Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Roermond over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.Verzoeker, de korpsbeheerder en de hoofdofficier van justitie te Roermond deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. De feiten1. Verzoeker, werkzaam bij een expertisebureau voor transportschade te Rotterdam, onderzocht in de periode 1996-1997 in opdracht van zijn cli nten, verzekeraars, meerdere gevallen van diefstal van goederen tijdens transport per vrachtwagen.2. In opdracht van n van zijn cli nten onderzocht verzoeker de diefstal van een lading van 530 computer-monitoren. Deze lading werd op of omstreeks 28 maart 1997 gestolen uit een te Haelen geparkeerde oplegger van een vrachtwagen.3. De chauffeur van bovengenoemde vrachtwagen deed op 31 maart 1997 aangifte van de diefstal bij de basiseenheid Heythuysen van het district Weert van het regionale politiekorps Limburg-Noord. In het proces-verbaal van aangifte van diefstal van de lading van de vrachtwagen staat onder meer vermeld:"Op vrijdag, 28 maart 1997, heb ik de 3 assige oplegger (...) geparkeerd (...) te Haelen (...). Ik heb de oplegger afgekoppeld en ben met het trekkend voertuig naar mijn woning gereden. De oplegger was geladen, ik wist op dat moment niet waarmee, nu kom ik er achter dat het iets met computers moet zijn en andere electronica onderdelen. De trailer heeft een zilverkleurig zeil, met opschrift (...) en is aan de achterzijde voorzien van vaste deuren. De auto was geladen in Venlo, doch ik heb hem later overgenomen van een andere chauffeur. Ik parkeer de opleggers in een lang weekend vaker nog in Haelen. Alleen als het voor 1 nacht is parkeer ik wel eens in Horn zelf. Ik ben gewend in Haelen te parkeren, omdat ik daar altijd heb gewoond."4. Verzoeker deelde de procureur-generaal te 's-Hertogenbosch en de hoofdofficier van justitie te Roermond op 18 april 1997 schriftelijk onder meer het volgende mee:"In de afgelopen jaren zijn onze opdrachtgevers meermalen geconfronteerd met diefstal van lading tijdens transport inNederland. Een aantal van deze zaken wordt door ons onderzocht en gerapporteerd. Helaas hebben wij moeten constateren dat een aantal regio's in Nederland er wat betreft diefstal van (complete) ladingen uitspringen en wel negatief. In de regio Limburg zijn in het afgelopen jaar (1996/97) meerdere diefstallen gepleegd welke door een benadeelde aan de politie gemeld zijn. Wij moeten constateren dat het, voor wat betreft de politie, bij de melding alleen blijft. De benadeelde heeft moeten constateren dat er, vooral in Limburg, in het geheel geen vervolgonderzoek plaats vindt. Als voorbeeld brengen wij het volgende onder Uw aandacht:Op 28 maart jl wordt er in Venlo een trailer beladen met 530 nieuwe computer monitoren bestemd voor Itali . De chauffeur welke de trailer aankoppelt parkeert gedurende het weekend de trailer in Haelen, Limburg. Op 31 maart rond 14:30 wordt vastgesteld dat de trailer ontvreemd is en wordt de politie te Heythuysen ingeroepen. Deze maakt een PV op, echter sluit het dossier direct. (...) Wij nemen kontakt op met bureau Heythuysen waarop ons wordt mede gedeeld dat van hogerhand geen toestemming wordt gegeven voor onderzoek met als reden; 'eigen schuld, dikke bult, hadden ze de trailer daar maar niet moeten parkeren'. U begrijpt dat wij / verzekeringsmaatschappijen deze manier van behandelen niet kunnen accepteren. Meerdere vergelijkbare dossiers zijn in ons bezit en steeds blijkt maar weer dat, speciaal in de regio Limburg, diefstal van lading in het geheel geen prioriteit heeft. Tevens blijkt dat RCID (Regionale Criminele Inlichtingen Dienst; N.o.) afdelingen informatie in hun bezit hebben omtrent de handel in de gestolen goederen, reden des te meer voor de politie om wel een deugdelijk onderzoek te starten. Ons inziens dient in Nederland de diefstal van lading meer prioriteit te krijgen en is er voldoende aanleiding om een landelijk team deze zaken te laten onderzoeken."5. Op 25 april 1997 deelde verzoeker de procureur-generaal te 'sHertogenbosch, de hoofdofficier van justitie te Roermond en het regionale politiekorps Limburg-Noord, district Weert, onder meer het volgende mee:
"Ondergetekende refereert aan aangehecht faxbericht van 18 april jl (zie
Bevindingen
, onder A.4.; N.o.) waarop wij slechts als antwoord mochten ontvangen dat dit bericht het 'beleidstraject' ingegaan is. (...) Nadat o.g. zelf kontakt opgenomen heeft met (...) bleek (...) echter dat het nog geruime tijd zou gaan duren voordat er van enige aktie sprake zou zijn. (...). g. is er door 'eigen onderzoek' achtergekomen dat er via Politie Geldrop (van het regiokorps Brabant-Zuid-Oost; N.o.) een onderzoek gaande was naar ook een diefstal van computer monitoren. Nu is gebleken dat er tijdens dit onderzoek een (klein) deel van 'onze' ontvreemde monitoren is aangetroffen. Dit behoeft dan natuurlijk nader onderzoek, echter Geldrop deelt ons mede dat dit de verantwoordelijkheid is van Politie Heythuysen in welke regio de monitoren gestolen zijn en waar het PV is opgemaakt. Bureau Heythuysen heeft volgens zeggen geen personeel en is al te veel uitgekleed en krijgt van de korpsleiding niet de toestemming het onderzoek van Geldrop over te nemen of mankracht aan Geldrop te leveren om in het onderzoek mee te lopen. Het bovenomschreven is niet het eerste geval van niet meewerken door District Limburg-Noord. (...) Wij zijn van mening dat de Politie in het algemeen en District Limburg-Noord speciaal, het niet kan veroorloven op deze manier om te gaan met PV's en diefstal in zijn regio. Elke zaak dient ons inziens naar behoren onderzocht te worden en opmerking als 'hadden ze de trailer maar niet (in onze regio) moeten parkeren', of 'sorry, maar we hebben geen personeel' zijn voor ons, als belastingbetaler en vertegenwoordigers van benadeelden, geen excuus. (...) Wij hopen uiteraard, dat een en ander aanleiding is om een deugdelijk onderzoek aan te vangen, vooral nu er mogelijkheden zijn tot oplossing van deze zaak."6. De beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord verklaarde bij brief van 23 juni 1997 de door verzoeker bij depolitie ingediende klacht ongegrond. Deze brief hield onder meer het volgende in:"De door u ingediende klacht richt zich op het naar uw mening niet instellen van een aanvullend onderzoek door de politie in het district Weert naar aanleiding van het aantreffen van van diefstal afkomstige computerapparatuur. Door de districtschef van de politie te Weert is het onderzoek met betrekking tot de klacht afgerond en hij heeft mij hierover gerapporteerd. In dit verband zij vermeld, dat zijn onderzoek zich heeft beperkt tot het optreden van politieambtenaren van de regio Limburg Noord, waar ik als korpsbeheerder de eindverantwoordelijkheid voor draag. Uit de rapportage komt naar voren, dat er op 31 maart 1997 namens de eigenaar bij de politie te Heythuysen aangifte is gedaan van de diefstal van een oplegger, beladen met computer-monitoren. Tot het moment van aangifte had deze oplegger enkele dagen op een openbare weg (...) te Haelen geparkeerd gestaan. Kort na de aangifte werd op dezelfde dag de gestolen oplegger, zonder lading, in de gemeente Weert teruggevonden. Naar aanleiding van voornoemde aangifte werden door politie-functionarissen van de basiseenheid te Heythuysen contacten gelegd met de bij de diefstal betrokken bedrijven en verzekeraars. Ook werden door de afdeling Technische Ondersteuning een sporenonderzoek en een route-onderzoek met behulp van de tachograafschijf ingesteld. Tevens werd de Criminele Inlichtingen Dienst (RCID) in kennis gesteld van de diefstal. Een en ander met de intentie over voldoende informatie te beschikken om, indien mogelijk, een feitenonderzoek te kunnen opstarten. Alvorens nader in te gaan op het niet instellen van een 'aanvullend' opsporingsonderzoek zij vermeld, dat in zijn algemeenheid de vraag naar politiezorg in ruime mate de beschikbare capaciteit overschrijdt. Een en ander betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Deze beleidskeuzes, in casu de landelijke prioriteiten en de prioriteiten van het lokale Bestuur en het Openbaar Ministerie, worden als aandachtspunten opgenomen in het regionaal beleidsplan voor de politie, dat jaarlijks door het Regionaal College wordt vastgesteld. Reden waarom het onderzoek door de politie van woninginbraken, zeden- en gewelddelicten en autodiefstallen in deze regio een hoge prioriteit hebben. Voorzover capacitief mogelijk, wordt door de politie tevens
aan andere zaken aandacht besteed. Ook aan het onderzoek van deze diefstal is door de politie de nodige aandacht besteed. Verder komt uit de rapportage naar voren, dat medio april 1997 door de politie van Geldrop ondermeer een dertigtal computer-monitoren werden aangetroffen, die afkomstig waren van de diefstal eind maart 1997 te Haelen. Omtrent het aantreffen van deze goederen en het instellen van een aanvullend opsporingsonderzoek werd door de politie Geldrop contact opgenomen door de chef van de basiseenheid te Heythuysen. De inmiddels door de politie verzamelde informatie leidde tot de vaststelling dat een feitenonderzoek zeer waarschijnlijk zou leiden tot een zogenaamde 'seriezaak'. Dit betekende dat het opsporingsonderzoek een langdurige en intensieve inzet van ondermeer enkele politiefunctionarissen uit het district Weert zou vergen. Deze vaststelling maakte het noodzakelijk om een beslissing tot het instellen van een aanvullend onderzoek te wegen ten opzichte van de vastgestelde inspanningsverplichtingen, zoals de aanpak van meerdere zedenzaken met bekende daders, de start van een team voor autodiefstallen. De genoemde overwegingen hebben ertoe geleid dat in het bilateraal overleg tussen politie en het Openbaar Ministerie besloten werd dat een aanvullend onderzoek met betrekking tot de diefstal van de lading van de vrachtauto, vooralsnog, niet door het district Weert zou worden opgestart. De capaciteit die daarvoor benodigd zou zijn, was niet beschikbaar. Over vorenstaande bent u door de politie ge nformeerd. In eerdergenoemde faxberichten gaf u aan dat deze reactie voor u niet acceptabel was. Ik ben er mij van bewust dat het voor u als transport-schade-expertisebureau heel moeilijk te accepteren is, dat aan een aanvullend opsporingsonderzoek van een dergelijk diefstal door de politie noodgedwongen minder aandacht kan worden besteed, dan aan een kapitaal delict of een woninginbraak. (...) Gelet op vorenstaande kom ik tot de conclusie, dat de politie in het district Weert, rekening houdend met zowel het vastgestelde beleid als de beschikbare politiecapaciteit, een weloverwogen keuze heeft gemaakt om op dit moment af te zien van het instellen van een aanvullend opsporingsonderzoek. Derhalve verklaar ik uw klacht ongegrond. Overigens realiseer ik mij terdege, dat u teleurgesteld bent over het verloop van het onderzoek."
B. Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder
Klacht
.2. Verzoeker gaf op 15 september 1997 naar aanleiding van de brief van de korpsbeheerder van 23 juni 1997 (zieBevindingen
, onder A.6.) daarnaar gevraagd onder meer aan de Nationale ombudsman te kennen:"Op (...) wordt ons het volgende meegedeeld:'Ook werden door de afdeling 'Technische ondersteuning' een sporenonderzoek en een routeonderzoek met behulp van de tachograafschijf ingesteld'. Tijdens ons onderzoek omtrent het geval en het optreden van de politie is gebleken dat de sporen in de teruggevonden trekker en trailer veilig gesteld zijn, echter hier is niets mee gedaan. De tachograafschijf is door de politie opgestuurd naar het Technisch Laboratorium te Rijswijk, echter deze concludeerden dat de schijf onvoldoende gegevens bevatte voor een onderzoek. (...) (...) de korpsleiding (verschuilt; N.o.) zich achter een alom bekende smoes. Geen mensen, geen capaciteit! Indien een zaak te weinig aanknopingspunten heeft kunnen wij een dergelijk excuus nog begrijpen, echter in deze zaak is een zeer groot deel van de informatie vergaring reeds door derden gedaan. Dat de publieke opinie zo is dat het onderzoek naar woninginbraken belangrijker is, is voor ons in het geheel niet belangrijk. Betekent deze opmerking soms dat de politie ineens wel mensen zou hebben indien een trailer in een loods gestald geweest was?? (...) Politie Geldrop heeft inderdaad kontakt opgenomen met Heythuysen en om de assistentie van 1 persoon gevraagd zodat deze in de 'seriezaak' kon meedraaien. Er werd niet om enkele politiefunctionarissen gevraagd, Geldrop zou het leeuwendeel van het onderzoek doen. Tijdens de gesprekken met functionarissen te Heythuysen is duidelijk gebleken dat ook zij het niet eens waren met de beslissing van hogerhand aangezien er voldoende aanleiding was voor een onderzoek met mogelijk een positief resultaat. Het capaciteitsprobleem zou intern opgelost worden. In een recent telefoongesprek met Heythuysen is gebleken dat dit korps n poging heeft ondernomen welke geleid heeft tothet aantreffen van een 2e partij monitoren in Deventer, bij een persoon welke naam bij ons reeds bekend was. Dit bevestigt wederom dat dit onderzoek de spreekwoordelijke uitzondering op een 'Limburgse' regel was. Tot op heden zijn er nog 520 monitoren met een waarde US$ 112.000,= zoek. Om het optreden van de politie nog iets te verduidelijken; Op 21 mei 1995 wordt vanaf een afgesloten parkeerterrein te Venlo een trailer gestolen welke geladen is met computers met een inkoopwaarde van US$ 600.000,=. Deze bleek al snel deel te zijn van een seriezaak in Limburg. Venlo is vanaf het begin al heel terughoudend met het starten van een onderzoek terwijl er alle reden is voor een positief resultaat. Ondertussen gaan de diefstallen in Limburg gewoon door. In de maanden na de diefstal komen er hier en daar computers boven water waarop de politie gevraagd wordt hierop aktie te ondernemen. Dit wordt categorisch geweigerd, zelfs nadat andere korpsen waarmee wij zeer goede ervaringen hebben, toezeggen extra mensen aan Limburg te willen leveren. Deze inzet wordt kennelijk niet op prijs gesteld. Het mag duidelijk zijn dat wij (en met ons nog meer expertisebureaus) het niet eens zijn met de wijze waarop Limburg-Noord met 'Transport-criminaliteit' omgaat. Nederland als transportland zou binnen Europa een voorbeeld moeten zijn.". Het standpunt van de hoofdofficier van justitie De hoofdofficier van justitie te Roermond zond op 4 november 1997 in reactie op de klacht van verzoeker een ambtsbericht van 8 juli 1997, dat terzake was opgemaakt door de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie te Roermond, en deelde mee geen nadere aanvulling op dit ambtsbericht te geven. De plaatsvervangend hoofdofficier van justitie verwees in zijn ambtsbericht van 8 juli 1997 naar de aan verzoeker gerichte brief van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord van 23 juni 1997 (zie
Bevindingen
, onder A.6.). De plaatsvervangend hoofdofficier van justitie deelde mee dat de inhoud van deze brief zijn volledige instemming had. Voorts deelde hij mee dat ook de notitie van de chef van de basiseenheid van dat korps van 5 juni 1997 zijn instemming had (zie hiernaBevindingen
, onder D.2.8.).D. Het standpunt van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord1. De beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord reageerde bij brief van 19 januari 1998 onder meer als volgt op de klacht van verzoeker:"Ingaande op hetgeen door de heer W. (verzoeker; N.o.) in zijn aan u gerichte klacht is geformuleerd, meen ik allereerst te mogen opmerken dat in zijn algemeenheid de vraag naar politiezorg in de regio Limburg-Noord in ruime mate de beschikbare capaciteit overschrijdt. Om de schaarse politie-capaciteit toch zo doelmatig en effici nt mogelijk in te zetten, moeten er door het bevoegd gezag keuzes worden gemaakt. Deze beleidskeuzes worden weergegeven in het regionaal beleidsplan voor de politieregio Limburg-Noord, dat jaarlijks door het Regionaal College wordt vastgesteld. (...) Een en ander betekent, dat aan het onderzoeken van kapitale delicten, zoals moord, doodslag en verkrachtingen en aan misdrijven, die een ernstige aantasting vormen van de privacy, zoals woninginbraken, gewelddelicten, een hoge prioriteit wordt toegekend. Ingaande op het aspect van hetgeen u in de klachtformulering heeft opgenomen met betrekking tot het niet voldoende instellen van een onderzoek naar aanleiding van de aangifte van diefstal van een vrachtauto beladen met computer-monitoren op 31 maart 1997 te Haelen zij vermeld, dat naar aanleiding van de aangifte van voornoemde diefstal door de politie contacten zijn gelegd met de bij de diefstal betrokken bedrijven en verzekeraars. Ook werden door de afdeling Technische Ondersteuning een sporenonderzoek en een route-onderzoek met behulp van de tachograafschijf ingesteld. Tevens werd de Criminele Inlichtingen Dienst (RCID) in kennis gesteld van de diefstal. Een en ander met de intentie over voldoende informatie te beschikken om een feitenonderzoek te kunnen opstarten. De door de politie verzamelde informatie leidde tot de vaststelling dat een feitenonderzoek zeer waarschijnlijk een zogenaamde 'seriezaak' zou opleveren. Seriezaken zijn doorgaans langdurig en vergen een intensieve inzet van politie-personeel. Deze informatie maakte het noodzakelijk om een beslissing tot het instellen van een aanvullend onderzoek te wegen ten opzichte van de vastgestelde inspanningsverplichtingen, zoals de aanpak van meerdere zedenzaken met bekende daders en de start van een team voor het onderzoeken van autodiefstallen. De genoemde overwegingen hebben ertoe geleid, dat in het bilateraal overleg tussen politie en het Openbaar Ministerie besloten werd geen aanvullend onderzoek in te stellen. Ten aanzien van het niet instellen van een 'aanvullend' opsporingsonderzoek blijf ik van mening, dat destijds in het bilateraal overleg een weloverwogen keuze is gemaakt om hier van af te zien. Daarbij realiseer ik mij terdege dat dit voor het transportschade- en expertisebureau E. heel moeilijk te accepteren is. Resumerend blijf ik evenwel van mening, dat de klacht ongegrond is. (...) (...) de diefstal van de trailer te Venlo op 22 mei 1995. Gelet op de beleidsafspraken en de beschikbare capaciteit is in mei 1995 aan een 'aanvullend' onderzoek van deze diefstal geen uitvoering gegeven. Aangezien uit managementinformatie naar voren kwam, dat er binnen het district Venlo sprake was van een toename van het aantal diefstallen van vrachtauto's en/of ladingen, werd deze problematiek in het bilateraal overleg besproken. Tijdens dit overleg bleek, dat in november 1997, naast de voor de aanpak van de reeds bovengenoemde beleidskeuzes noodzakelijke politiecapaciteit, sprake was van personele ruimte. Reden waarom besloten werd om een politie-ambtenaar van het district Venlo toe te voegen aan een reeds operationeel team van de politieregio Brabant Zuid-Oost, dat zich bezig houdt met het onderzoeken van deze vorm van criminaliteit. Dit team heeft, naast het onderzoeken van een groot aantal diefstallen van vrachtauto's en/of ladingen in beide politieregio's, ook aandacht besteed aan de diefstal van monitoren in de gemeente Haelen in maart 1997. Echter dit onderzoek heeft tot op heden niets opgeleverd."2. Bij de reactie van de korpsbeheerder bevonden zich onder meer de volgende bijlagen:2.1. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 31 maart 1997, opgemaakt door ambtenaren H. en R. van het regionale politiekorps Limburg-Noord. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:"Gegaan naar (...), aldaar deelde aang. (...), ons mede, dat tussen vrijdag, 28 maart 1997 te 12.00 uur en hedenmiddag 31 maart 1997 omstreeks 14.30 uur, zijn oplegger gestolen was. Hij had deze geparkeerd (...) te Haelen (...). De oplegger, (...), 3 assig, was geladen met computeronderdelen en andere electronische onderdelen. (...) Betrof een oplegger met zilverkleurig zeil en vaste achterdeuren.(...) Aangever parkeerde zijn opleggers altijd op het ind. terrein voor een langer weekend. Hij wist tot op het moment van de aangifte niet wie de eigenaar van de oplegger en de goederen was en wat hij berhaupt geladen had."2.2. Een proces-verbaal van technisch onderzoek van 1 april 1997, opgemaakt door ambtenaar K. van bovengenoemd korps. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:"Op (31 maart 1997, omstreeks 14.20 uur; N.o.) heb ik (...) in de gemeente Weert, een onderzoek ingesteld in en aan een vrachtautocombinatie, bestaande uit een trekker met oplegger, die daar was aangetroffen dicht bij de kruising met de autosnelweg A2. (...) In de trekker was een gebruikte tachograafschijf aanwezig. Het slot van het rechterportier van de trekker was geforceerd. In het contactslot, dat eveneens was geforceerd, stak een schroevendraaier. Ongeveer in het midden van de rechterzijkant van de oplegger, ter hoogte van de laadvloer, werd in een beschadiging van het dekzeil, een stukje hout en enkele kleine groene boomblaadjes aangetroffen. Deze waren kennelijk daar achtergebleven na een aanrijding met een boom of struik. In de laadruimte van de oplegger lagen de goederen, waarin de ontvreemde computerapparatuur verpakt was geweest, in de vorm van lege pallets, stukken karton, folie en kartonnen strippen. Tussen deze goederen lag een aansteker op de laadvloer." In dit proces-verbaal is een lijst opgenomen van veertien in de desbetreffende vrachtauto aangetroffen sporen. Hierbij was vermeld dat twee van de gevonden sporen, een schroevendraaier en een sigarettenaansteker, luchtdicht waren verpakt voor een eventuele sorteerproef op menselijke geur, en dat een ander aangetroffen spoor, de tachograafschijf, voor verder onderzoek was meegegeven aan een met naam genoemde politieambtenaar.2.3. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 4 april 1997, opgemaakt door ambtenaar H. van dat korps. In deze mutatie is onder meer het volgende vermeld:"N.a.v. tel. van (de eigenaar van de bewuste vrachtwagen; N.o.), (...), contact met hem opgenomen. Hij zat te wachten op de OD (onbekende dader; lees: het proces-verbaal van aangifte; N.o.). Daar hij echter geen gegevens had doorgefaxt de dag van de aangifte, deze toen niet op papier kunnen zetten. Deze gegevens alsnog met veel moeite via hem en andere bedrijven kunnen krijgen. Bleek, dat het voertuig dezelfde middag als de aangifte werd gedaan was teruggevonden te Weert. OD opgemaakt, maar de serienummers en merken etc. van de nog
ontvreemde goederen waren niet bekend. Wederom met (de eigenaar; N.o.) contact opgenomen teneinde deze te achterhalen. Hij zou de nr's doorfaxen."2.4. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 24 april 1997, opgemaakt door ambtenaar G. van eerdergenoemd korps. Deze mutatie luidt onder meer als volgt:"Tel. contact gehad met (...). De ontvreemde lading is dus:530 stuks monitoren 14, 15 en 17 inch, waarvan de serienummers bekend zijn bij de afdeling infodesk te Weert. * Te 13.30 uur tel contact gehad met coll. (...), pol. Geldrop. Blijkt dat zij n.a.v. van een diefstal te Nuenen een partij hebben 'aangekocht' ter grootte van 100 stuks. Hierbij bleek dat er 30 stuks afkomstig waren van de diefstal te Haelen d.d. 31 maart.. s. maandag nader onderzoek, met name door coll (...). Vanuit Limburg noord werd gevraagd voor assistentie in deze zaak. CBE in kennis gesteld."2.5. Een proces-verbaal van ambtenaar G. van het regionale politiekorps Limburg-Noord van 2 mei 1997. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:"Door mij G. (...) wordt het volgende verklaard:VERZOEK ONDERZOEK TACHOGRAAFSCHIJF Aan: Ing. S. GL RIJSWIJK Van: G. Naar aanleiding van de hierbij gevoegde tachograafschijf kan ik U mededelen dat voor wat betreft de gepleegde strafbare feiten het navolgende bekend is:* Diefstal trekker te Maasbree, op een afgesloten terrein (...),gepleegd tussen zondag 30 maart 1997 te 21.30 uur en maandag 31 maart 1997 te 08.00 uur; * Diefstal oplegger met inhoud te Haelen, openbare weg (...), gepleegd tussen vrijdag 28 maart 1997 te 12.00 uur en maandag 31 maart 1997 te 14.30 uur; * aantreffen voornoemde trekker met (LEGE) oplegger te Weert (...), op 31 maart 1997 te 12.33 uur. De tachograafschijf is op laatst genoemde plaats uit de auto
gehaald, door technisch rechercheur K., op 31 maart 1997 na 14.20 uur. (...) De vraagstelling is:Kan a.d.h. bijgevoegde tachograafschijf nog een analyse plaats vinden ter vaststelling van de 'gereden' route?"2.6. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 16 mei 1997, opgemaakt door politieambtenaar G. In deze mutatie staat onder meer het volgende vermeld:"Van (...) begrepen dat coll. (...) uit Helden (eveneens van het regionale politiekorps Limburg-Noord; N.o.) ook nog bezig was met nader onderzoek i.v.m. aantreffen van sporen in de trekker, na de diefstal door BTO (Bureau Technisch Onderzoek; N.o.) Venlo."2.7. Een proces-verbaal van 20 mei 1997, bevattende het journaal van het opsporingsonderzoek, opgemaakt door ambtenaar G. van het regionale politiekorps Limburg-Noord. Dit journaal houdt onder meer het volgende in:"N.A.V. DIEFSTAL TREKKER/OPLEGGER/CONTAINER/INHOUD (...) TE HAELEN Di. 1 april 1997 09.00 uur G.:In Bps (Bedrijfsprocessensysteem; N.o.) alleen een vrije mutatie gevonden m.b.t. deze diefstal. Geen aangifte NSIS (Nationaal Schengen-informatiesysteem; N.o.) sign. oid. Contact opgenomen met bedrijf (...) en verzocht de benodigde gegevens PERSOONLIJK middels een aangifte te verstrekken aan pl. politie. (...) 10.10 uur G.:Fax van vrije mutatie verzonden aan (...) landelijk transportteam. AKTIE: Bij completering zaak hun een fax versturen. 11.00 uur G.:In BPS (...) melding van aantreffen lege container/oplegger/trekker. Aangetroffen te Weert (...) op 31 maart te 12.33 uur. (...) TO (technisch onderzoek; N.o.) door K. BTO Venlo. Meerdere bruikbare sporen veilig gesteld. Zie verslag (zie
Bevindingen
, onder D.2.2.; N.o.). Melder van voorval is dhr. Ha. uit Maasbree, zijnde de aangever van de dfst. trekker te Maasbree. (...) Nader verhoor van Ha. dient m.i. plaats te vinden. (...) 14.00 uur G.:Na tel. vooraankondiging werd door (...) via de fax verzonden een aantal rekeningen van de lading van de container. Totaal 6 pagina's. (...) 15.50 uur G.:Van B., werkzaam bij CU. te Rotterdam, optredend namens de firma/verz. van DE. een drietal A4 tjes gefaxt gekregen m.b.t. lading van hun bedrijf. Hij zal morgen evt. aankomen bureau Heythuysen. (...) 02-04-97 10.30 uur G.:Belt eig. oplegger zijnde M. (...). Met hem de afspraak gemaakt dat hij op don. 3 april 1997 na 18.00 en voor 23.00 uur in het bureau te Weert offici le aangifte gaat doen van de diefstal inhoud container. Chauffeur C. is tot en met vrijdag afwezig. 02-04-97 11.45 uur G.:Aan bureau Heythuysen B. (...) Van hem diverse gegevens ontvangen m.b.t. stickers, plakband, omschrijving van vracht. De goederen van DE. betreft besturingsapparatuur voor hydraulische persen (zeer specialistisch) waarvan in Nederland maar drie klanten bekend zijn. Er is GEEN zwarte markt voor deze goederen. (...) 13.40 uur G.:(...) RCID tel. in kennis gesteld van diefstal. Indien nadere bijzonderheden zijn nemen we of zij contact op.14.30 uur G.:Na tel. contact met W. Nederweert blijkt dat volgens hem dezelfde MO (modus operandi; N.o.) van toepassing is op de aangetroffen oplegger op 10 maart te Weert (...). Uitdraai gemaakt.(...). v. bevindingen aantreffen v.a. te Weert zal door W. gemaakt worden en naar (...) gestuurd worden. Door BTO werd schijf meegenomen. Zal ter beschikking worden gesteld van W. 3 april 1997 11.00 uur L.:Belt Ma. (...). Is belast met het onderhavige onderzoek. Vroeg zich af of er gedacht is aan veiligstelling van de tacho-schijf. Hem gezegd dit te zullen nakijken. Van (...) vernomen dat W. dit inderdaad zou regelen. Blijkt inderdaad in de mut. Van 31-03-97 23.36 uur te zijn verwoord. Ma. belt in de loop van de middag terug. 20 mei 1997 11.05 uur L.:Belt Ma. Deelt mede dat hij heeft 'opgevangen' dat de lading zoals ontvreemd, door de politie was teruggevonden. Alhier niets van bekend. Hij zou proberen de bron te traceren."2.8. Een notitie van 5 juni 1997 van de chef van de basiseenheid Heythuysen van het regionale politiekorps Limburg-Noord, aan de chef van het district Weert van dat korps. In dit ambtsbericht is onder meer het volgende vermeld:"Omdat er met een zekere frequentie vrachtautoladingen werden gestolen en de eerste onderzoeksfasen wezen in de richting van interregionaal georganiseerde zware criminaliteit, zijn door de RCID en onder andere de basiseenheden Heythuysen en Nederweert (van het regionale politiekorps Limburg-Noord; N.o.) de in hun respectievelijke gebieden gepleegde vrachtautodiefstallen medio augustus 1996 ter weging voorgelegd aan de begeleidingscommissie Bureau Zwaar Georganiseerde Criminaliteit (BZGC). De commissie besloot deze reeks diefstallen niet door BZGC te doen aanpakken. Hoe andere regio's, districten c.q. basiseenheden omgaan met de opsporing van daders in zaken als deze, is mij niet bekend. Ik beperk mij dan ook tot hetgeen de basiseenheid Heythuysen aangaat. (...)
Toen op 24 april 1997 de politie te Geldrop melding maakte van het aantreffen van goederen afkomstig uit de hier bedoelde gestolen oplegger, diende t.a.v. de aanpak een afweging te worden gemaakt in relatie tot andere 'in voorraad' zijnde zaken en gemaakte afspraken tegen de achtergrond van de districtelijk beschikbare capaciteit. Zo was reeds in november 1996 met het O.M. de afspraak gemaakt dat prioriteit gegeven zou worden vanaf januari 1997 aan de reeks diefstallen van personenauto's in het district Weert en in de basiseenheid Heythuysen in het bijzonder. Door onvoldoende garantie v.w.b. capaciteit kon dit team pas op 1 juni 1997 daadwerkelijk 'doorstarten'. De capaciteit die de extra surveillances vroegen i.v.m. de controle op varkensvervoer speelde bij de afwegingen een rol. Diverse zedenzaken, ook met bekende dader, wachtten op daadwerkelijke aanpak. Met de gemeente Heythuysen was de afspraak gemaakt dat de basiseenheid Heythuysen 1,5 FTE zou vrijmaken t.b.v. de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Dit verband houdend met het AZC (asielzoekers centrum; N.o.). (...) Extra inspanningen op het gebied van vreemdelingenzorg en jeugdzorg maakten reeds dat de bedrijfsvoering dermate in de knel kwam dat op de openingstijden van het buro van de basiseenheid moest worden beknibbeld. De ingevoerde arbeidsomstandighedenwet speelde, en speelt nog steeds, het effici nt inzetten van de schaarse capaciteit parten. Gelet op het bovenstaande kon slechts de beslissing in deze zijn dat toen niet aangesloten kon worden op het onderzoek dat Geldrop inzake soortgelijke feiten in Brabant gepleegd, uitvoerde. Er zou bovendien sprake moeten zijn van een zelfstandig door het district Weert uit te voeren onderzoek. G. taakmentor criminaliteit deelde mij mede dat de politie Geldrop hun zaak zou afwerken en vervolgens de informatie zou overdragen aan het district Weert. In casu zou dus een seriezaak opgepakt moeten worden welke regionaal geen prioriteit kreeg en welke meer dan 'even enige' capaciteit zou vergen."2.9. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 10 juni 1997, opgemaakt door politieambtenaar G. In deze mutatie staat onder meer het volgende vermeld:"Tel. contact gehad met coll. (...) pol. Geldrop, (...). Hij is verder bezig geweest met het onderzoek inzake de diefstallen van meerdere honderden beeldschermen bij het bedrijf (...) in Nuenen. Er is tussenpersoon die, voorzover heden bekend, ter goeder trouw beeldschermen heeft aangekocht. Hij heeft nu nog een 20-30 tal
staan met de type nummers: (...) en (...). Deze staan bij hem in de garage. Serienummers zijn (nog) niet bekend. Politie Geldrop zal NA 14 juni de zaak verder opmaken waarbij het de bedoeling is de verkoper (verm. een heler) aan te houden. Indien 'wij' als regio voornemens zijn onderzoek te doen aan de diefstal te Haelen kunnen we contact opnemen met Geldrop. Naam e.d. van VE (verdachte; N.o.) zijn nog niet bekend."2.10. Rapporten van de ambtenaren G. en L. van de basiseenheid Heythuysen van het regionale politiekorps Limburg-Noord, van 27 december 1997 en 10 januari 1998, opgemaakt naar aanleiding van de klacht van verzoeker over het politieoptreden. Het rapport van politieambtenaar G. luidt onder meer als volgt:"De tachograafschijf is veilig gesteld door een medewerker van bureau technische ondersteuning van de regiopolitie Limburg Noord, (zie
Bevindingen
, onder D.2.2.; N.o.). (...) De schijf werd vervolgens op 2 mei 1997 door mij, rapporteur, gezonden aan (...) van het gerechtelijk laboratorium te Rijswijk. (...) De uitslag van het onderzoek van deze schijf werd allereerst telefonisch medegedeeld. De uitslag was dat het aan de hand van de gegevens aanwezig op deze schijf het NIET mogelijk was een analyse te maken ter vaststelling van de gereden route. De schijf werd naderhand met een kort begeleidend schrijven gezonden aan het bureau van politie te Heythuysen en door mij, rapporteur, met begeleidend schrijven, voor 'oplegging' gezonden aan de afdeling 'INFODESK' van het district Weert. Voorzover mij, rapporteur, bekend is deze schijf nog steeds voorhanden bij de laatstgenoemde afdeling." Politieambtenaar L. vermeldde in zijn rapport onder meer het volgende:"Op 10 juni 1997 werd ik opgebeld door dhr. S. uit Deventer. S. deelde mij mede dat hij beschikte over circa 20 beeldschermen die kennelijk van diefstal afkomstig zijn. S. kwam dit te weten na een onderzoek door de politie van Geldrop, die bij hem een aantal monitoren in beslag hadden genomen. Tijdens de aanwezigheid van de politie bij S. heeft men tevens nummers genoteerd van beeldschermen, waarvan op dat moment niet het vermoeden aanwezig was dat ze van misdrijf afkomstig waren. Kort daarna werd S. echter ge nformeerd door de politie Geldrop, dat ook de monitorendie hij nog wel in zijn bezit had, van diefstal afkomstig waren. Het onderzoek in die zaak zou door de politie van Heythuysen worden verricht. Op 10 juni 1997 werd collega G. bekend dat de politie te Geldrop bezig was met een onderzoek inzake diefstallen van meerdere honderden beeldschermen bij het bedrijf (...) te Nuenen. (...) Op grond van deze mutatie (van 10 juni 1997; N.o.), en het telefoontje van S. voornoemd, heb ik op 12 juni 1997 om 14.10 uur telefonisch contact gehad met dhr. D. van de politie te Geldrop. D. deelde mij mede dat uit hun onderzoek inzake de P.-zaak bekend is geworden, dat dhr S. uit Deventer een aantal monitoren heeft gekocht van iemand wiens GSM-nummer bij de politie Geldrop bekend was. In Geldrop had men een tactiek uitgezet op grond waarvan de verwachting aanwezig was dat de betrokken verdachte op of kort na 14 juni 1997 zou worden aangehouden. Op 16 en 17 juni 1997 werden door mij met diverse personen overleg gevoerd over de wijze waarop wij dienden om te gaan met de monitoren die in het bezit waren van S. Onder andere heb ik contact gehad met de Officier van Justitie (...). Deze stelde voor de verdachte te bewegen vrijwillig afgifte te doen van de monitoren. Indien hij daar niet aan wenste te voldoen was verdere afwikkeling toch een politionele aangelegenheid. Voorts heb ik overleg gevoerd met de Operationele Chef van de basiseenheid Heythuysen, de inspecteur van politie, V. Ik heb hem in kennis gesteld van de stand van zaken. Kort daarna deelde V. mij het navolgende mede:In overleg met de chef DOOZ (Districtelijke Operationele Ondersteunende Zaken; N.o.) te Weert werd besloten dat de beeldschermen bij S. in beslag zouden worden genomen. Voorts dat, indien door de politie Geldrop de verdachte inzake de diefstal van deze beeldschermen bekend zou worden, de politie van het district Weert zou participeren in het verdere onderzoek.Op grond van bovenstaande heb ik wederom contact opgenomen met D. Ik heb hem medegedeeld welk aandeel de politie van het district Weert wilde leveren in het onderzoek. Hij zegde mij toe contact op te nemen indien men een verdachte had aangehouden. Op 7 oktober 1997 heb ik wederom contact opgenomen met D. Deze deelde mij mede dat aanhouding van de verdachte, zoals gepland, niet had kunnen plaatsvinden. Men had wel nog andere onderzoeksmogelijkheden om achter de identiteit van de verdachte te komen. Wederom gaf D. aan mij in kennis te stellen indien een verdachte bekend was. Op 5 januari 1998 werd door mij voor het laatst contact met D. opgenomen. D. deelde mij toen mede dat het onderzoek naar de verdachte van de diefstallen van de monitoren, in het geheel
niets meer had opgeleverd. Het onderzoek was inmiddels door hen gesloten. (...) Rapporteur heeft op enig moment telefonisch contact gehad met dhr. W. (verzoeker; N.o.) De inhoud van dit telefoongesprek werd door mij niet vastgelegd. In dit gesprek heb ik W. medegedeeld dat door de leiding van de politie te Heythuysen om prioritaire redenen de keuze is gemaakt dat er geen nader onderzoek naar de daders van de diefstallen van de monitoren zou plaatsvinden. W. deelde mij daarop mede dat hij dit onverteerbaar vond omdat het naar zijn mening gerechtvaardigd was dat er wel nader onderzoek zou plaatsvinden. Hij vroeg mij daarop wat ik daarvan vond. Ik heb W. toen medegedeeld dat er weliswaar onderzoekstactisch gezien voldoende gronden aanwezig waren die een onderzoek naar de daders van de diefstallen van de monitoren rechtvaardigden, doch dat het feit er onmiskenbaar lag dat zich meer zaken aandienden dan dat er capaciteit voor de aanpak daarvan voorhanden was. Ik heb mij nimmer badinerend over de beslissing van de politieleiding naar W. uitgelaten. (...) Nadat op 12 juni 1997 S. mij, rapporteur, in kennis had gesteld van het feit dat hij vermoedelijk van diefstal afkomstige beeldschermen in zijn bezit had, zijn deze beeldschermen fysiek door hem ter inbeslagneming afgestaan, waarna ze in beslag werden genomen. Door S. werd echter geen afstand van de beeldschermen gedaan. In afwachting van een beslissing van de Officier van Justitie verblijven deze beeldschermen nog immer bij de politie te Deventer."2.11. Het beleidsplan van de politie voor de regio Limburg-Noord voor het jaar 1997. In dit beleidsplan – vastgesteld in het Regionaal College op 1 november 1996 - is onder meer het volgende bepaald:"Prioriteit hebben de bestrijding van zware criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, lokaal ernstige criminaliteit en jeugdcriminaliteit. De bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit richt zich in het bijzonder op drugs(handel), fraude, mensenhandel en milieucriminaliteit. (...) Lokaal ernstige criminaliteit – met name delicten die de leefbaarheid en veiligheid sterk aantasten – spitst zich toe op gewelddelicten, zedendelicten en vermogensdelicten. In het bijzonder geldt dit voor woninginbraken, autodiefstallen en diefstallen uit auto's."
3. Daarnaar gevraagd verstrekte de korpsbeheerder op 25 maart 1998 het beleidsplan voor de regio Limburg-Noord voor het jaar 1996. In dit beleidsplan – vastgesteld in het Regionaal College op 26 oktober 1995 – staat onder meer het volgende vermeld:"De kernthema's voor 1996 hebben betrekking op de georganiseerde-drugs- en jeugdcriminaliteit, de meest problematische vormen van lokaal ernstige criminaliteit, de openbare ordeproblematiek, de verkeersonveiligheid, het milieu en de zorg voor slachtoffers van misdrijven en ongevallen." Ook in dit beleidsplan staat dat bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit extra accenten zouden liggen op de bestrijding van de mensenhandel.. De reactie van verzoeker Verzoeker reageerde bij brief van 17 februari 1998 onder meer als volgt op de standpunten van de hoofdofficier van justitie en de korpsbeheerder:"Het moge duidelijk zijn dat onze opdrachtgever (verzekeraar van monitoren (...), het slechts een schrale troost vindt dat de zaak in alle bilaterale overleggen besproken is, maar dat er de voorkeur gegeven wordt aan onderzoeken naar autodiefstallen en zedenzaken. Wij begrijpen zeer wel dat deze zaken ook belangrijk zijn maar, indien er al sprake is van zoveel informatie dat er sprake zou zijn van een 'seriezaak', dan zou er binnen politie en justitie toch wel wat meer prioriteit aan transportcriminaliteit gegeven mogen worden. Uit de overgelegde rapportage blijkt dat de politie inderdaad het minimum te verwachten heeft uitgevoerd. Dit heeft uiteraard niet geleid tot het oplossen van de diefstal en het dus voorkomen van het plegen van gelijksoortige diefstallen door dezelfde daders in de toekomst." BEOORDELING1. E n van de taken van de politie is de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De mogelijkheden van de politie om deze taak uit te voeren, zijn echter niet onbeperkt. In deze is van belang dat elk politiekorps bij de vervulling van zijn taken wordt beperkt door de middelen die het, in het kader van een landelijke verdeling, ter
beschikking worden gesteld, bezien in samenhang met omvang en aard van het werkaanbod van het betreffende korps. Het voorgaande betekent dat de politie bij de vervulling van haar taken, waaronder die van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, prioriteiten dient te stellen. Daarbij mag worden verwacht dat deze prioriteitstelling weloverwogen gebeurt. Voor zover mogelijk dient de politie naast de gestelde prioriteiten ook aandacht te schenken aan die gevallen waaraan geen prioriteit kan worden toegekend.2.1. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Limburg-Noord in 1996 en 1997 onvoldoende onderzoek heeft ingesteld naar aanleiding van diverse meldingen van diefstal van vrachtwagenladingen.2.2. De beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord heeft in reactie op de klacht van verzoeker laten weten dat de vraag naar politiezorg gedurende de bovengenoemde periode de beschikbare capaciteit bij de politie overschreed. Hij heeft verder laten weten dat, toen in november 1997 was gebleken dat daartoe ruimte was, het regionale politiekorps Limburg-Noord, na overleg met het openbaar ministerie, had besloten een ambtenaar van dat korps toe te voegen aan een operationeel team van het regionale politiekorps Brabant-Zuid-Oost, dat zich bezig hield met het onderzoeken van diefstallen van vrachtwagens en/of ladingen daarvan.2.3. Uit het onderzoek is gebleken dat het regionale korps Limburg-Noord gedurende de bovengenoemde periode zekere actie heeft ondernomen naar aanleiding van de diefstallen van vrachtwagenladingen. Zo heeft de politie onderzoeken ingesteld waarbij ook de Regionale Criminele Inlichtingen Dienst (RCID) werd ingeschakeld. Tevens is echter uit de door de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord overgelegde beleidsplannen voor de regio Limburg-Noord voor de jaren 1996 en 1997, die door het Regionaal College waren opgesteld, gebleken dat aan diefstal van vrachtwagenladingen geen prioriteit was verleend (zie
Bevindingen
, onder D.2.11. en D.3.). De Nationale ombudsman ziet geen reden tot kritiek op de desbetreffende afweging door het Regionaal College.2.4. Gezien het tekort aan capaciteit, en gezien de prioriteiten die in de betreffende regionale beleidsplannen zijn neergelegd, kon het regionale politiekorps Limburg-Noord in de periode 1996-1997 met betrekking tot de diefstallen van vrachtwagenladingen in redelijkheid afzien van het instellen van aanvullende opsporingsonderzoeken. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.3.1. Verzoeker klaagt er verder met name over dat het regionale politiekorps Limburg-Noord onvoldoende onderzoek heeft ingesteldnaar aanleiding van een aangifte van diefstal in Haelen van een lading van een cli nt van hem op 31 maart 1997. Ten aanzien van deze klacht is het volgende van belang.3.2. Uit het onderzoek is gebleken dat het regionale politiekorps Limburg-Noord aan deze aangifte van diefstal gevolg heeft gegeven door onder meer contacten te leggen met de bij de diefstal betrokken bedrijven en verzekeraars, door over te gaan tot een sporenonderzoek, door bij het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk een onderzoek naar de tachograafschijf in te doen stellen en door de RCID van deze diefstal op de hoogte te brengen.3.3. De korpsbeheerder heeft in reactie op de klacht van verzoeker laten weten dat de op bovenomschreven manier door de politie verzamelde informatie had geleid tot de vaststelling dat aanvullend onderzoek naar deze diefstal waarschijnlijk langdurig van aard zou zijn en een intensieve inzet van de politie zou vergen. Voorts heeft de korpsbeheerder in zijn reactie meegedeeld dat, gezien deze omstandigheden, in het overleg tussen de politie en het openbaar ministerie was besloten dat geen aanvullend onderzoek naar deze diefstal zou worden ingesteld, nu er aan deze vorm van diefstal in het regionaal beleidsplan geen prioriteit was verleend.3.4. Het ongenoegen van verzoeker over het uitblijven van aanvullend opsporingsonderzoek naar aanleiding van zijn aangifte van 31 maart 1997 is zeer begrijpelijk. Niettemin kon de politie in redelijkheid afzien van het doen van aanvullend opsporingsonderzoek naar aanleiding van deze aangifte, aangezien er sprake was van een gebrek aan capaciteit, terwijl aanvullend opsporingsonderzoek in deze zaak juist relatief veel capaciteit zou hebben gevergd, terwijl deze diefstal niet onder de door het bevoegd gezag in het regionaal beleidsplan neergelegde prioriteiten viel. Ook in zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Limburg-Noord, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Limburg-Noord (de burgemeester van Venlo), is niet gegrond.