Op 17 maart 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer W. te 's-Gravenhage, met een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer, afdeling voertuigdocumenten en centrale registratie te Veendam. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Wegverkeer, afdeling voertuigdocumenten en centrale registratie te Veendam in het kentekenregister nog steeds zijn lang geleden opgegeven correspondentieadres hanteert, terwijl hij onder meer in 1997 bij de overschrijving van een auto op zijn naam, deze auto op zijn woonadres heeft laten registreren. Volgens verzoeker heeft het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden, dat van dit register gebruik maakt, om die reden een beschikking van een sanctie naar een onjuist adres gezonden, waardoor hem een verhoging op een niet tijdig betaalde administratiefrechtelijke sanctie voor een gedraging op 25 februari 1997 in rekening is gebracht.
Achtergrond
Artikel 4 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften luidt als volgt:"1. De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeri le regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.2. Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister."Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kreeg verzoeker de gelegenheid op de door de Dienst Wegverkeer verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Dienst Wegverkeer deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten1. Verzoeker stond vanaf 19 juni 1992 in het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW) ingeschreven op zijn woonadres in 'sGravenhage. Op 28 maart 1994 liet verzoeker, gelijktijdig met de overschrijving van een auto op zijn naam, een correspondentieadres met een postbusnummer in Amsterdam opnemen in het kentekenregister van de RDW. In januari 1997 kocht verzoeker een andere auto, die hij bij de overschrijving op zijn naam liet registreren op zijn woonadres in 's-Gravenhage. Op het kentekenbewijs deel II van deze auto stond het woonadres van verzoeker vermeld.2. Omstreeks juli 1997 vond verzoeker in zijn postbus in Amsterdam een beschikking van een administratiefrechtelijke sanctie van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwaren wegens het overtreden van een verkeersvoorschrift op 25 februari 1997. Het CJIB had de beschikking naar dit adres gestuurd omdat dit adres in het kentekenregister van de RDW was opgenomen (zieAchtergrond
). Verzoeker betaalde deze sanctie, echter nadat de op de beschikking vermelde vervaldatum van 4 juli 1997 was verstreken. Hierna ontving hij enkele aanmaningen op zijn correspondentieadres, waarin het CJIB hem tevens een verhoging van de sanctie oplegde, omdat hij de sanctie te laat had betaald. Hij weigerde deze sanctie te betalen.. Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onderKlacht
.2. Verzoeker deelde mee dat hij had geweigerd de verhoging te betalen, omdat hij van mening was dat het hem niet viel te verwijten dat hij de sanctie te laat had betaald. Hij had de auto, waarmee hij de gedraging had begaan, bij de overschrijving in januari 1997 op zijn woonadres in 's-Gravenhage laten registreren. Het was volgens hem om die reden onjuist dat de RDW in het kentekenregister nog steeds zijn correspondentieadres hanteerde.. Het standpunt van de Dienst Wegverkeer Bij brief van 18 mei 1998 reageerde de RDW te Zoetermeer onder meer als volgt:"Het correspondentieadres zoals dat in het kentekenregister is opgenomen per 28 maart 1994 blijft gehandhaafd ook indien een voertuigeigenaar of houder een voertuig op zijn adres laat registreren. Met andere woorden: bij een nieuwe tenaamstelling wordt een opgegeven correspondentieadres niet verwijderd of gewijzigd. Dit gebeurt slechts indien de eigenaar of houder zelf opgeeft het betreffende adres niet meer als zodanig te willen gebruiken. Het CJIB gebruikt de gegevens uit het kentekenregister en kiest zelf voor de benadering van de geregistreerde via het correspondentieadres. De Belastingdienst maakt eveneens gebruik van de gegevens in het kentekenregister, maar maakt daarentegen gebruik van het woonadres. Zoals uit het voorgaande duidelijk wordt staat de heer W. (verzoeker; N.o.) nog immer met een correspondentieadres vermeld in het register. Indien de heer W. anders wenst dient hij door middel van een schriftelijk verzoek te vragen om verwijdering van het betreffende adres. Gelet op het voorgaande ben ik van mening dat aan de RDW geen verwijt is te maken en dat de klacht derhalve niet gegrond moet worden geacht."Beoordeling
1. Verzoeker stond vanaf 19 juni 1992 in het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW) ingeschreven op zijn woonadres te 'sGravenhage. Hij liet op 28 maart 1994, gelijktijdig met de overschrijving van een auto op zijn naam, een correspondentieadres met een postbusnummer in het kentekenregister opnemen. In januari 1997 kocht verzoeker een andere auto. Deze auto liet hij op zijn woonadres registreren. Dit woonadres werd vervolgens vermeld op het kentekenbewijs deel II van de auto.2. Verzoeker klaagt erover dat de RDW, afdeling voertuigdocumenten en centrale registratie te Veendam, in het kentekenregister nog steeds zijn lang geleden opgegeven correspondentieadres hanteert, ondanks de registratie in 1997 van zijn andere auto op zijn woonadres. Volgens verzoeker heeft het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden, dat van dit register gebruik maakt, om die reden een beschikking van een administratiefrechtelijke sanctie wegens het overtreden van een verkeersvoorschrift op 25 februari 1997 naar een onjuist adres gezonden, waardoor hem vanwege niet-tijdige betaling een verhoging van de sanctie in rekening is gebracht.3. De RDW deelde tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman mee dat een correspondentieadres dat is opgenomen in het kentekenregister niet wordt verwijderd als de voertuigeigenaar of houder een voertuig op zijn woonadres laat registreren. De verwijdering vindt slechts plaats als de eigenaar of houder zelf opgeeft dat hij het betreffende adres niet meer wil gebruiken. De RDW deelde verder mee dat het correspondentieadres van verzoeker nog steeds in het kentekenregister was vermeld als diens adres.4. Een correspondentieadres is een adres waarheen men zijn post kan laten sturen, maar waar men niet woont. Een correspondentieadres is gekoppeld aan een persoon. Verzoeker heeft bij de registratie van zijn auto op zijn woonadres op 13 januari 1997 niet laten weten dat hij geen prijs meer stelde op het handhaven van het correspondentieadres. In die situatie was er voor de RDW geen reden om in het kentekenregister het correspondentieadres te wijzigen in het woonadres. De onderzochte gedraging is behoorlijk.Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Dienst Wegverkeer, afdeling voertuigdocumenten en centrale registratie te Veendam, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Dienst Wegverkeer te Zoetermeer, is niet gegrond.