1998/328

Rapport
Op 27 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Doornspijk, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker, die op 23 januari 1997 was betrokken bij een aanrijding, klaagt over de handelwijze van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland. Verzoeker klaagt er met name over dat:- ondanks een mondelinge toezegging van de chef van de basiseenheid Nunspeet/Elburg van 21 augustus 1997 om naar het ongeval een onafhankelijk onderzoek in te stellen, dit onderzoek is uitgevoerd door een politieambtenaar die ook het volgens verzoeker onjuiste en onvolledige registratieformulier van de aanrijding had opgemaakt; - de politieambtenaar pas op 10 oktober 1997 zijn rapport heeft opgesteld, na een rappel van verzoeker; - de politie ondanks zijn argumenten het registratieformulier niet heeft gewijzigd.

Achtergrond

Zie Bijlage 1.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten1. Op 23 januari 1997 vond in de gemeente Elburg een aanrijding plaats tussen verzoeker als bestuurder van een personenauto en mevrouw P., bestuurster van een personenauto.2. Ambtenaren V. en H. van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland maakten van dit ongeval een registratieformulier op, waarin onder meer was vermeld dat de linkervoorzijde van de auto van mevrouw P. zwaar was beschadigd, en dat de linkerzijde van verzoekers auto was beschadigd. Verder was in dit formulier onder meer het volgende vermeld:"18. Beknopte duidelijke omschrijving van het ongeval Betrokkene 1 (mevrouw P.; N.o.) reed over de B.-weg, gaande in de richting van de S.-weg. Op vermeld kruispunt sloeg zij rechtsaf. Doordat zij de bocht te ruim nam, hield hij (bedoeld is: zij; N.o.) niet zoveel mogelijk rechts, waardoor tussen hem (haar; N.o.) en de hem (haar; N.o.) op de kruisende weg tegemoetkomende betrokkene 2 (verzoeker; N.o.) een aanrijding ontstond met vermelde schade. Betrokkene 1 verklaarde wat te laat de bocht te hebben genomen, echter aanrijding vond wel plaats op de rechterrijstrook van de M.-weg. (art. 3 lid 1 RVV 1990) (in dit wetsartikel staat vermeld dat bestuurders verplicht zijn zoveel mogelijk rechts te houden; N.o.) Betrokkene 2 kwam met zijn voertuig vanaf de M.-weg en wilde linksaf de B.-weg oprijden. Hij verklaarde de auto pas op het laatste moment te hebben gezien, terwijl uitzicht ter plaatse voldoende was. Ten tijde van de botsing stond het voertuig van betrokkene 2 ruim een meter voorbij de haaientanden op de rijbaan van de B.-weg. Als betrokkene 1 niet plotseling rechts was afgeslagen, zou waarschijnlijk ook een aanrijding op genoemde kruising hebben plaatsgevonden." Bij dit formulier was een situatieschets gevoegd, die hierna als Bijlage 2 bij dit verslag is opgenomen.3. In een brief van 19 augustus 1997 van verzoekers verzekeringsmaatschappij aan mevrouw Pe., tussenpersoon van deze verzekeringsmaatschappij, was onder meer het volgende vermeld:"Uit de inhoud van dit rapport (het onder A.2. genoemde registratieformulier; N.o.) blijkt dat verzekerde de voorrangsweg is opgereden en dat hij daarbij in botsing is gekomen met de op die

voorrangsweg rijdende auto van de tegenpartij. De aansprakelijkheid van verzekerde staat daardoor vast. Bovendien geeft de politie aan dat de aanrijding ook plaatsgevonden zou hebben indien de tegenpartij rechtdoor gereden zou zijn."4. In een brief, door de politie Nunspeet ontvangen op 21 augustus 1997, gaf verzoeker aan dat de betrokken ambtenaren volgens hem de volgende onjuistheden in het registratieformulier hadden vermeld:"...1. Mej. P. kwam van de B.-weg en gaf richting aan om rechts af de M.-weg in te slaan, zij reed vrij snel en tot onze schrik (naast mij zat dhr. I.) ging zij niet rechts af maar reed recht door.2. Hr. I. zei nog tegen mij: wat doe die nu ... maar hoewel ik dus wel remde en mijn bocht niet voortzette, was de botsing niet te voorkomen.3. Niet alleen Hr. I. was getuige, achter mij reden de Heren B., K. en Ve. (...) samen in n auto en zagen het voorval. Hr. K. is nog teruggekeerd en heeft de situatie daarna ook kunnen overzien.4. Die situatie was zodanig dat voor iedereen duidelijk was dat Mej. P. recht door was gereden - niet de S.-weg op, maar indien ik daar inmiddels niet had gestaan - tegen het ter plaatse langs de weg staande rood-witte bord.5. Zij verklaarde ook ten aanhore van mij en Hr. I., dat ze met haar gedachten elders was en vergat rechts af te slaan, ze had haast (...).6. Dat ik mijn bocht naar links - dus de voorrang B.-weg - S.weg - al had ingezet is logisch aangezien Mej. P. aangaf dat ze naar rechts zou gaan!7. Een free-lance fotograaf (...) kwam ter plaatse en maakte foto's (...). (...)8. Op deze foto's is duidelijk te zien dat Mej. P. recht door was gereden en met mij in botsing kwam op mijn weghelft, iets voorbij de zgn drakentanden. In feite is de gehele rechter weghelft die ze had moeten rijden volkomen vrij. De eerdergenoemde auto met de drie heren reed ook aan die zijde de B.weg op omdat er aan de andere zijde geen ruimte was.9. De verzekeringsmaatschappij schreef Mej. P. naar aanleiding van haar brief met de foto's dat daaruit niet bleek dat ik de

schuldige zou zijn, men zou het politierapport nog wel eens opvragen. Welnu, dat politierapport is in z'n onjuistheid en onvolledigheid ten nadele van mij. Weliswaar ontving ik schadevergoeding (ben all risk verzekerd) maar wanneer men op de verklaring van het politierapport afgaat ben ik minimaal mijn no-claim korting kwijt. De onjuistheden in punt 18 van het politierapport zijn:1. (Ten aanzien van de eerste zin in genoemd punt 18, zie hiervoor onder A.2.; N.o.) (...) Ze (mevrouw P.; N.o.) gaf aan de M.weg in te zullen gaan en reed niet richting S.-weg maar rechtdoor op het waarschuwingsbord (rood/wit) aan.2. (Ten aanzien van de tweede zin; N.o.) Op vermeld kruispunt sloeg zij NIET rechts af, dan was er geen botsing geweest, ze reed rechtdoor tegen mij op, op mijn weghelft! Er is geen sprake van dat ze een bocht nam, (...).3. (Ten aanzien van de vierde zin; N.o.) Nogmaals, zij nam GEEN bocht.4. (Ten aanzien van de vierde zin; N.o.) De aanrijding vond niet plaats op de rechterhelft van de M.-weg, maar op de overgang W.-weg/B.-weg (...). Die rechterhelft M.-weg was geheel vrij. Daarlangs reed ook de mij volgende auto met de drie heren (B., K. en V.; N.o.) (...) die allen kunnen getuigen ten aanzien van de situatie.5. (Ten aanzien van de vijfde zin; N.o.) Ik kwam NIET van de M.-weg maar van de W.-weg en reed uiterst rechts, er kwam geen verkeer van de S.-weg en de rode auto van de B.-weg gaf richting aan naar rechts, dus meende ik m'n bocht te kunnen inzetten, niet verwachtende dat men recht op mij af komt rijden.6. (Ten aanzien van de zesde zin; N.o.) Dat laatste moment is betrekkelijk, wanneer men de drakentanden bereikt kan men wel zo'n vijftig meter de B.-weg opkijken, dus bij een snel rijdende wagen is dit laatste moment. Hr. I. en ik zagen haar toch ook komen .... met een richtingaanwijzer naar rechts aangevend!7. De laatste zinsnede is mij helemaal onduidelijk. 'Als betrokkene 1 (Mej. P.) niet plotseling rechts was afgeslagen...' Er is geen sprake van dat zij al of niet plotseling rechts is afgeslagen. Zij verklaarde Hr I. en mij dat ze met haar gedachten

elders was geweest en zodoende rechtdoor reed. (...) iedereen die ter plaatse was na het ongeval kon dat ook zien, getuigen genoeg..."5. Bij brief van 15 oktober 1997 deelde het hoofd uitvoerende dienst van het district Noord-West Veluwe van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, de heer L., verzoeker mee dat verzoeker hierbij de reactie aantrof van de politieambtenaar die de aanrijding destijds had behandeld. Bij deze brief bevond zich het antwoord van betrokken ambtenaar V. van 10 oktober 1997 op verzoekers opmerkingen over het registratieformulier. V. beantwoordde verzoekers opmerkingen aan de hand van de punten die verzoeker had aangegeven. Dit antwoord hield onder meer het volgende in:"1. Betrokkene P. kwam bij vermelde kruising inderdaad van de B.weg (...) en verklaarde dat ze inderdaad bij de kruising M.weg-B.-weg rechtsaf wilde slaan, echter dat ze "in gedachten was geweest" en derhalve heel laat richting had aangegeven en tevens bij de kruising vrij laat naar rechts was gestuurd met het gevolg dat ze de bocht naar rechts te ruim had genomen.2. Wijst voor zich.3. Is mij niet bekend.4. De kans was inderdaad aanwezig, dat bij afwezigheid van het voertuig van betrokkene K. (verzoeker; N.o.), betrokkene P. tegen een schrik was gereden. Een en ander was door ons ter plaatse niet met zekerheid vast te stellen.5. Betrokkene P. verklaarde mij eveneens dat haar gedachten kort voor de aanrijding elders waren geweest en niet te weten of ze tijdig richting had aangegeven.6. Op de kruising B.-weg-S.-weg heeft men voorrang op het verkeer dat van de M.-weg, de rijrichting van betrokkene K., komt. Het is wel te begrijpen dat betrokkene K. naar links de B.-weg in slaat bij het zien van de richtingaanwijzers naar rechts van het voertuig van betrokkene P. Mij is echter niet duidelijk geworden of betrokkene P. "tijdig" richting heeft aangegeven. Wettelijk gezien is het zo dat men ten allen tijde het verkeer dat op een voorrangsweg rijdt voorrang moet verlenen, ongeacht het wel of niet richting aangeven naar rechts van een voertuig op de voorrangsweg.7. Een persfotograaf heeft inderdaad ter plaatse foto's gemaakt. (...)8. De rechterweghelft van de M.-weg bij de kruising was inderdaad helemaal vrij. Er was ruimte genoeg om de M.-weg in te rijden door betrokkene P.9. Door ons, verbalisanten, zijn de feiten die theoretisch strafbaar zijn in punt 18 vermeld. Ten tijde van de aanrijding bevond het voertuig van betrokkene K. zich reeds voor een deel op de rijbaan van de B.-weg-S.-weg. Reactie op in brief K. gestelde onwaarheden:1.,2. en 3. Of betrokkene P. in de bocht bij genoemde kruising rechtdoor is gegaan of toch naar rechts heeft gestuurd was door ons niet na te gaan. Wel was duidelijk dat ze niet voldoende rechts heeft gereden ten tijde van het rechtsaf slaan/ rechtdoor rijden. Als betrokkene P. bij de kruising de B.-weg-S.-weg de weg had willen vervolgen en niet naar rechts had willen afslaan, had ze in de bocht naar links moeten sturen en was ze tegen het voertuig van betrokkene K. gereden, omdat diens voertuig ten tijde van de aanrijding al ruim op de rijbaan van de B.-weg-S.weg was. Dus ruim voorbij de haaientanden. (...) Betrokkene P. was tijdens haar verhoor enigszins overstuur en verklaarde niet goed te weten wat er gebeurd was. Theoretisch is het goed mogelijk dat betrokkene P. de B.-weg-S.-weg had vervolgd als betrokkene K. niet voor een deel met zijn voertuig op de rijbaan van de S.-weg-B.-weg was geweest. Mogelijk is ze geschrokken voor het voertuig van betrokkene K. op de rijbaan van de B.-weg-S.weg. Een en ander was echter niet meer na te gaan, te meer daar betrokkene P. zeer verward was.4. De aanrijding vond, mijns inziens, plaats ongeveer in het midden van de rijbaan van de M.-weg, op de plaats waar de haaientanden voor het kruisingsvlak net waren opgehouden en de onderbroken streep al begon. (...) Tevens is het aannemelijk dat het voertuig van betrokkene K. door de klap van de aanrijding iets is opgeschoven naar zijn rechterrijstrook.5. De W.-weg gaat over in de M.-weg. Naam van de straat is voor de aanrijding niet relevant. Rest spreekt voor zich.6. en 7. Het laatste moment is inderdaad betrekkelijk. Ondanks het richting aangeven, dient men te allen tijde voorrang te verlenen aan verkeer op de voorrangsweg. Dit deed betrokkene K. echter niet. Hij reed het kruisingsvlak al op voordat betrokkene P. daadwerkelijk naar rechts afsloeg. Derhalve is ook K. een foute handeling ten laste gelegd in punt 18. Ik kan de reactie van betrokkene K. wel begrijpen, echter wij, als politieambtenaren, dienen zaken theoretisch te benaderen, hetgeen ook is gebeurd. Derhalve blijf ik van mening dat er geen onwaarheden in de registratieset zijn vermeld. Tot slot wil ik nog opmerken dat ik telefonisch contact heb gehad met de persoon van de verzekeringsmaatschappij, die deze zaak behandelt. Ook zij beaamde dat betrokkene K. voor het kruisingsvlak had moeten wachten. Het oprijden van het kruisingsvlak door de heer K. is wel begrijpelijk, maar wettelijk gezien een foutieve handeling in deze situatie."6. Bij zijn brief van 20 oktober 1997 aan de chef van de basiseenheid Nunspeet/Elburg van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, voegde verzoeker een situatieschets van de aanrijding. Deze situatieschets is hierna opgenomen onder Bijlage 3. Verder voegde verzoeker bij zijn brief zijn commentaar op de brief van betrokken ambtenaar V. van 10 oktober 1997. In dit commentaar herhaalde verzoeker zijn kritiek op het registratieformulier. In zijn brief van 20 oktober 1997 berichtte verzoeker onder meer het volgende:"21 aug jl heb ik bij de basiseeenheid Nunspeet/Elburg (...) bezwaar gemaakt tegen de inhoud van pt 18 van (...) (het registratieformulier dat van de aanrijding van 23 januari 1997 was opgemaakt; N.o.). (...) Het politierapport kreeg ik onder ogen doordat mijn verzekeringsmaatschappij mij een fotocopy toezond dd 19 aug. Was dit laatste niet het geval geweest dan had ik niet geweten op welk een eenzijdige, onvolledige en zelfs onjuiste wijze melding was gedaan van de aanrijding. C basiseenheid zegde mij toe een onafhankelijk onderzoek te doen instellen, in overleg met het District - door enkele niet erbij betrokken politieambtenaren. Tot 8 oct heb ik gewacht op dit onderzoek, op genoemde datum kreeg ik niet de uitslag hiervan, maar bericht van mijn verz. mij dat men bericht had ontvangen van verbalisant "dat er niets aan zijn rapport gewijzigd zou worden". De verz. mij zei het te betreuren dat zij nu niet anders konden dan de tegenpartij een schadeuitkering doen. (...) Op 15 oct kwam die brief (...) (hiervoor vermeld onder A.5; N.o.) met verweer van verbalisant n.a.v. mijn bezwaarschrift. Geen sprake van een grondig en onafhankelijk onderzoek ... slechts een lang verhaal van de opsteller van het gewraakte pnt 18, maar nu met nog meer aannames, veronderstellingen en suggesties en niets t.a.v. de door mij gesignaleerde feiten. Die werden afgedaan met kreten als "door ons niet meer vast te stellen" e.d. (...)

Ik meen dat een politierapport moet volstaan met feiten die men constateert en verklaringen van betrokkenen. In dit rapport was daar onvoldoende sprake van en in het verweerschrift dat ik (...) kreeg nog veel minder!! (...) Ik heb wellicht in strijd gehandeld met een bepaald wetsartikel dat zegt dat men bij het oprijden van een voorrangsweg niet mag anticiperen wanneer iemand aangeeft deze weg te verlaten door rechts af te slaan. Men schijnt bij de "haaientanden" te moeten wachten tot betrokkene daadwerkelijk rechts af is gegaan en zijn bocht heeft voltooid? (...) Ben ik dan schuldig en zij niet? Moet ik dan n eigen schade n die van haar n verlies van no claim accepteren? Omdat ik een stuk over die haaientanden stond?". Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

.2. In zijn brieven van 26 januari 1998 en van 4 maart 1998 herhaalde verzoeker zijn ongenoegen over de afhandeling van de aanrijding door de politie. In zijn brief van 4 maart 1998 deelde verzoeker nog mee dat de feiten duidelijk aantoonden dat niet hij, maar mevrouw P. het ongeval had veroorzaakt.. Het standpunt van de korpsbeheerder 1. De korpsbeheerder gaf in zijn brief van 30 maart 1998 een reactie op de klacht. De korpsbeheerder verwees naar een ambtsbericht met bijlagen van de chef van het district Noord-West Veluwe van 12 maart 1998. De korpsbeheerder deelde verder mee dat hij de klacht gegrond achtte. Hij was van mening dat in het onderhavige registratieformulier onjuistheden waren vermeld, en dat hierin eveneens een veronderstelling was opgenomen die hierin niet had moeten worden opgenomen. Om die reden zou het registratieformulier volgens de korpsbeheerder door middel van een ambtelijk verslag worden gewijzigd.2. De chef van het district Noord-West Veluwe verwees in zijn ambtsbericht van 12 maart 1998, naar een ongedateerd rapport van ambtenaar Ho. van de regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland. Het ambtsbericht van de districtschef hield verder onder meer het volgende in:

"Nadat de heer K. tegen een aantal punten in (...) (het van de aanrijding van 23 januari 1997 opgemaakte; N.o.) registratieformulier schriftelijk bezwaar had gemaakt (...) (zie hiervoor onder A.4.; N.o.), is vervolgens het commentaar daarop van de verbalisant (betrokken ambtenaar V.; N.o.) verzonden naar dhr. K. De heer K. verkeerde echter in de veronderstelling dat er een onafhankelijk onderzoek naar de aanrijding zou worden ingesteld en achteraf dient dus te worden vastgesteld dat hier sprake is geweest van een misverstand. Inmiddels is op basis van het klachtonderzoek vast komen te staan dat in het registratieformulier sprake is van een aantal onjuistheden en een veronderstelling die niet in een registratieformulier opgenomen behoort te worden."3. Het rapport van ambtenaar Ho. van het regionale politiekorps Noord- en Oost Gelderland, waarnaar de districtschef verwees, hield onder meer het volgende in:"Op (...) 4 februari 1998 stelde ik, Ho., (...) een onderzoek in naar de klacht van dhr K. (...) Klager deelde mondeling mee dat hij het onjuist vond dat:- het opgemaakte rapport onwaarheden vermeldt; - het opgemaakte rapport ook veronderstellingen vermeldt en niet alleen feiten of omstandigheden. Op woensdag 4 februari 1998 (...) hoorde ik rapporteur de inspecteur van politie P. Nadat ik hem van de inhoud van de klacht in kennis had gesteld, verklaarde hij het volgende:Hij had de heer K. te woord gestaan. In een gesprek met de heer K. had hij het volgende toegezegd. De zaak zou als klacht behandeld worden, omdat hij wat afstand wilde houden, teneinde zo onafhankelijk (mogelijk; N.o.) de klacht te laten behandelen. De klacht had hij dan ook naar het district N.W. Veluwe gestuurd met verzoek om onderzoek. Aldaar is toen het besluit genomen om de opsteller van het registratieformulier zijn commentaar te geven op de beweringen/klachten van de klager. Omdat de opsteller van het registratieformulier ouderschapsverlof genoot in de maanden augustus en september 1997 was deze niet eerder in de gelegenheid om zijn commentaar te geven. Dit is dan ook de reden dat er nogal wat tijd is verstreken en het rapport op 10 oktober 1997 pas is opgesteld. Met onafhankelijk is door P. niet bedoeld dat een onafhankelijk persoon het onderzoek zou doen, maar via de districtsleiding. Vervolgens hoorde ik, Ho., op 4 en 9 februari 1998, de opsteller van het registratieformulier de brigadier V. (...).

Hij verklaarde nadat ik hem in kennis stelde van de inhoud van de klacht met name waarom in het registratieformulier de zin: 'Als betrokkene 1 niet plotseling rechts was afgeslagen zou waarschijnlijk ook een aanrijding op genoemde kruising hebben plaatsgevonden' had opgenomen. In die zin heb ik mogelijk niet duidelijk weergegeven wat ik er precies mee bedoelde. Het betrof een registratieformulier en geen proces-verbaal en de ruimte op een registratieformulier is bedoeld voor een korte weergave van het gebeurde en dat is de reden dat ik mogelijk niet volledig genoeg heb omschreven wat ik bedoelde. Het volgende had vermeld moeten worden: 'Toen ik betrokkene 1 hoorde maakte zij een verwarde indruk op mij en zij gaf mij te kennen dat ze niet precies wist hoe de aanrijding ontstaan was en waar ze naar toe wilde rijden. Aan de hand van de situatie ter plaatse, die ik daar aantrof, met name de plaats waar ik de voertuigen zag staan en hoe ze stonden, zou het best zo kunnen zijn dat betrokkene 1 geschrokken is van betrokkene 2 die de B.-weg opreed. Hierdoor is betrokkene 1 recht doorgereden, hoewel zij zelf aangeeft dat ze dit niet meer weet.' Er moet een reden zijn geweest waarom betrokkene 1 niet rechtdoor de B.-weg gevolgd heeft of op een normale manier rechtsaf is geslagen. Dat heb ik in het vorenstaande tot uitdrukking willen brengen. Ik wil het registratieformulier wijzigen door middel van een ambtelijk verslag, zoals ik zojuist heb verklaard. Collega H. had geen deel in de afwerking van de betreffende aanrijding gehad.' Op 17 februari 1998 (...) hoorde ik, Ho., in zijn woning (...) dhr. K. Nadat ik hem in kennis had gesteld van de inhoud van de verklaring van de opsteller van het registratieformulier V. en hem vroeg hierop te reageren en zijn klacht nog wat nader toe te lichten verklaarde hij het volgende:'De weergave van het ongeval in het rapport van de brigadier (wordt V. mee bedoeld, opm. rapporteur) vind ik onzorgvuldig en niet juist. De feiten zijn als volgt: Samen met dhr. I. reed ik over de M.weg en naderde voorzichtig de kruising met de B.-weg. Ik zag links van mij een auto naderen over de B.-weg. Tevens zag ik dat deze auto richting aangaf naar rechts. Omdat de bestuurder hierdoor te kennen gaf dat ze de B.-weg niet wilde volgen en omdat er geen ander verkeer naderde, reed ik voorzichtig het kruisingsvlak op. Tot mijn grote verbazing reed de bestuurster echter rechtdoor tegen mij aan. Toen mijn medepassagier dhr. I. en ik uitstapten, zei dhr. I. 'Meisje wat doe je nou', de

bestuurster was namelijk een jonge vrouw. Ik hoorde dat ze zei: 'Ik was met mijn gedachten elders en vergat rechtsaf te gaan.' Mijn medepassagier moet dit ook gehoord hebben. De brigadier was hier niet bij. Dit zijn de feiten en deze ontbreken in het rapport alsmede onjuistheden zoals door de opsteller van het registratieformulier wordt vermeld dat op de kruising zij rechtsaf sloeg, dit was dus niet juist, want ze reed rechtdoor, hetgeen bleek uit het feit dat ze mij aanreed. Ook de vermelding dat hij de bocht te ruim nam is onjuist. Het feit is dat zij rechtdoor reed. De brigadier had dit allemaal kunnen zien. Uit de situatie ter plaatse had de brigadier kunnen constateren, dat wanneer ik niet was weggereden, de aanrijding toch eerder had plaatsgevonden, met het mogelijk gevolg dat ik gewond was geraakt. Mijn klacht gaat dan ook in hoofdzaak over de feitelijke weergave die ontbreekt en de onzorgvuldigheid zoals ik al heb aangegeven. De bedoeling van mijn klacht is dat het rapport gewijzigd wordt en alleen maar weergeeft, de feiten en omstandigheden en geen veronderstellingen, want hierdoor wordt ik financieel benadeeld, zoals uit het bericht van de verzekeringsmij. moge blijken. Ook vind ik het belangrijk dat dhr. I. gehoord wordt over de feitelijkheden rondom deze aanrijding.' Op woensdag 18 februari 1998, (...) hoorde ik de getuige I. (...). Nadat ik, Ho., hem van de inhoud van de klacht en de verklaring van de opsteller van het registratieformulier in kennis had gesteld verklaarde hij mij het volgende. 'Ik reed met dhr. K. op 23 januari 1997 mee. Wij naderden voorzichtig de kruising M.-weg met de B.-weg. Ik zag links van mij een auto naderen. K. hield voor de kruising in. Ik zag dat de naderende auto richting aangaf naar rechts. Ik bemerkte dat K. de kruising op reed. Toen wij even over de ter plaatse aanwezige haaientanden waren werden wij aangereden door de naderende auto. Ik zag dat deze auto niet rechtsaf ging, ook de B.-weg niet bleef volgen, maar rechtdoor reed tegen ons aan. Ik stapte uit de auto en ik zei tegen de bestuurster die ons had aangereden: 'wat doe je nou'. Zij antwoordde dat zij met haar gedachten elders was en vergeten was rechtsaf te slaan. Nadat omstanders de politie hadden gebeld, hebben we de agenten uitgelegd wat er was gebeurd. Geen officieel verhoor. Na geruime tijd, heeft dhr. K. mij het rapport laten lezen. Dit vind ik onzorgvuldig opgemaakt. Ook de weergave is onjuist. Met name de richting die de bestuurder reed, dat zij rechtsaf sloeg en dat zij de bocht te ruim nam is niet waar. Dit had de agent allemaal zelf kunnen zien. De feiten zijn dat de bestuurster niet de B.-weg bleef volgen en ook niet rechtsaf ging maar rechtdoor tegen ons aan. Vervolgens wordt er

een veronderstelling vermeld, die mijns inziens niet in zo'n ambtelijk rapport thuis hoort. Want als dhr. K. was blijven staan voor de haaientanden was er ook een aanrijding gevolgd. Het rapport moet alleen de feiten en omstandigheden weergeven en veronderstellingen zijn hierin onjuist. (...)' Samenvatting:- dat er een onafhankelijk onderzoek ingesteld zou worden, blijkt op een misverstand te berusten. - de reden dat het rapport pas op 10-10-97 is opgesteld, lag gelegen in het feit dat de opsteller van het rapport ouderschapsverlof genoot. - het registratieformulier zal gewijzigd worden zoals opsteller heeft verklaard door middel van een ambtelijk verslag. - de beweringen van klager dat het registratieformulier onjuistheden bevat is juist. Met name de zin dat bestuurster rechtsaf sloeg is onjuist, want ze reed recht door. Ook de vermelding in de volgende zin hij moet zij zijn. - opsteller van het registratieformulier vermeldt inderdaad een veronderstelling. Dit wordt in de verklaring van opsteller herzien en gewijzigd. - uit de verklaringen van K. en I. blijkt dat de bestuurster rechtdoor is gereden. Hiermee wordt bedoeld dat ze de B.-weg, die een bocht ter plaatse maakt, niet volgde, maar letterlijk rechtdoor ging en zodoende op de zijweg terecht kwam en de auto van K. aanreed. De auto van K. bevond zich deels op de zijweg M.-weg en deels op de B.-weg. Het gedeelte van de auto wat nog op de M.-weg was, werd aangereden."4. Het ambtelijk verslag, waarnaar de korpsbeheerder in zijn reactie verwees, en waarmee de omschrijving van het ongeval in het registratieformulier werd gewijzigd, betrof een proces-verbaal van betrokken ambtenaar V. van 1 maart 1998. In dit proces-verbaal was de volgende omschrijving van het ongeval opgenomen:"...Betrokkene 1 (mevrouw P.; N.o.) reed over de B.-weg, gaande in de richting van de S.-weg. Op vermeld kruispunt sloeg zij rechtsaf. Doordat zij de bocht te ruim nam, hield zij niet zoveel mogelijk rechts, waardoor tussen haar en de haar op de kruisende weg tegemoetkomende betrokkene 2 (verzoeker; N.o.) een aanrijding ontstond met vermelde schade. Betrokkene 1 verklaarde wat te laat de bocht te hebben genomen, echter de aanrijding vond wel plaats op de rechterrijstrook van de M.-weg (art. 3 lid 1 RVV 1990). Betrokkene 2 kwam met zijn voertuig vanaf de M.-weg en wilde linksaf de B.-weg oprijden. Hij verklaarde de auto pas op het laatste moment te hebben gezien, terwijl het uitzicht ter plaatse voldoende was. Ten tijde van de botsing stond het voertuig van

betrokkene 2 ruim een meter voorbij de haaientanden op de rijbaan van de B.-weg. Toen betrokkene 1 gehoord werd, maakte zij een verwarde indruk op mij en zij gaf mij te kennen, dat ze niet precies wist hoe de aanrijding ontstaan was en waar ze naar toe wilde rijden. Aan de hand van de situatie ter plaatse, die ik daar aantrof, met name waar en hoe ik de voertuigen zag staan, zou het best mogelijk zijn, dat betrokkene 1 geschrokken was voor het voertuig van betrokkene 2, die de B.-weg opreed. Hierdoor was betrokkene 1 mogelijk rechtdoor gereden, hoewel zij zelf aangaf, dat ze dit niet meer wist...". De reactie van verzoeker Verzoeker gaf in zijn brief van 25 april 1998 de volgende reactie op het commentaar van de korpsbeheerder:"...Gelezen de inhoud van (...) (het: N.o.) ambtelijk verslag (hiervoor vermeld onder C.4.; N.o.), wat zou moeten dienen ter correctie van het (...) foutief opgemaakte registratieformulier, kan ik slechts opmerkden dat V. nu ten derden male in strijd met de feiten en ondanks het resultaat van het onderzoek in deze, persisteert in zijn lezing, die niet gestaafd wordt door onderzoek situatie cq verklaringen!! Wederom stelt hij: 'op vermeld kruispunt sloeg zij rechtsaf ... doordat zij de bocht te ruim nam, hield zij niet zoveel mogelijk rechts, waardoor door haar en betrokkene 2 de botsing ontstond ...' Dit is een veronderstelling van V., niemand verklaarde dit, betrokkene was, een half uur na het ongeval toen hij ter plaatse verscheen, volgens eigen verklaring (zie iets verder in zijn ambtelijke verklaring) ... verward en gaf te kennen dat ze niet precies wist hoe de aanrijding was ontstaan en waar ze naar toe wilde rijden ... Tevens komt hij weer met de veronderstelling dat betrokkene wellicht was geschrokken van het feit dat ik reeds 1 meter over de drakentanden stond (ik remde bij het constateren dat zij niet in de aangewezen richting naar rechts reed, maar recht op mij af!!) (...) Mej. P. zei zelf dat ze niet met haar gedachten bij haar rijden was, wel rechtsaf moest (...) maar zonder nadenken op ons inreed. (...) De inhoud van dit ambtelijk verslag is wederom ONJUIST en doorspekt met veronderstellingen die niet thuishoren in pnt 18 van het registratieform..."

Beoordeling

. Inleiding1. Verzoeker is op 23 januari 1997 betrokken geweest bij een aanrijding tussen twee personenauto's in de gemeente Elburg. Hij kwam van rechts uit een zijweg van een voorrangsweg, de B.-weg. Verzoekers auto stond stil, ongeveer n meter over de haaientanden van de B.-weg, toen mevrouw P. hem aanreed. Mevrouw P. reed op de B.-weg en kwam voor verzoeker van links. De weg waarop mevrouw P. reed, maakt op de plaats van de aanrijding gezien vanuit haar rijrichting een bocht naar links. Mevrouw P. had dan ook ofwel naar links moeten afbuigen om de B.-weg te vervolgen, ofwel naar rechts moeten afslaan. Zij reed echter rechtdoor naar de plaats waar verzoekers auto stond.2. Politieambtenaren H. en V. van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland kwamen ter plaatse en maakten van de aanrijding een registratieformulier op, waarin zij een omschrijving gaven van het ongeval. Verzoeker achtte deze omschrijving onvolledig en onjuist, en verzocht bij brief, door de politie ontvangen op 21 augustus 1997, om deze omschrijving te wijzigen. In deze brief gaf verzoeker een aantal punten aan die volgens hem in het formulier onjuist waren vermeld. II. Ten aanzien van de toezegging om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de toedracht van het ongeval1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat ondanks een mondelinge toezegging van de chef van de basiseenheid Nunspeet/ Elburg van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, politieambtenaar P., van 21 augustus 1997 om naar het ongeval een onafhankelijk onderzoek in te stellen, dit onderzoek is uitgevoerd door een politieambtenaar die ook het registratieformulier van de aanrijding had opgemaakt.2. Politieambtenaar P. heeft laten weten dat sprake was geweest van een misverstand, omdat hij verzoeker had toegezegd dat diens brief met commentaar op de omschrijving van het ongeval in het registratieformulier als klacht zou worden behandeld. Om de klacht zo onafhankelijk mogelijk te laten behandelen, had P. verzoekers brief naar het district Noord-West Veluwe gezonden, met het verzoek om daar commentaar op te geven. Met onafhankelijk had hij niet bedoeld dat een "onafhankelijk" persoon onderzoek zou doen, maar dat dit onderzoek via de districtsleiding zou worden verricht, aldus P.

3. Verzoeker heeft uit de mededelingen van P. kunnen begrijpen dat naar aanleiding van zijn klacht een onafhankelijk onderzoek zou worden ingesteld, en dat dit onderzoek zou inhouden dat de omschrijving van het ongeval opnieuw zou worden bezien, gelet op zijn commentaar. Het is begrijpelijk dat verzoeker de indruk heeft gekregen dat geen sprake was geweest van een dergelijk onafhankelijk onderzoek, omdat het Hoofd uitvoerende dienst van het district Noord-West Veluwe in zijn brief van 15 oktober 1997 slechts heeft verwezen naar de bijgevoegde reactie van betrokken ambtenaar V. op verzoekers brief, en verder geen informatie heeft verstrekt. Het was op zichzelf niet onjuist dat de ambtenaar die in eerste instantie het ongeval heeft omschreven de gelegenheid heeft gekregen om te reageren op het commentaar van verzoeker op deze omschrijving. Aangezien P. aan het district Noord-West Veluwe had verzocht om commentaar te geven op verzoekers klacht, had het Hoofd uitvoerende dienst van het district in zijn brief echter (ook) zelf commentaar op de klacht moeten geven, dan wel moeten uitleggen om welke reden de ambtenaar op wiens omschrijving van het ongeval verzoeker nu juist kritiek had, op verzoekers klacht had gereageerd. Het is onjuist dat dit niet is gebeurd. Voor zover op dit punt sprake is geweest van een misverstand, is dat misverstand wellicht niet aan politieambtenaar P. te verwijten. Het moet echter wel aan het regionale politiekorps worden toegerekend. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk. III. Ten aanzien van de behandelingsduur van verzoekers brief, ontvangen op 21 augustus 19971. Verzoeker heeft er voorts over geklaagd dat de politieambtenaar die het registratieformulier had opgemaakt pas op 10 oktober 1997 zijn rapport heeft opgesteld, na een rappel van zijn kant.2. Het is een vereiste van zorgvuldigheid dat overheidsinstanties aan hen gerichte brieven afhandelen binnen een redelijke termijn. Indien directe afhandeling niet mogelijk is, behoort de betrokkene binnen twee drie weken een behandelingsbericht te ontvangen, met informatie over de reden waarom directe afhandeling niet mogelijk is en over de tijd die naar verwachting nog met de afhandeling zal zijn gemoeid. Dit bericht zal tevens gegevens moeten bevatten die hem in staat stellen om direct toegang te krijgen tot de afdeling of ambtenaar die zich met de behandeling van zijn brief bezighoudt.3. Betrokken ambtenaar V. heeft naar aanleiding van de op 21 augustus 1997 ontvangen brief ongeveer zeven weken later, op 10 oktober 1997, zijn rapport opgesteld, waarin hij commentaar op verzoekers brief gaf. De reden hiervoor was dat V. wegens ouderschapsverlof afwezig was geweest. Aangezien de afwezigheid van V.

niet van al te lange duur zou zijn, en het niet onjuist was om V. de gelegenheid te geven om te reageren op verzoekers commentaar op zijn handelen, was dit tijdsverloop gerechtvaardigd. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.4. Het was echter onjuist dat de politie de reden van de vertraging niet aan verzoeker heeft meegedeeld. Het had het district Noord-West, aan wie verzoekers brief was gezonden, immers duidelijk moeten zijn waarom V. afwezig was en op welke datum hij weer aanwezig zou zijn. Aldus had moeten worden onderkend dat het passend was om verzoeker ter zake even te informeren. In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk. IV. Ten aanzien van de inhoud van het registratieformulier1. Tot slot heeft verzoeker erover geklaagd dat de politie ondanks zijn argumenten het registratieformulier niet heeft gewijzigd. Tijdens het onderzoek heeft de politie alsnog het registratieformulier gewijzigd door middel van een proces-verbaal van 1 maart 1998, waarin een nieuwe omschrijving van het ongeval is gegeven. Verzoeker achtte ook deze omschrijving onjuist, omdat volgens hem ook daarin ten onrechte veronderstellingen en/of suggesties waren vermeld.2. Een registratieformulier dient onder meer voor de civielrechtelijke afwikkeling van een ongeval (zie

Achtergrond

onder 1.). Daarom behoren op dat formulier alle gegevens te worden vermeld die van belang zijn voor de vaststelling van de schuld aan de aanrijding. Daarbij moet het gaan om geconstateerde feiten. Eventuele conclusies moeten zijn gebaseerd op vaststaande feiten, of eventueel op de bijzondere wetenschap van degene die het formulier invult. Wanneer onvoldoende vaststaat wie schuldig is aan het ongeval, verdient het aanbeveling dat in het registratieformulier de lezingen van elk van de betrokken partijen - kort - worden weergegeven.3. Verzoeker heeft in zijn commentaar op het registratieformulier onder meer aangegeven dat hij het onjuist achtte dat in het formulier was vermeld dat mevrouw P. rechtsaf sloeg, en de bocht te ruim had genomen. In de gewijzigde omschrijving van het ongeval is deze omschrijving gehandhaafd. Deze kritiek is terecht. Immers, mevrouw P. was wel van plan geweest om rechts af te slaan, maar zij heeft deze bocht niet daadwerkelijk genomen (zie Bijlage 2 en 3: de situatietekening van de politie, respectievelijk van verzoeker). Daarnaast zijn de vermeldingen in het registratieformulier dat mevrouw P. rechtsaf sloeg en dat zij mogelijk rechtdoor was gereden, onderling tegenstrijdig. De politie heeft in reactie op de klacht bovendien zelf laten weten dat de bestuurster rechtdoor was gereden.

De politie had dan ook moeten vermelden dat mevrouw P. had verklaard dat zij rechtsaf had willen slaan, maar dat de politie had geconstateerd dat mevrouw P. deze manoeuvre niet had uitgevoerd. Overigens had mevrouw P., ook als zij wel rechtsaf had geslagen, niet voldoende rechts gehouden, zoals vereist is in art. 3, eerste lid RVV 1990.4. In het registratieformulier, zoals dat is gewijzigd door het proces-verbaal van 1 maart 1998, is vermeld dat het best mogelijk zou zijn dat mevrouw P. was geschrokken van verzoekers auto. Ook een dergelijke vermelding was niet juist, omdat zij slechts een veronderstelling is. Immers, mevrouw P. heeft dit niet verklaard, en dit ook niet als reden voor de aanrijding aangevoerd. Bovendien vormt dit geen verklaring voor het feit dat mevrouw P. niet rechtsaf is geslagen, zoals zij had verklaard te willen doen, nu verzoeker op generlei wijze haar rijbaan om rechtsaf te slaan had geblokkeerd.5. Wel is het juist dat de politie naderhand uit de eerste omschrijving van het ongeval de zin heeft weggelaten dat, indien mevrouw P. niet plotseling rechtsaf was geslagen, waarschijnlijk ook een aanrijding zou hebben plaatsgevonden. Ook deze zin betrof immers een veronderstelling, zodat hij niet thuishoorde in het registratieformulier.6. Uit het voorgaande volgt dat zeker in de eerste versie van het registratieformulier de toedracht van het ongeval niet in alle opzichten juist is weergegeven. Verzoekers klacht ter zake treft dan ook doel, zoals de korpsbeheerder in zijn brief van 30 maart 1998 terecht heeft opgemerkt. Daaraan doet niet af dat uit de bij het formulier gevoegde situatietekening wel de toedracht van het ongeval voldoende duidelijk is op te maken, en dat ook de plaats van het ongeval juist is weergegeven. De onderzochte gedraging is ook in zoverre niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), is gegrond, behalve ten aanzien van de reden als zodanig van de vertraging van de behandeling van verzoekers klachtbrief; op dit punt is de klacht niet gegrond.                           

Achtergrond

BIJLAGE 11. Ingevolge de Richtlijn verbaliseringsbeleid bij verkeersongevallen van 10 mei 1995, in werking getreden op 1 juli 1995 (Stcrt. 1995, 122) zendt de politie zowel van verkeersongevallen waarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt als van verkeersongevallen die alleen geregistreerd worden, een registratieformulier aan het Verbond voor Verzekeraars (voorheen de NVVA: Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren; N.o.). Bij verkeersongevallen waarbij niet meer dan licht letsel of meer dan zeer lichte schade is veroorzaakt dient een registratieformulier te worden opgemaakt. In die gevallen is ook het onderzoek door de politie naar het ongeval niet uitgebreid, omdat de afwikkeling van het ongeval in de regel civielrechtelijk, via de verzekeringsmaatschappijen van betrokkenen, plaatsvindt. Zo wordt in die gevallen in de regel geen diepgaand onderzoek naar zogenoemde stille getuigen (krassporen op het wegdek, rem, schuif of slipsporen, glasscherven, lakschilfers enz.) gedaan. Op het registratieformulier is een beperkte ruimte beschikbaar voor een situatieschets. In de regel wordt op die plaats een schets gemaakt, waaruit de plaats van het ongeval, de verkeerssituatie en de richting van de voertuigen blijkt. Er worden voor zo'n schets in het algemeen geen metingen verricht.2. In de hiervoor genoemde Richtlijn staat verder onder meer vermeld:"In geval van een verkeersongeval dient steeds proces-verbaal te worden opgemaakt:1. Wanneer uit een oogpunt van verkeersveiligheid sprake is van een ernstige overtreding van de verkeerswetgeving, waarbij in de gegeven situatie de verdachte een ontoelaatbare mate van voorzienbaar gevaar heeft doen ontstaan.                   (...)2. Ook indien 1. niet van toepassing is dient procesverbaal te worden opgemaakt:a. wanneer het verkeersongeval de dood van een der betrokkenen tot gevolg heeft;                   (...) b. wanneer het verkeersongeval letsel tot gevolg heeft waardoor enige betrokkene in het ziekenhuis een medische behandeling moet ondergaan, behoudens die gevallen waarin er slechts een slachtoffer is en is komen vast te staan dat dit slachtoffer de enige verdachte is."

BIJLAGE 2

BIJLAGE 3

Instantie: Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland

Klacht:

Handelwijze politie n.a.v. aanrijding (toezegging onafhankelijk onderzoek niet nagekomen; pas laat rapport opgesteld; registratieformulier niet gewijzigd).

Oordeel:

Niet gegrond