Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel optreden werd ook de hoofdofficier van justitie te 's-Gravenhage over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Op 28 september 1997 was verzoekster als bestuurster van een personenauto betrokken bij een aanrijding in 's-Gravenhage. In dedoor verzoekster bestuurde auto bevonden zich ook haar dochter T., een kennis en een aantal (klein)kinderen. Ter plaatse verschenen twee ambtenaren van het regionale politiekorps Haaglanden alsmede twee ambulances van de GG en GD. Verzoekster en haar dochter T. werden voor verhoor naar het politiebureau gebracht. De overige passagiers van verzoeksters auto werden per ambulance vervoerd naar het Westeinde ziekenhuis en aldaar verhoord. De bestuurder en een passagier van de andere bij de aanrijding betrokken auto, werden per ambulance vervoerd naar het ziekenhuis Leyenburg en aldaar verhoord. Na afloop van het verhoor werden verzoekster en haar dochter T. door de politie naar het Westeinde ziekenhuis gebracht. Op 5 oktober 1997 constateerde de huisarts een gebroken sleutelbeen bij verzoekster.2. Bij brief van 16 maart 1998 diende de Stichting Haags Meld- en Registratiepunt Discriminatiezaken te 's-Gravenhage namens verzoekster bij de korpschef van het regionale politiekorps Haaglanden een klacht in over het optreden van de politie jegens haar op 28 september 1997. Een van de klachten betrof het feit dat de politie onachtzaam was geweest tegenover de uitdrukkelijke wens van verzoekster om medische behandeling direct na de aanrijding. Bij de brief werd een afschrift verstrekt van een beschrijving van de gebeurtenissen van die dag door verzoeksters dochter T. Hierin werd geen melding gemaakt van het verzoek van verzoekster aan de politieambtenaren om medische hulp. Tevens was bijgevoegd een afschrift van een beschrijving door verzoekster zelf van de gebeurtenissen op die dag. Daarin is onder meer het volgende vermeld:"Er arriveren twee ambulances. In de ene gaan M. en kinderen. De andere ambulance vervoert de tegenpartij. Ik klaag over pijn in de borst en schouder. Agent X zegt dat dit komt door de veiligheidsgordel. Hij laat na het ambulancepersoneel er naar te laten kijken. Ik moet in een politiebus mee naar het Politieburo. (...) De politie-vrouw brengt ons met de politie-auto naar het Westeinde ziekenhuis. Daar zijn de andere medepassagiers (M. en de kinderen) ondervraagd. Ik vraag zelf aan de arts naar mijn schouder te kijken. Hij doet dat niet en zegt dat het van de veiligheidsgordel komt."3. Naar aanleiding van de klacht stelde de politie een onderzoek in waarbij de Stichting Haags Meld- en Registratiepunt Discriminatie
zaken te 's-Gravenhage in de gelegenheid werd gesteld de klacht nader toe te lichten. De chef onderdeel Den Haag/Laak-Escamp van het regionale politiekorps Haaglanden handelde de klacht af bij brief van 2 juni 1998. Hij achtte verzoeksters klacht over de onachtzaamheid van de politie met betrekking tot haar wens om medische behandeling, niet gegrond. Hij overwoog daarbij het volgende:"Standaard werkwijze is dat ter plaatse personeel van de GG en GD naar de medische klachten van slachtoffers kijkt. Blijkbaar is door (verzoekster; N.o.) niet of onvoldoende aangegeven dat zij iets mankeerde anders had bedoelde personeel van de GG en GD ook haar direct onderzocht. Pas aan het bureau Soesterbergstraat klaagde (verzoekster; N.o.) over pijn in haar schouder waarop werd geadviseerd alsnog hiernaar bij de EHBO van het ziekenhuis te laten kijken. Er werd haar aangeboden een lift te verzorgen." B. Standpunt van verzoekster 1. Voor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtomschrijving onder
Klacht
.2. Daarnaar gevraagd legde verzoekster verklaringen over van haar dochter T. en de kennis die zich bij haar in de auto had bevonden. De verklaring van T., van 5 juli 1998, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:"...Nadat het ongeluk gebeurd was en mijn moeder pijn had in haar borst vroeg ze aan de agent waarom ze zoveel pijn had, waarop hij antwoordde dat het door de gordel komt. Ze kreeg ook de mededeling dat ze naar het bureau moest om verklaring te geven over dat ongeluk. Zij mocht niet naar het ziekenhuis. Zowel mijn moeder als ik hadden het gevoel dat we op criminelen leken..." De verklaring van de kennis, van 8 juli 1998, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:"...Ik moest samen met mijn zoon, dochter en de dochter van (verzoekster; N.o.) naar het ziekenhuis. (Verzoekster; N.o) moest ondanks een gebroken sleutelbeen mee naar het buro. De politie ontkent dat (verzoekster; N.o.) eerst mee moest naar het buro, terwijl (verzoekster; N.o.) last had van haar sleutelbeen, moest zij toch van de politie mee naar het buro..." C. Standpunt van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden In reactie op de klacht verwees de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden naar de rapportage van het door de politienaar aanleiding van de klacht ingestelde onderzoek. Deze rapportage, gedateerd 22 april 1998, heeft, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:"...Als (verzoekster; N.o.) ter plaatse van de aanrijding pijn in haar borst en schouder had, dan was er door personeel van de GG en GD naar de medische klacht gekeken. Het is een standaardprocedure. (...) Dat (verzoekster; N.o.) klaagt over het feit dat de politie onachtzaam is geweest tegen de uitdrukkelijke wens om medische behandeling na het ongeluk is begrijpelijk. Doch ter plaatse is door klaagster niet om medische behandeling gevraagd, terwijl er twee ambulances aanwezig waren. Aan het bureau tijdens het verhoor (...) kwam de pijn pas naar voren. Daar mevrouw op het punt stond om naar de E.H.B.O. gebracht te worden is er geen GG en GD aan het bureau ontboden..."