje bier aan te bieden dan werden we wel vrienden! Ik heb hem toen gevraagd of hij niet vond dat de politie tot taak had deze zaak op te lossen en een onderzoek in te stellen naar de identiteit van de daders, waarop ik geen antwoord heb gekregen. Wederom geen proces-verbaal of verklaring met weer de mededeling dat ze het zouden doorgeven aan de wijkagent die tussen ons en de fam. K. een gesprek zou trachten te realiseren. We zijn natuurlijk verschrikkelijk graag bereid om medewerking te verlenen aan elke poging om een einde te maken aan deze verschrikking maar achten het daarnaast absoluut noodzakelijk dat de politie Mevr. K. terecht wijst en de daders worden opgespoord opdat ze hun gerechte straf niet ontlopen en we volgend jaar weer voor dezelfde problemen zitten. Het spijt me U te moeten lastig vallen met deze affaire maar aangezien ons vertrouwen in de politie danig is geslonken noopt dit mij U als hoofd van de politie te verzoeken de regiopolitie op te dragen proces-verbaal op te maken waarbij ik door mij afgelegde verklaringen kan ondertekenen alsmede dat de politie zo snel mogelijk de daders achterhaalt hetgeen mij helemaal niet moeilijk lijkt aangezien de knapen die de eerder afgelegde verklaringen omtrent het ophitsen hebben prijsgegeven absoluut zeker bekend zijn met de namen van de hoofddaders. Ook de zoon van de Fam. K. hebben we de afgelopen oudejaarsavond weer kunnen waarnemen tijdens de ongeregeldheden zodat het zeker de moeite waard is deze jongeman, die zeer waarschijnlijk de hoofdrol speelt bij het doorgeven van voor ons zo fatale informatie aan jongens elders in X, een verhoor wordt afgenomen."2. Verzoekers brief van 3 januari 1998 werd conform de klachtenregeling van het regionale politiekorps Groningen in behandeling genomen als klacht. In dat kader werd de chef van het district Oost van het regionale politiekorps Groningen verzocht om te bemiddelen in deze kwestie. Dit resulteerde in een gesprek tussen politieambtenaar Ko. en verzoeker op 20 april 1998. Op 23 april 1998 sprak Ko. met mevrouw K. en met verzoekers echtgenote. Naar aanleiding daarvan deelde de burgemeester van Vlagtwedde verzoeker bij brief van 23 april 1998 onder meer mee dat Ko. hem had laten weten dat verzoeker had ingestemd met afdoening van de klacht door bemiddeling.3. Bij brief van 25 april 1998 deelde verzoeker de burgemeester van Vlagtwedde onder meer mee dat hij bemiddeling geen bevredigende manier vond om de zaak op te lossen. Verder schreef hij, voor zover van belang:"Tijdens ons onderhoud op 20/4 j.l. (tussen verzoeker en politieambtenaar Ko.; N.o.) heb ik de insp. Ko. dan ook nogmaals duidelijk te verstaan gegeven dat ik er op stond a. dat mevr. K., die de oorzaak is van alle ellende, door de politie erop moet worden gewezen dan wanneer ze volhardt in het ophitsen van de jeugd uit de buurt (hiervan werden door 2 jongens getuigenverklaringen afgelegd) tegen haar rechtsmaatregelen worden getroffen en b. dat de aanstichters van de rellen in de oudejaarsnacht (die bij de politie kennelijk toch bekend zijn) worden gestraft! Insp. Ko. achtte het ook nodig mevr. K. te bezoeken doch vertelde dat de relschoppers niet worden vervolgd maar op de a.s. oudejaarsavond zullen worden voorgehouden dat wanneer ze weer burgers lastig vallen ze zullen worden opgepakt. Wij gingen met deze oplossing met tegenzin akkoord aangezien we reeds voor de 3e keer werden geterroriseerd en ik strafvervolging thans op zijn plaats vind. Voorts deelde insp. Ko. mede dat hij de gemaakte afspraken schriftelijk zou bevestigen en mij ter ondertekening zou voorleggen. Deze toezegging werd door hem herhaald tijdens een volgend onderhoud met mijn vrouw op 23/4 j.l., doch deze schriftelijk bevestiging werd tot op heden nog niet ontvangen en hoe kan insp. Ko. dan aan U mededelen dat ik middels bemiddeling heb ingestemd? (...) Het is duidelijk dat insp. Ko. (...) op slinkse wijze de aandacht probeert af te leiden van het werkelijke probleem en bagatelliseert het plichtverzaken van de politie tot een ordinaire burenruzie. TERWIJL ER HELEMAAL GEEN BURENRUZIE IS!"4. Naar aanleiding van verzoekers brief van 25 april 1998 werd de behandeling van zijn klacht voortgezet. De korpsbeheerder deed de klacht af bij brief van 17 juli 1998. In deze brief deelde hij verzoeker onder meer het volgende mee:"Uw klacht en de terzake opgemaakte rapportage werden voorgelegd aan de onafhankelijke klachtenadviescommissie, die van mening is, dat de politie naar vermogen aandacht heeft geschonken aan deze zaak. De politie heeft ook nog gepoogd om door gesprekken escalatie in deze zaak te voorkomen. Tevens heeft de politie toegezegd de zaak te heropenen als er een verdachte bekend geworden is. Onvoldoende dienstverlening kan de politie in deze zaak dan ook niet verweten worden. Door de aan mij uitgebrachte rapportage en mede gelet op het advies van de onafhankelijke klachtenadviescommissie heb ik besloten Uw klacht ongegrond te verklaren."B. Standpunt verzoekerHet standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht, en staat verder beschreven in verzoekers brieven van 3 januari 1998 (zie hiervoor, onder A.1.) en van 25 april 1998 (zie hiervoor, onder A.3.).2. Op 23 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een afschrift van de brief van 22 juli 1998 van verzoeker aan de korpsbeheerder. In die brief reageerde verzoeker op de afdoeningbrief van de korpsbeheerder (zie hiervoor, onder A.4.). In zijn brief van 22 juli 1998 deelde verzoeker onder meer het volgende mee:"1. T.w. Insp. Ko. loog door de burgemeester mede te delen dat ik zou hebben ingestemd met zijn manier van bemiddelen. Na 3 oudejaarsnachten te zijn geterroriseerd, bestolen en gedupeerd door vernielingen wilde ik (hart- en suikerpati nt) dat de daders nu werden gestraft.2. De plaatselijke politie loog door te doen voorkomen dat er geen verdachten bekend zouden zijn. Met bekende relschoppers gaat de politie namelijk de komende oudejaarsnacht om de tafel zitten om het schorem te vertellen dat ze nu toch de burgers niet meer mogen lastig vallen. (...)4. Ondanks het feit dat we met Insp. Ko. overeenkwamen dat een vrouw in de buurt, die de relschoppers ophitst, aan te zeggen dat wanneer ze hierin volhardt de politie tegen haar zal optreden, de Insp. dit niet heeft gedaan.5. Insp. Ko. zijn belofte t.w. dat hij de gemaakte afspraken schriftelijk zou bevestigen niet is nagekomen, waarschijnlijk met de angst dat ik tegen zijn broddelwerk zeker protest zou aantekenen. 6.- de plaatselijke politie ons tijdens de laatste oudejaarsnacht volledig in de steek liet. Degene die beweert dat dit niet zo is, liegt dat het gedrukt staat. Er werd geen enkele maatregel getroffen tegen de relschoppers."C. Standpunt korpsbeheerder1. In zijn reactie op de klacht verwees de beheerder van het regionale politiekorps Groningen naar zijn brief van 17 juli 1998 aan verzoeker (zie hiervoor, onder A.4.).2. De korpsbeheerder verwees voorts ter informatie naar een rapport van 14 mei 1998 van ambtenaar Ko. van het regionale politiekorps Groningen over de afhandeling van de door verzoeker bij de burgemeester van Vlagtwedde ingediende klacht. Dit rapport luidt als volgt:"Naar aanleiding van (...) een klacht van S. (verzoeker; N.o.) (...), bericht ik U het volgende. De klacht was gericht tegen een zekere mevr. K., wonende te X, welke mevrouw de jeugd zou ophitsen tegen de fam. S. en welke mede de oorzaak zou zijn van plagerijen tijdens de jaarwisseling van 1997 – 1998. Tevens was de klacht gericht tegen de Regiopolitie Groningen, omdat er geen proces-verbaal was opgemaakt tegen de jongens, welke op oudejaarsnacht spullen in de tuin van de fam. S. hadden gedeponeerd, waardoor de gehele tuin zou zijn vernield. De toegezegde komst van een wijkagent zou tevens niet zijn gerealiseerd. (...) heb ik op maandag 20 april 1998 te 13.30 uur een onderhoud gehad met dhr. S.. is volgens zijn verklaring het mikpunt van de plagerijen van de jongeren in de omgeving. Daarom waren er in zijn tuin ook vernielingen aangericht en spullen gedeponeerd. In de plaats X wordt er tijdens de oudejaarsnacht vaak "gesleept" met spullen, die niet goed zijn opgeborgen.. verdenkt mevr. K. (...) van het aanzetten van haar eigen zoon en vrienden, om S. te treiteren en te plagen. Wat de vernielingen betreft, die bij de fam. S. zijn gepleegd en verder in het dorp X, hiervan zijn geen concrete aanwijzingen betreffende de daders voorhanden. Ik heb dhr. S. toegezegd, wanneer de eventuele daders van verschillende vernielingen bekend worden, een proces-verbaal tegen hen op te laten maken. Tevens heb ik dhr. S. de toezegging gedaan, met de groep jeugdigen van het dorp X voor de komende jaarwisseling een bijeenkomst te beleggen, waarin het toelaatbare en het ontoelaatbare in de oudejaarsnacht door mij zou worden aangegeven. Tevens heb ik dhr. S. toegezegd, te gaan bemiddelen in de problemen tussen hem en mevr. K. S. gaf te kennen, dit gaarne te accepteren en graag weer op goede voet met de fam. K. verder wilde gaan. (...) Op donderdag 23 april 1998 te 10.00 uur heb ik vervolgens gesproken met genoemde mevr. K. wonende (...) te X. Nadat ik haar voor zover noodzakelijk had ingelicht, betreffende de bemiddeling tussen haar en de fam. S. deelde zij mij mede, dat zij graag een goede verstandhouding met de fam. S. wilde, doch dat zij de fam. S. niet weer over de vloer willen hebben. Elkaar op straat groeten, daar was zij voorstandster van, doch ieder verder zijn eigen weg gaan. De oorzaak hiervan is mede, het ophangen van een geschrift aan de in de tuin van S. gedeponeerde spullen, waarop stond vermeld, dat de ravage door toedoen van de fam. K. kon worden gerealiseerd. De mening van mevr. K. over dhr. S. is duidelijk: De man heeft overal last van en kan met niemand overweg. Mevr. K. verklaarde mij ook nog, dat zij haar zoon nadrukkelijk heeft gezegd, uit de buurt te blijven van de fam. S. en daar geen acties te ondernemen. Nadat ik met mevr. K. had gesproken, heb ik aan mevr. S. te 11.20 uur medegedeeld, dat het tussen de beide families geen vriendenkring kon worden, maar dat men elkaar wel weer wilde groeten en verder ieder het zijne. Ter afdoening van een en ander zou ik bij de fam. S. nog een ondertekening verzoeken van een opgestelde brief. Dit is niet gerealiseerd, daar de heer S. inmiddels weer een tweetal nieuwe klachtbrieven heeft verzonden. De heer S. verklaarde mij, dat zij worden gezien als "buitenlanders" in het dorp X. Dit is niet het geval, maar naar mijn mening zijn zij wel buitenstaanders. Nieuwe problemen bij de komende jaarwisseling 1998 - 1999 zijn zeker niet uit te sluiten."D. Nadere informatie1. De klachtenco rdinator van het regionale politiekorps Groningen stuurde, daar om verzocht, namens de korpsbeheerder een aanvullend rapport van politieambtenaar Ko., alsmede, als bijlage bij dat rapport, afschriften van een aantal mutaties die op de zaak betrekking hebben.2. Het (ongedateerde) rapport van politieambtenaar Ko. luidt onder meer:"Naar aanleiding van voornoemd onderwerp is door mij een nader onderzoek ingesteld naar de personeelscapaciteit op het tijdstip van de meldingen betreffende genoemde S. te X. Mij is het volgende gebleken. Op 31 december 1997 werd te 23.09 uur een prioriteit 2 melding ontvangen van de fam. S. Op genoemde datum en tijdstip was de beschikbare personeelscapaciteit 9 politiemensen. Er waren vier surveillancewagens bezet met elk twee personen, terwijl het bureau was bezet door 1 dagco rdinator. Deze 4 surveillancewagens werden ingezet voor het gehele gebied van de gemeenten Stadskanaal en Vlagtwedde. Van 24.00 tot 07.00 uur werd nog een vijfde wagen toegevoegd aan de capaciteit. De uitgegeven melding prioriteit 2 bleek bij nader inzien door de na 18 minuten ter plaatse gekomen collega's erg mee te vallen en de eventuele verdere inzet hieromtrent werd dan ook uitgesteld. Bleek derhalve een prioriteit 3 te zijn geweest. Op 1 januari 1998 werd te 10.35 uur een melding prioriteit 3 uitgegeven betreffende een verdwenen putdeksel in de (...) te X. Na 7 minuten was de eenheid ter plaatse en heeft men ook gesproken met de heer S. betreffende de vernielingen, welke aan zijn tuin zouden zijn aangericht. Dit werd door de collega's ter plaatste niet geconstateerd en er werd geen actie verder ondernomen. Op 1 januari 1998 werd te 13.53 een melding prioriteit 3 uitgegeven betreffende burenproblemen tussen de fam. S. en K. aan de (...) te X. Nadat de eenheid te 14.40 uur ter plaatse was gekomen, werd met melder afgesproken, dat er gesprekken tussen de wijkagent en de beide families zouden plaatsvinden (bemiddeling). Uit vorenstaande moge blijken, dat op alle meldingen is gereageerd en dat collega's ter plaatse zijn geweest. De eerste melding heeft een inzet van 18 minuten opgeleverd, de tweede en derde melding zijn kort afgehandeld. Een inzicht in de bijgevoegde mutaties betreffende 31 december 1997 en 1 januari 1998 zal duidelijk aangeven, dat er in deze oudejaarsnacht overal veel inzet is geweest, brandjes, vuurwerk-overlast, vernielingen, rijden onder invloed, vernielingen op het Verwijdercentrum, verkeersongevallen met en zonder letsel. Veel zaken met een veel hogere prioriteit dan de gemelde problemen bij de fam. S. In X zijn wel veel vernielingen aangericht, doch de daders hiervan zijn niet bekend geworden. Zodoende kan ook geen proces-verbaal worden opgemaakt. Wat betreft de meldingen zij nog het volgende opgemerkt:Prioriteit 1 is een melding, welk beslist niet kan worden uitgesteld, levensbedreigend kan zijn en eventueel met optische en geluidssignalen kan worden gereden. Onmiddellijk inzet. Prioriteit 2 is een melding waarop wel zo snel mogelijk inzet op moet volgen, doch welke niet levensbedreigend is en binnen een redelijke termijn van tot 1 uur inzet volgt. Prioriteit 3 is een melding, welk uitstelbaar is en door lokale zorg is af te handelen."3. De bij het rapport van politieambtenaar Ko. gevoegde mutaties luiden, voor zover van belang:3.1. "97-695319                                           Melding met rapportage 23:09 31-DEC-97 gemuteerd op: 23:10 31-DEC-97 (...) overige overlast                           Prioriteit: 2 (...) loc.: X (...) Melder: MEVR. S. Vrije tekst: 10 jongeren die de hele tuin op z'n kop zetten en alles vernielen, bewoners zijn in de 70 Reden status: ter plaatse afgedaan (...) Tijd opdracht: 23:20 Tijd ter plaatse: 23:38 Tijd vervolg: 23:47" 3.2. "97-695319                                           Melding met rapportage 23:09 31-DEC-97 gemuteerd op: 05:43 01-JAN-98 Overige overlast (...) loc.: X (...)1. betrokkene: S. (...) Deelde S. aan ons mede dat hij veel last had van de jeugd te Se. Ze waren a-sociaal en crimineel. De tuin zou zijn verbouwd. Ter plaatse gekomen bleek er een tuinbank en een stuk hout in de tuin te liggen. Al met al viel dit ontzettend mee. Echte vernielingen werden door ons op dat moment ook niet geconstateerd. S. heeft in het verleden wel eens moeilijkheden gehad met de jeugd in X en heeft daarbij destijds enig fysiek geweld gebruikt. S. wilde volgens zijn zeggen dolgraag met de jeugd om de tafel. Hem uitgelegd dat hij dit evt. via de chr. jongerenclub te Se. kan doen. Zaak afgedaan." 3.3. "98-600431                                           Melding met rapportage 10:16 01-JAN-98 gemuteerd op: 10:18 01-JAN-98 (...) defect straatmeubil.                       Prioriteit: 3 (...) loc.: X (...) Melder: NN Vrije tekst: putdeksel uit de rijbaan gehaald. Men had hem afgedicht met een kuist, echter deze is nu ook verdwenen. Levert gevaar op. (...) Reden status: ter plaatse afgedaan (...) Tijd opdracht: 10:35 Tijd ter plaatse: 10:42 Tijd vervolg: 10:42" 3.4. "98-600431                                           Melding met rapportage 10:16 01-JAN-98          gemuteerd op: 11:10 01-JAN-98 defect straatmeubil. (...) loc.: X (...) In het wegdek werd een putdeksel vermist. Rapp. vonden hem verderop in de straat en hebben hem terug geplaatst. De bewoner waar de deksel lag beklaagde zich over het feit dat de jeugd een tuinbank en een oude deur in zijn voortuin had geplaatst. Hij wilde aangifte doen van vernieling van zijn tuin. Er was echter niets vernield. Daarna wilde hij eventueel aangifte doen van geestelijke kwelling omdat hij de hele nacht in de weer was geweest. Man ligt kennelijk niet goed bij de jeugd." 3.5. "98-600478                                           Melding met rapportage 13:20 01-JAN-98 gemuteerd op 13:21 01-JAN-98 (...) buren/relatieprobl.                        Prioriteit: 3 (...) loc.: X (...) Melder: MEVR. K. (...)            Vrije tekst: mevr. K. heeft ruzie met de buren en verzoekt ass (...) Tijd opdracht: 13:53 Tijd ter plaatse: 14:40 Tijd vervolg: 14:40" 3.6. "98-600478                                           Melding met rapportage 13:20 01-JAN-98 gemuteerd op: 14:46 01-JAN-98 buren/relatieprobl. (...) loc.: X (...)1. betrokkene: S. (...)2. betrokkene: K. (...) "Wederom problemen aan de (...). Afgesproken dat de wijkagent contact opneemt met beide familie's en een gesprek zal hebben met hun. Of de problemen dan ook afgelopen zijn valt echter te betwijfelen."4. Voorts zond de korpsbeheerder afzonderlijk een rapport toe, dat het hoofd van de regionale meldkamer van het regionale politiekorps Groningen op 25 november 1998 had opgesteld naar aanleiding van de door verzoeker bij de Nationale ombudsman ingediende klacht. In het rapport deelde het hoofd onder meer het volgende mee:"Uit informatie van het Bedrijfsprocessensysteem van de regiopolitie Groningen blijkt, dat mevrouw S. (...) op 31 december 1997, te 23.09 uur, telefonisch contact heeft met een medewerkster van de meldkamer, genaamd W.. heeft die avond dienst als telefoniste en heeft in het informatiesysteem van de meldkamer als vrije tekst ingevoerd dat er 10 jongeren de hele tuin van mevrouw S. op de kop zetten en alles vernielen. Verder voegt zij hieraan toe, dat de bewoners in de 70 zijn. Op 25 november 1998 heb ik W. gevraagd of zij zich nog iets kan herinneren van dit gesprek. Zij deelt mij mee, dat zij zich dit niet kan herinneren. Het is een oudejaarsavond en zoals gebruikelijk worden op zo'n avond honderden telefoontjes afgewerkt. Alle binnenkomende telefoontjes worden op de meldkamer opgenomen op een voice-logging systeem en worden ongeveer 2 maanden bewaard. Omdat deze termijn ruimschoots is verstreken is dit gesprek niet terug te luisteren. In het bedrijfsprocessensysteem zie ik verder, dat de melding op deze dag te 23.20 uur via de mobilofoon is uitgegeven aan het personeel van de daar dienstdoende surveillanceauto. Deze is te 23.38 uur ter plaatse. Een rapportage van de ter plaatse uitgevoerde werkzaamheden zijn inmiddels bij u bekend. Ik kan uit vorenstaande concluderen, dat de melding op de voor een oudejaarsnacht gebruikelijke wijze is aangenomen en verwerkt."E. Reactie verzoeker1. In reactie op de hem toegezonden stukken van de korpsbeheerder deelde verzoeker onder meer het volgende mee:"2. De in de rapportering genoemde melding van 1 januari 1998 om 10.35 uur (bedoeld wordt de anonieme melding om 10.16 uur; N.o.) werd niet door ons gedaan. Genoemde putdeksel werd in onze tuin gegooid (..). 3. De melding van 1 januari 1998 om 13.53 uur (bedoeld wordt de melding van mevr. K. om 13.20 uur; N.o.) werd ook niet door ons gedaan doch door een familie K. die bezwaar maakte tegen een papier op de ravage in onze tuin, waarop stond geschreven dat dit had kunnen gebeuren door toedoen van deze familie. K. trekt om de nalatigheid van de politie te verdoezelen deze aangelegenheid volkomen ten onrechte in de sfeer van een burenruzie. Ik beweer met klem dat we nimmer ongenoegen met deze familie hebben gehad! (...) Opmerkingen betreffende de mutaties.1. Mutatie 31 december 1997 om 23.10 n.a.v. onze melding van 23.09 uur. Deze mutatie vermeldt (...) niets maar dan ook helemaal niets over de werkelijk inhoud van onze klacht. Na het aanhoren van onze problemen wordt ons medegedeeld dat onze klacht wordt doorgegeven aan hun collega's (de eerste keer dat deze belofte werd gedaan). Als ik de daders die op hun gemak wegslenteren aanwijs onderneemt de politie geen enkele actie en verdwijnt van het toneel.2. Mutatie 1 januari 1998 om 5.43 (bedoeld wordt de melding van mevrouw S. van 31 december 1997 om 23.09 uur, gemuteerd op 1 januari 1998 om 05.43 uur; N.o.) (niet n.a.v. een melding onzerzijds). Deze mutatie begint bewust al met een totaal verkeerde voorstelling van zaken, namelijk: wij, mijn vrouw en ik, deelde de politie mede overlast te hebben van TUIG en niet van de jeugd in 't algemeen. Deze mutatie geeft dan ook duidelijk blijk van de onwil bij de politie om de vandalen aan te pakken t.w. a. in de mutatie wordt een grove leugen geventileerd door de beweren dat wij zouden hebben gezegd dat onze tuin zou zijn "verbouwd". Hier wordt gesuggereerd dat we vreselijk overdrijven. Bovendien komt iets "verbouwen" in die geest in onze vocabulaire niet voor! b. De politie bagatelliseert de ravage in onze tuin hetgeen ook als leugen moet worden aangemerkt aangezien de politie niemand wijs kan maken dat ze naast een tuinbank en een zware balk niet ook nog een deel van een schutting, een deur (...) en een putdeksel hebben aangetroffen. Door te verklaren dat er geen vernielingen werden aangericht werd de zoveelste leugen onder ambtseed afgelegd. Bloemen en heesters werden vernield door geren in de tuin en door het neergooien van zware voorwerpen. (...) Tevens bevat deze mutatie ook niet mijn dringend verzoek om een proces-verbaal op te maken en de belofte van de politie (dit is de tweede keer) de zaak over te geven aan hun collega's waarmee eigenlijk al bezegeld was dat er weer niets zou gebeuren! (...) 4. Mutatie 1 januari 1998 om 11.10 uur (bedoeld wordt de anonieme melding om 10.16 uur, gemuteerd om 11.10 uur; N.o.) (niet n.a.v. een melding onzerzijds). Waarom vermeldt de politie niet dat deze putdeksel in onze tuin lag? Ze hebben hem er zelf uitgehaald! Ook deze agenten beweren dat er niets vernield was hetgeen kan kloppen omdat er op dat tijdstip niets meer te constateren viel daar ik inmiddels de rommel en de vernielde heesters en planten uit de tuin had verwijderd. Ook nu weer geen enkele rapportering over de werkelijke inhoud van onze klacht en zeer duidelijk bewijst ook deze mutatie dat de politie onze klacht niet serieus neemt en het wezenlijk probleem verdoezelt, dat zondermeer als TERREUR kan worden aangemerkt. De gehele oudejaarsnacht in '97 en '96 werd vuurwerk tegen de ruiten gegooid zodat we niet naar bed durfden, bang dat er nog meer schade zou ontstaan door brand of anderszins! De maker van deze mutatie is een uitgesproken slecht mens doch levert gelukkig nog het bewijs dat ik nogmaals en niet eventueel doch dringend verzocht om een proces-verbaal op te maken, doch ook dit keer worden we gewoon beetgenomen met de belofte (dit voor de derde keer) dat de klacht aan een collega zal worden doorgegeven, nu aan een wijkagent die echter nooit is komen opdagen. (...) 5. Mutatie 1 januari 1998 om 13.21 uur (bedoeld wordt de melding van mevrouw K. om 13.20 uur, gemuteerd om 13.21 uur; N.o.) (niet n.a.v. een melding onzerzijds). Mijn vrouw en ik kunnen met de beste wil van de wereld niet bevroeden waarom mevr. K. die toch voor een groot deel verantwoordelijk is voor de ellende ons overkomen assistentie van de politie verzoekt of het moet zijn dat ze nog steeds ligt te zeuren over het papier op de ravage in onze tuin. 6. Mutatie 1 januari 1998 om 14.46 uur (niet n.a.v. een melding onzerzijds) Zouden bij God niet weten wat er nu weer voor problemen zijn op de (...) en zijn er in ieder geval niet bij betrokken. (bedoeld wordt ook hier de melding van mevrouw K. om 13.20 uur, gemuteerd om 14.46 uur, zie hiervoor, onder D.3.6; N.o.) SLOTCONCLUSIE. Uit de door mij aangedragen feiten en feitelijkheden kan zonder meer worden afgeleid dat er een duidelijke discrepantie bestaat tussen de rapportering in de mutaties en de werkelijkheid als gevolg van het feit dat de aandacht bewust werd afgeleid van de ESSENTIE in deze t.w. het terroriseren van burgers (hetgeen voor mij levensbedreigend is)."2. In reactie op hem gestelde nadere vragen deelde verzoeker onder meer het volgende mee:"1. De mate van vernieling van heesters en planten in onze tuin was van geringe omvang gelukkig. Er werden door mij enige geknakte planten en heesters verwijderd. 2. Uit de mutaties d.d. 1 januari 1998 om 5.43 uur (bedoeld wordt de melding van mevrouw S. op 31 december 1997 om 23.09 uur; N.o.) en d.d. 1 januari 1998 om 11.10 uur (bedoeld wordt de anonieme melding op 1 januari 1998 om 10.16 uur; N.o.) blijkt dat tijdens de bezoeken van de politie die corresponderen met deze mutaties de politiefunctionarissen op de schade werd gewezen. Hun reacties hierop kloppen wel ongeveer met die in deze mutaties zijn vermeld. 3. Een dringend verzoek om een proces-verbaal op te maken van het terroriseren door het TUIG werd voor het eerste gedaan tijdens het bezoek op 1 januari 1998 om 11.10 uur uur (bedoeld wordt het om 10.42 uur afgelegde bezoek van de politie naar aanleiding van de anonieme melding op 1 januari 1998 om 10.16 uur; N.o.) aangezien ons tijdens eerdere bezoeken op 31 december 1997 en 1 januari 1998 de beloften (tot drie keer toe) werden gedaan dat de klacht door collega's zou worden behandeld! Het tweede dringende verzoek werd gericht aan de burgemeester van Vlagtwedde i.c. hoofd van de politie in de aan hem gerichte brief van 3 januari 1998. Bovendien werd in de brief van 25 januari 1998 eveneens aan de burgemeester van Vlagtwedde medegedeeld dat ik volhardde in een strafbaarstelling van de daders, hetgeen natuurlijk inhoudt dat daarvoor een proces-verbaal dient te worden opgemaakt. Ten aanzien van de bewoordingen waarmee de verzoeken om een proces-verbaal op te maken werden gedaan kan ik u meedelen dat ik als ex-personeelsconsulent van het korps Rijkspolitie heel goed weet wat een proces-verbaal is en in dit geval niet is gesproken over een aangifte of notitie of wat dies meer zij en de kern van mijn betoog was dat wij reeds drie jaar lang werden geterroriseerd en thans onverwijld strafvervolging van het TUIG op zijn plaats achtten."

Beoordeling

1. Een groep jongeren, dorpsgenoten van verzoeker, gooide in de nacht van 31 december 1997 op 1 januari 1998 straat- en tuinmeubilair in de tuin van verzoeker, en stak er vuurwerk af. Als gevolg daarvan knakten er takken van heesters af. Daarnaast ondervonden verzoeker en zijn echtgenote overlast van het vuurwerk en van de aanwezigheid van de jongeren in hun tuin.2. Die nacht deed verzoeker bij het regionale politiekorps Groningen, District Oost, melding van vernieling van heesters, en van overlast van jongeren. Twee politieambtenaren brachten daarop een bezoek aan verzoeker. Naar aanleiding van een anonieme melding en een melding van een naaste buur van verzoeker, mevrouw K., op nieuwjaarsdag brachten de politieambtenaren verzoeker nog tweemaal een bezoek. Verzoeker maakte tijdens de drie politiebezoeken telkens melding van vernieling en overlast. 3. Verzoeker klaagt erover dat de politie onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van de meldingen, en in het bijzonder dat de politie geen proces-verbaal heeft opgemaakt. Tijdens het onderzoek gaf verzoeker aan dat hij wilde dat er vervolging zou worden ingesteld en dat de daders zouden worden gestraft. De Nationale ombudsman verstaat verzoekers klacht aldus, dat de politie onvoldoende strafvorderlijk is opgetreden en te veel het accent heeft gelegd op bemiddeling.4. Verzoeker deelde tijdens het onderzoek mee dat hij in het verleden eerder in conflict was gekomen met jongeren uit het dorp, en dat mevrouw K. daarbij een rol had gespeeld in die zin, dat zij de jongeren had opgehitst. Hoewel verzoeker betwist dat er sprake was van een burenruzie, gaf hij tijdens het onderzoek herhaaldelijk blijk van irritatie, boosheid en wantrouwen jegens de jongeren en mevrouw K. De politie maakte eveneens melding van eerdere problemen tussen zowel verzoeker en mevrouw K. als verzoeker en een groep jongeren uit het dorp. De politie kon derhalve naar redelijk inzicht de aan de meldingen ten grondslag liggende gebeurtenis niet als een op zichzelf staand incident beschouwen, maar deze plaatsen in het licht van de onenigheden tussen verzoeker enerzijds en de familie K. en een groep jongeren anderzijds waarvan reeds sinds verscheidene jaren sprake was. 5. Het accent van politieoptreden bij conflicten als in dit geval dient zoveel mogelijk te liggen op preventie, hulpverlening en bemiddeling. Daardoor kan wellicht in een vroeg stadium erger worden voorkomen. Indien het conflict na en ondanks herhaalde bemiddelingspogingen toch escaleert en er sprake is van strafbare feiten, of althans een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van het plegen van strafbare feiten, dan behoort het ook tot de taak van de politie om repressief op te treden en naar aanleiding van een door n van de bij het conflict betrokken partijen gedane aangifte een behoorlijk onderzoek in te stellen. Het proces-verbaal, waarin de aangifte en de resultaten van het naar aanleiding daarvan ingestelde onderzoek behoren te worden neergelegd, wordt dan ingezonden naar het Openbaar Ministerie. Aan de officier van justitie is dan de beslissing of daadwerkelijk tot vervolging zal worden overgegaan.6. Blijkens de door de politie opgemaakte mutaties heeft verzoeker tijdens het tweede politiebezoek weliswaar aangegeven dat hij aangifte wenste te doen, maar in reactie op nadere vragen van de Nationale ombudsman heeft hij laten weten dat niet was gesproken over een aangifte. Verder beaamde verzoeker dat de vernieling van de heesters van geringe omvang was geweest en deelde hij mee dat de politieambtenaren tijdens hun tweede bezoek terecht hadden geconstateerd dat er niets was vernield, omdat hij de rommel al had opgeruimd (zie bevindingen, onder D.3.4. en E.2.). Verder is van belang dat de politie zich, gelet op de hiervoor onder 4. omschreven achtergrond en aard van de meldingen, in redelijkheid terughoudend en bemiddelend heeft kunnen opstellen. Er was voor de politie derhalve geen directe aanleiding om over te gaan tot repressief, strafvorderlijk optreden, zodat zij er in redelijkheid van heeft kunnen afzien om een proces-verbaal op te maken (zie achtergrond). In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk. 7. Uit de informatie die verzoeker en de korpsbeheerder hebben verstrekt, komt verder naar voren dat de politie voldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van de meldingen van verzoeker. De politie is, in overeenstemming met haar eigen prioriteitsstelling (zie bevindigen, onder D.2.), telkens tijdig ter plaatse gekomen en heeft gesprekken gevoerd met verzoeker over zijn problemen. Verder heeft de politie haar bevindingen telkens neergelegd in mutaties. Met het oog op bemiddeling heeft de politie toegezegd de problemen door te geven aan de wijkagent. Afgesproken werd dat er op initiatief van de wijkagent bemiddelingsgesprekken zouden plaatsvinden. In zoverre is de onderzochte gedraging eveneens behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Groningen, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Groningen (de burgemeester van Groningen), is niet gegrond.

Instantie: Regiopolitie Groningen

Klacht:

Onvoldoende actie ondernomen n.a.v. meldingen van vernieling heesters en overlast jongeren tijdens jaarwisseling.

Oordeel:

Niet gegrond