1998/590

Rapport
Op 30 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Enschede, met een klacht over een gedraging van de gemeente Enschede. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Enschede toestaat dat er in het Blijdensteinpark in Enschede jaarlijks een circusfestival plaatsvindt. Verzoeker acht dit in strijd met n van de voorwaarden waaronder de gemeenteraad van Enschede in 1957 de schenking van het park heeft geaccepteerd.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de gemeente Enschede verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De gemeente Enschede deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. In het centrum van Enschede ligt het "Blijdensteinpark", een voormalige buitenplaats met daarin gelegen het herenhuis "De Villa". Het park wordt doorsneden door de na de Tweede Wereldoorlog aangelegde Boulevard 1945. In het park werd eind 1996 en eind 1997 het zogenaamde Circusfestival gehouden. In 1998 vindt het festival plaats in de periode van 18 tot en met 29 december in daarvoor opgerichte circustenten, die zijn geplaatst in het noordelijk gelegen deel van het Blijdensteinpark op het terrein gelegen tussen de Villa en de Boulevard 1945.2. Verzoeker – die woont aan de straat grenzend aan de onderzijde van het zuidelijke parkdeel – maakte in 1997 bezwaar tegen het verlenen van een ontheffing geluidhinder door de gemeente Enschede voor de editie 1997 van het festival. Verzoeker klaagde bij brief van 10 maart 1998 bij de gemeente over de handelwijze van de gemeente inzake deze vergunningverlening. Tevens stelde verzoeker daarbij dat het Blijdensteinpark in 1957 aan de gemeente was geschonken door mevrouw J.I. Blijdenstein en dat de gemeenteraad deze schenking bij besluit van 11 juni 1957 had aanvaard. Daarbij was blijkens dit besluit uitdrukkelijk mede aanvaard de volgende voorwaarde voor de schenking:"(...) de gemeente zal de aan haar gelegateerde buitenplaats (...) geheel in stand laten en houden en dezelve uitsluitend bestemmen tot wandelpark, opengesteld voor het publiek, voor zover het niet door de gemeente benodigd is voor aanleg van de boulevard met de daarbij behorende secondaire wegen, (...)"3. Onder aanbieding van verontschuldigingen voor de lange beantwoordingsduur reageerde de gemeente op 23 juni 1998 op de klachtbrief van verzoeker van 10 maart 1998. Daarbij ging de gemeente in op de kwestie over de procedure ontheffing geluidhinder. Ten aanzien van het gebruik van het park in strijd met de door de gemeenteraad in 1957 geaccepteerde voorwaarde verwees de gemeente naar een evaluatie van 25 februari 1998, waarbij verzoeker ook betrokken zou zijn geweest.4. Verzoeker liet de gemeente Enschede op 6 juli 1998 onder meer weten dat de kwestie rond het gebruik van het park in relatie tot de door de gemeenteraad in 1957 geaccepteerde voorwaarde niet aan de orde was geweest bij de evaluatie omdat hij pas op 5 maart 1998 – en derhalve n afloop van de evaluatie van 25 februari 1998 - in het bezit was gekomen van een afschrift van het betreffende raadsbesluit. Hij achtte de handelwijze van de gemeente op dit punt niet democratisch. Hij vroeg de gemeente om alsnog op dit gedeelte van zijn klacht in te gaan.5. De gemeente reageerde op 24 juli 1998 op verzoekers brief van 6 juli 1998. Het gebruik van het park voor een ander doel dan bij raadsbesluit gedane belofte achtte de gemeente niet ondemocratisch. Op 14 november 1995 was het gemeentebestuur met het organisatiebureau van het circusfestival een overeenkomst aangegaan. Deze hield in dat voor een periode van drie jaar een terrein, te weten de groenstrook bij de Villa aan de Boulevard 1945 beschikbaar werd gesteld voor het houden van een circusfestival in de maanden december/januari. De gemeente besloot haar brief vervolgens met de opmerking dat het gemeentebestuur – naar zij mocht aannemen - een mede door verzoeker via democratische weg gekozen orgaan is. Daarop diende verzoeker zijn klacht in bij de Nationale ombudsman.

B. Standpunt verzoeker Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder

Klacht

. In zijn verzoekschrift merkte verzoeker voorts op dat blijkens het antwoord van de gemeente van 24 juli 1998 niet werd ontkend dat het park werd gebruikt "voor een ander doel dan bij raadsbesluit gedane belofte". Verzoeker gaf aan dat het toch niet zo kon zijn dat een gemeentebestuur een besluit en een belofte van een geheel democratisch gekozen gemeenteraad zonder meer negeerde. Dan zouden zo’n besluit en zo’n belofte nog minder waard zijn dan het papier waarop het was geschreven. Verzoeker bleef bij zijn mening dat het festival of een soortgelijk evenement niet mocht plaatsvinden in het Blijdensteinpark.C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente EnschedeIn reactie op de klacht liet het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede het volgende weten:" (...) Door de gemeente Enschede wordt sinds 1996 aan de firma (...) een terrein, gelegen bij "De Villa" tegenover het Blijdensteinpark beschikbaar gesteld als locatie voor het Circusfestival. Deze locatie (gelegen nabij het centrum van de stad) is voor het festival van grote waarde in verband met de verdere vestiging van de naam van het festival en de benodigde uitstraling van het evenement voor de sponsoren. Uit onderzoek is gebleken dat er in het centrum van Enschede geen bruikbare alternatieve locaties zijn. Er hebben zich rondom de twee nu gehouden festivals enkele problemen voorgedaan:1.       In het eerste jaar zijn er problemen met het terrein zelf geweest, welke te wijten waren aan de extreme weersomstandigheden: na afloop van het festival was de ondergrond door het gebruik alsmede het af en aan rijden van machines bij de op- en afbouw voor langere tijd onbruikbaar.          Inmiddels zijn investeringen gedaan om het terrein aan te passen (drainage, verplaatsing van bomen en struiken, aanbrengen van voorzieningen zoals stroom, water en riolering). 2.       Er zijn problemen geweest met betrekking tot geluidsoverlast. Met name in het eerste jaar is door omwonenden aangegeven dat zij veel geluidsoverlast ondervonden. Tijdens het laatste festival zijn er door de afdeling Milieu van de Bouw- en Milieudienst geluidsmetingen verricht. De conclusie uit het daarop opgestelde geluidsrapport is dat het festival op die plek geen hinderlijke geluidsoverlast geeft als men binnen de toen gemeten geluidsgrenswaarden blijft.

Naar aanleiding van bezwaren tegen de vorig jaar afgegeven geluidhinderontheffing is door ons college toegezegd om uit oogpunt van rechtszekerheid te trachten een definitieve geluidsnorm te ontwikkelen voor de geluidhinderontheffing. In de voor 1998 voorlopig verleende ontheffing zijn in verband daarmee de volgende geluidsvoorschriften opgenomen:-        Het equivalente geluidniveau mag op de tribune recht tegenover het orkest op ca. 2 meter van het tentdoek niet meer bedragen dan 87 dB(A). -        Met behulp van technische maatregelen die zijn goedgekeurd door de Regiopolitie Twente moet op de tijden dat er geluidhinder wordt geproduceerd door de ontheffinghouder worden aangetoond en gegarandeerd dat de gestelde geluidnorm niet worden overschreden. -        Alle bevelen van de politie teneinde de geluidsoverlast te beperken moeten terstond en stipt worden opgevolgd. Tegen de verleende ontheffing zijn diverse bedenkingen ingediend. De behandeling van deze bedenkingen door ons college is nog gaande. Wij laten ons hierbij adviseren door de Commissie van Bezwaar en Beroep. Over de gang van zaken rondom de geluidhinder-ontheffing uit 1997 bent u door de heer B. ook reeds benaderd met het verzoek om bemiddeling. Uw conclusie was, hierin niet te kunnen bemiddelen aangezien tegen afgifte van de geluidhinderontheffing andere rechtswegen open staan. Dit zal voor de ontheffing van dit jaar niet anders zijn; er is door betrokkene gebruik gemaakt van de mogelijkheid, bezwaar aan te tekenen. Toch hebben wij u de voorgaande informatie niet willen onthouden omwille van het inzicht in de totale situatie. Te uwer informatie delen wij mede dat in december 1998 gedurende de volgende data voorstellingen zullen plaatsvinden:Vrijdag 18 december 20.00 uur (premiere) Zaterdag 19 december 16.00 en 20.00 uur Zondag 20 december 16.00 uur en 20.00 uur Maandag 21 december 20.00 uur Dinsdag 22 december 20.00 uur Vrijdag 25 december (1e Kerstdag) 13.00 en 16.00 uur Zaterdag 26 december (2e Kerstdag) 13.00 en 16.00 uur Zondag 27 december 16.00 en 20.00 uur Maandag 28 december 20.00 uur Dinsdag 29 december 20.00 uur Finale Op 14 en 15 december wordt geoefend van 11.00 tot 18.00 uur. Het circusfestival is het enige evenement dat in 1998 in het Blijdensteinpark plaatsvindt. De overige evenementen die de heer B. noemt in zijn brief aan u van 28 juli 1998 betreffen locaties elders in de stad. Met betrekking tot de opmerking van de heer B. dat het in gebruik geven van de locatie in strijd is met de voorwaarde waaronder de schenking van het Blijdensteinpark in 1957 door de gemeenteraad is aanvaard merken wij het volgende op:Het feit dat gedurende enkele weken per jaar het betreffende park niet als wandelgebied beschikbaar is, neemt niet weg dat het wel degelijk, conform de voorwaarden behorend bij de schenking, de bestemming wandelgebied blijft behouden. Er vindt door het tijdelijk andere gebruik geen wezenlijke aantasting van de bestemming plaats. Analoog hieraan een vergelijkbare situatie: wanneer ons college een vergunning verleent voor het gebruik van een deel van de openbare weg anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan blijft de bestemming "openbare weg" daarbij intact. Hierbij dient nog te worden vermeld dat telkens nadat het gebruik door het Circusfestival is be indigd het terrein zo spoedig mogelijk weer in de oude staat wordt teruggebracht. Door de weersomstandigheden in de winterperiode is hiervoor enige tijd nodig. (...)" Als bijlage bij bovengenoemde reactie zond de gemeente een kaartje van het park en de omgeving mee, alsmede een kaartje waarop de plaats van de circustenten was ingetekend. Daarnaar gevraagd liet de gemeente Enschede voorts weten dat er geen plannen waren om het park in de toekomst vaker of voor andere evenementen te gebruiken. Tevens deelde de gemeente mee dat het park ook ten tijde van het festival – afgezien van de plek waar de tenten zich bevonden – toegankelijk bleef voor wandelaars.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Enschede toestaat dat in het Blijdensteinpark in Enschede jaarlijks gedurende twee weken rond de jaarwisseling het Circusfestival plaatsvindt. Verzoeker acht dit in strijd met de door de gemeenteraad op 11 juni 1957 bij het aanvaarden van de schenking van het park door mevrouw J.I. Blijdenstein uitdrukkelijk bij raadsbesluit mede aanvaarde voorwaarde dat het park geheel in stand zou worden gelaten en gehouden en uitsluitend zou worden bestemd tot wandelpark, opengesteld voor het publiek.2. De gemeente voert daartegen aan dat het feit dat een gedeelte van het betreffende park gedurende enkele weken per jaar niet als wandelgebied beschikbaar is, niet wegneemt dat het park wel degelijk, conform de voorwaarden behorend bij de schenking, de bestemming wandelgebied behoudt. Er vindt volgens de gemeente door het tijdelijk ander gebruik van een deel van het park geen aantasting van de bestemming plaats.3. Verzoeker kan niet in zijn standpunt worden gevolgd. Het gedurende twee weken per jaar benutten van een gedeelte van het Blijdensteinpark voor het houden van het Circusfestival acht de Nationale ombudsman niet in strijd met de bedoelde door de gemeenteraad aanvaarde voorwaarde bij de schenking. In dit verband is het volgende van belang. De bestemming van het park als wandelgebied verandert niet doordat in een gedeelte van het park gedurende twee weken een circusfestival plaatsvindt. Dit zou anders zijn indien het terrein zou worden bestemd als evenemententerrein in meer algemene zin. Daarvan is echter geen sprake. Er bestaan geen plannen het park voor andere evenementen te gebruiken. Voorts is geen sprake van een volledige afsluiting van het park. Uitsluitend het gedeelte waar de tenten staan is ten tijde van het festival niet beschikbaar als wandelgebied. De rest van het park blijft toegankelijk voor het wandelend publiek. Het park wordt daarnaast in stand gelaten en gehouden als wandelgebied, nu de betreffende locatie na afloop van het festival wordt hersteld in de oude toestand. De gemeente heeft, blijkens haar reactie op de klacht, de nodige extra maatregelen getroffen om dit herstel zo snel mogelijk na afloop van het festival te doen plaatsvinden. De onderzochte gedraging van de gemeente Enschede is gelet op het bovenstaande behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Enschede, die wordt aangemerkt als een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede, is niet gegrond.                           

Instantie: Gemeente Enschede/college van burgemeester en wethouders

Klacht:

Staat ten onrechte toe dat in Blijdensteinpark jaarlijks circusfestival plaatsvindt.

Oordeel:

Niet gegrond