Achtergrond
Zie BIJLAGE 1.Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd vier betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden commentaar op de klacht te geven. Een van hen maakte van de gelegenheid gebruik. Voorts werd een andere betrokken ambtenaar telefonisch gehoord. Tijdens het onderzoek kregen verzoeker en de korpsbeheerder de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder en twee betrokken ambtenaren deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten 1. Bij brief van 18 november 1996 aan de manager van het district 9 Groot-IJsselmonde van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond deelde verzoeker onder meer mee:"AANSPRAKELIJKHEIDSSTELLING (...) Hierbij stel ik u aansprakelijk voor het veroorzaken van schade aan mijn auto, een Honda Civic met kenteken XX-XX-XX, door uw dienst, d.d. 12 november 1996. Beschrijving omstandigheden:Dinsdagavond 12 november 1996 heb ik mijn auto om circa 19.30 uur geparkeerd in de K.-straat. Bij terugkomst uit het stadion (...) bleek mijn auto te zijn weggesleept, omdat hij - volgens de kennisgeving - binnen een afstand van 5 m uit een kruispunt stond geparkeerd. (...) Aangekomen op uw bureau aan de L.-straat ben ik coulant geholpen. Omdat ik niet kon betalen en de auto wel wilde meenemen (auto nodig voor werk) heeft n van uw medewerkers voorgesteld een familielid te laten betalen op het politiebureau in mijn woonplaats. Nadat van deze betaling een bevestiging uit Naaldwijk was ontvangen werd ik naar mijn auto geleid. Wat mij al direct bevreemdde was dat mijn auto niet op het terrein van de politie stond geparkeerd maar op een naburig gelegen schoolplein (hierover straks meer). Vanwege drukke werkzaamheden en priv -omstandigheden bemerkte ik pas vrijdag 15 november 1996 schade aan de voorzijde van mijn auto. Deze schade aan het zogenaamde front (tussen de koplampen) kan alleen maar zijn veroorzaakt door het wegslepen van de auto door uw dienst. Beschrijving schade:Het frontje is op twee plaatsen, circa 50 centimeter uit elkaar, ingedeukt. Elke deuk heeft een omvang van circa 15 cm. Ten opzichte van de bumper is het front circa n centimeter naar binnen geknakt (...).Raming schadebedrag:Ik heb zaterdag 16 november 1996 bij twee autobedrijven in mijn woonplaats een raming van het schadebedrag gevraagd:a. autobedrijf F. (...): circa f 1.000,-; b. autoschade M. (...): minimaal f 750,-. Het front zal vervangen moeten worden door een nieuw exemplaar en zal zorgvuldig in de juiste kleur moeten worden gespoten. Verbergen schade door uw dienst:Zoals reeds eerder beschreven heeft uw dienst mijn auto geparkeerd op een naburig schoolplein. Bovendien in een donkere, onverlichte hoek en wel zodanig dat ik de voorkant van de auto niet direct kon zien (...). Uiteraard ben ik direct ingestapt en weggereden. Pas nadat ik de schade had bemerkt begreep ik het hoe en waarom van deze vreemde gang van zaken: uw dienst wist van de schade die het had veroorzaakt en heeft deze met opzet voor mij verborgen gehouden. Getuige:Ik had dinsdagavond een neef als passagier in de auto: D. (...). Hij kan bovengenoemde gang van zaken bevestigen en zal ook getuigen dat ik de auto in ongeschonden staat heb geparkeerd aan de K.-straat. Terugbetalen wegsleepkosten:Tevens eis ik hierbij terugbetaling van het reeds door mij betaalde bedrag van ƒ 200,- zijnde de sleep- en bewaarkosten. Het wegslepen is ondeskundig uitgevoerd (wanprestatie) terwijl de auto niet op een terrein van de politie geparkeerd is geweest. Actie:Gaarne verneem ik op korte termijn welke actie u zult ondernemen om mij de schade en de gemaakte kosten te vergoeden."2. De manager van het district Groot-IJsselmonde van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, de heer S., deelde verzoeker bij brief van 2 december 1996 onder meer mee:
"In het kader van grootschalige evenementen in of nabij het stadion (...), heeft de politie van Rotterdam-Rijnmond, District 9, op aandringen van het bestuur en omwonenden sinds 2 jaar een streng handhavingsbeleid aangaande fout/hinderlijk parkeren. Dit handhavingsbeleid is ontwikkeld en doorgesproken met de verkeersofficier van het Openbaar Miniserie van het Arrondissement van Rotterdam. De ervaringen van de afgelopen jaren hebben aangetoond dat de parkeeroverlast vanwege het uitgestrekte gebied niet in zijn geheel streng is aan te pakken. Derhalve proberen we de ernstigste zaken weg te slepen en de rest te bekeuren. Om de bestuurders van de weggesleepte auto’s niet naar Rotterdam-Noord te laten gaan/lopen, hebben wij met de naast ons bureau gelegen school een afspraak gemaakt, dat wij tijdens evenementenregelingen het schoolplein mogen gebruiken als opslagterrein. Dit vanwege de afsluitbaarheid van dit plein. Omdat bijna alle auto’s dezelfde dag weer worden opgehaald is deze regeling voor de betreffende bestuurders gemakkelijker, vanwege de ligging van het bureau ten opzichte van het stadion. Voor wat betreft de verlichting van het schoolplein, is dit voor ons alleen een vaststaand gegeven en niet be nvloedbaar. Aangaande het wegslepen van auto’s kan ik u meedelen dat:= De verbaliserende politieambtenaar maakt een proces-verbaal en een schadebriefje op en vermeldt hierop de eventueel aan de auto aanwezige schade:= De takelwagenchauffeur maakt een sleepbon op, waarop eveneens de aangetroffen schade wordt aangegeven:= De betreffende auto wordt weggesleept en overgebracht naar het opslagterrein; = Eventueel ontstane schade tijdens het wegslepen, wordt bij de bewaarder gemeld; = Bij het afhalen van de auto wordt het een en ander verrekend en eventuele schade met de eigenaar van de auto afgehandeld. Tot zover de standaard procedure. Omdat bij evenementen veel auto’s worden weggesleept en betrokken bestuurders op diverse manieren geregeld verhaal willen halen, wordt binnen de verkeersregeling Stadion deze regeling strikt uitgevoerd. Aangaande het wegslepen van uw personenauto blijkt dat:= de verbaliserende politieambtenaar om 20.41 uur een proces-verbaal heeft uitgeschreven; = de takelwagenchauffeur om 20.45 uur uw auto is gaan wegslepen;
= de wegsleepbon van de politieman en de sleepbon van de takelwagenchauffeur, dezelfde schades aan uw personenauto aangeven; = de schades betroffen 2 deuken in het vaste gedeelte onder de motorkap en een deuk in het linkerportier; = de door u getekende en aangegeven schade is volgens de verbalisant en de takelwagenchauffeur dezelfde als de door hen aangetroffen schades; = de personenauto van u om 20.55 uur op het opslagterrein van de naburige school is geparkeerd. Ik kan daarom niets anders constateren en concluderen, dat u in de periode tussen het parkeren ( 19.30 uur) en de aankomst van de politieambtenaar (20.41 uur), het slachtoffer bent geworden van een verlaten plaats ongeval c.q. een vernieling. Gelet op bovenstaande mag ik u verwijzen naar het dichtstbijzijnde politiebureau in uw woonplaats voor het doen van aangifte van het verlaten plaats ongeval c.q. vernieling. Het mag duidelijk zijn dat de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, District 9 c.q. het bureau R.O.B. (Takelbedrijf), geen enkele aansprakelijkheid zullen accepteren voor de door de politieambtenaar en u aangetroffen schades."3. Verzoeker reageerde bij brief van 23 december 1996 aan de districtsmanager op diens brief. Hij deelde onder meer mee:"Ik handhaaf de aansprakelijkheidsstelling in mijn brief, d.d. 18 november 1996, en blijf erbij dat uw dienst c.q. het bureau R.O.B. (Takelbedrijf) de veroorzaker is van de schade aan mijn auto. Voor wat betreft het verbergen van de schade door uw dienst merk ik nog het volgende op. De verlichting van het schoolplein is wellicht een vaststaand gegeven maar uw dienst heeft weloverwogen een donkere parkeerplaats uitgezocht. Verder is het plein goed verlicht. Ik heb d.d. 19 december 1996 telefonisch contact gehad met de heer Da. van uw dienst. Hij heeft mij de procedure met betrekking tot de zgn. schadebriefjes uitgelegd. Ik heb geen zekerheid dat deze briefjes niet achteraf zijn opgesteld. Waarom is de geconstateerde schade niet aan mij gemeld bij het afhalen van de auto? Vooral ook omdat ik volgens u het slachtoffer ben geworden van een verlaten plaats ongeval c.q. een vernieling.
Gaarne ontvang ik binnen drie weken originele doorslagen (geen kopie n) van de 'schadebriefjes': de wegsleepbon van de politieman en de sleepbon van de takelwagenchauffeur. Ik neem geen genoegen met uw weigering aansprakelijkheid te accepteren en heb besloten mij te richten tot het hoofd van de afdeling schadezaken, de heer B."4. Namens de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond deelde de schaderegelaar van het Facilitair Bedrijf, de heer T., verzoeker op 24 januari 1997 schriftelijk onder meer mee:"Zoals reeds in de brief van de heer S. is aangegeven, moeten de verbalisant en de takelwagenchauffeur, voordat een voertuig wordt weggesleept, het betreffende voertuig schouwen op eventuele schade. Ook in onderhavige zaak is dit gebeurd. Op het schadebriefje, ingevuld door de verbalisant en op de sleepbon is duidelijk de door u geclaimde schade aangegeven. Gezien vorenstaande moet ik concluderen dat deze schade reeds op het voertuig aanwezig was voordat het voertuig door de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond is verplaatst. Derhalve kan ik geen enkele aansprakelijkheid aan de zijde van de politie of medewerkers aanvaarden en moet ik uw schadeclaim afwijzen."5. Bij brief van 7 februari 1997 berichtte verzoeker de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond onder meer het volgende:
"K L A C H T (...) Ik handhaaf de aansprakelijkheidsstelling en blijf erbij dat uw dienst de veroorzaker is van de schade aan mijn auto. Tevens beklaag ik mij hierbij over de wijze waarop uw dienst mijn aansprakelijkheidsstelling(en) heeft behandeld en afgedaan. Ten onrechte wordt geen aansprakelijkheid aanvaard. Als argument om aansprakelijkheid te weigeren wordt steeds gewezen op het bestaan van zogenaamde ‘schadebriefjes’. Ondanks diverse verzoeken mijnerzijds heb ik hiervan geen originele doorslagen ontvangen. Welke zekerheid heb ik dat deze briefjes niet achteraf zijn opgesteld? Ik weet dat agenten niet mogen liegen, maar dat geeft mij als burger onvoldoende rechtsbescher-ming. Zou het procedureel/moreel niet beter zijn geweest als deze schadebriefjes waren overhandigd op het moment dat ik mijn auto kwam ophalen?Ik ben van mening dat ik voldoende aannemelijk heb gemaakt dat de schade is veroorzaakt door uw dienst. Uw medewerkers denken waarschijnlijk dat de schade reeds (langer) aanwezig was en dat ik financieel voordeel probeer te behalen ten koste van uw korps. U moet weten dat ik mij wel degelijk bezwaard voel een eerbiedwaardige instantie als de politie 'lastig' te blijven vallen met deze kwestie. Ik ben echter overtuigd van mijn gelijk en kom op voor mijn rechten. Gezien het bovenstaande hoop ik dat u alsnog aansprakelijkheid aanvaardt en mij de schade en gemaakte kosten zult vergoeden. Graag zou ik binnen twee weken van u een schriftelijke reactie op mijn brief ontvangen."6. De manager van het Facilitair Bedrijf van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond deelde verzoeker bij brief van 20 februari 1997 onder meer mee:"Ik zie echter geen aanleiding om af te wijken van het standpunt, zoals de heer T. dit in zijn brief van 24 januari 1997 heeft uiteengezet, en moet derhalve uw schadeclaim afwijzen. (...) Ten slotte wil ik u er op wijzen dat ik, gelet op de inhoud van uw brief en de doelstellingen van de klachtenregeling van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, uw brief niet als 'klacht' in behandeling heb genomen.". Het standpunt van verzoeker Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder
Klacht
en onder A.1, A.3. en A.5.. Het standpunt van de korpsbeheerder1. De beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond reageerde bij brief van 21 juli 1997 en verwees naar een bij zijn brief gevoegde rapportage met bijlagen van de manager van het district Groot-IJsselmonde. De korpsbeheerder deelde in zijn reactie mee dat hij zich kon vinden in het oordeel van de districtsmanager.2. De bij de reactie van de korpsbeheerder gevoegde brief van 9 juli 1997 van de manager van het district Groot-IJsselmonde aan de korpsbeheerder houdt onder meer het volgende in:"* De administratieve regeling die gebruikt wordt om aansprakelijkheidsstellingen zoals van de heer L. te kunnen weerleggen, heeft gewerkt. De verbalisant en de chauffeur van de takelautohebben de schade gesignaleerd en genoteerd alvorens de auto weg te slepen. Het accepteren van de aansprakelijkheid is dan ook uitgesloten. * In de kopie van het dagrapport over genoemd incident staat vermeld dat de auto’s die voor de uitritten van de K.-straat geparkeerd stonden, niet konden worden verwijderd. De auto van klager stond echter op de hoek van de straat en is derhalve wel weggesleept. * De betrouwbaarheid die door dhr. L. in twijfel wordt getrokken is ongepast. Daarnaast kan deze betrouwbaarheidstwijfel ook naar hem toe gelden, omdat hij de schade pas op vrijdag heeft ontdekt. * Dat een aansprakelijkheidsstelling nu in de vorm van een klacht wordt gegoten omdat betrokkene de omgang met zijn aansprakelijkheidsstelling onterecht vindt, vind ik onterecht."3. Voorts verstrekte de korpsbeheerder bij zijn reactie een kopie van de sleepbon van het voertuig van verzoeker, gedateerd op 12 november 1996. Op de bon staat op een tekening van verzoekers auto met twee kruistekens aangegeven dat onder meer aan de voorzijde van de auto twee deuken aanwezig waren (zie BIJLAGE 2.). Reactie van betrokken ambtenaar D. De betrokken ambtenaar D. reageerde op 13 augustus 1997 telefonisch op verzoekers klacht. Hij verwees naar de brief van de districtsmanager aan de korpsbeheerder van 9 juli 1997 en deelde mee dat hij daaraan niets had toe te voegen. Hij deelde voorts mee dat tussen de teruggave van de auto en verzoekers schademelding drie dagen zaten. Hij vond het te gek dat verzoeker de schade dan nog in de schoenen van de politie Rotterdam-Rijnmond wilde schuiven. Degenen die een auto wegslepen bekijken iedere wegsleepauto en noteren op de wegsleepbriefjes alle schade v r en na het wegslepen.. Verklaring van betrokken ambtenaar A. Op 1 september 1997 legde de betrokken ambtenaar A., bewaarder bij het facilitair bedrijf van het regionale politiekorps Rotterdam, telefonisch de volgende verklaring af tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman. Deze verklaring luidt als volgt: "Op dinsdagavond 12 november 1996 had ik dienst als bewaarder tijdens de voetbalwedstrijd FeyenoordNAC. Ik reed mee met chauffeur B. op de takelwagen. Verbalisant H. liet ons weten dat er een auto verkeerd stond geparkeerd. Deze auto was wegsleepwaardig. Ik ben samen met de takelwagenchauffeur naar de desbetreffende plaats gegaan, waar ik de auto heb bekeken en de
toen aanwezige schade heb genoteerd op een schadebriefje. Op dat briefje heb ik het nummer van verbalisant H. ingevuld. De handtekening is van mij afkomstig. Ik heb twee deuken in de bumper en n deuk in de deur geconstateerd. Daarna is de auto weggesleept en overgebracht naar een schoolplein. Als een eigenaar zijn auto komt ophalen, wordt hem niet gemeld dat er schade aan zijn auto is geconstateerd. Waarom weet ik niet, maar als we dat wel zouden doen, zou dat waarschijnlijk te veel tijd in beslag nemen. De eigenaar ontvangt tijdens de afgifte van de auto wel een afschrift van het bewaardersregister. In dit geval was dat bon nr. X. Als u mij vraagt of de schade berhaupt door de takelwagen kan zijn veroorzaakt, dan moet ik u zeggen dat dat zeer onwaarschijnlijk is. De lepel van de takelwagen is veel breder dan de afstand tussen de twee deuken in de bumper. Tijdens het achteruit rijden van de takelwagen kan het ook niet zijn gebeurd. De achterkant van de takelwagen voldoet niet aan een profiel, dat zulke schade kan veroorzaken.". Onderzoek bij wegsleepdienst Op 10 oktober 1997 verrichtten twee medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman een onderzoek bij de opslagplaats van de wegsleepdienst van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond aan de Veilingweg te Rotterdam. Hierbij werd het volgende bevonden. De takelwagen van de wegsleepdienst, die volgens de sleepbon verzoekers auto op 12 november 1996 had weggesleept, was aan de achterzijde voorzien van een zogenoemde lepel met twee platte horizontaal gelegen vierkante raamwerken. Bij het wegslepen van een auto worden de voorwielen van het weg te slepen voertuig in deze raamwerken gereden, waarna de auto op de lepel omhoog wordt getild. De raamwerken zitten op een vaste afstand van elkaar. De kleinste afstand tussen de raamwerken is 83 centimeter. Voorts legde de Chef Takel en Magazijnen, de heer S., op 10 oktober 1997 het bewaringsregister over waarin verzoekers auto was vermeld. In dit register was geen aantekening gemaakt van de schade aan verzoekers auto. De heer S. deelde mee dat de schade in dit register niet wordt vermeld omdat de bewaarder niet degene is die de schade heeft geconstateerd.. Reactie van verzoeker Verzoeker reageerde bij brief van 31 oktober 1997 op het standpunt van de korpsbeheerder en de resultaten van het onderzoek aan de takelwagen van de wegsleepdienst. Hij deelde onder meer mee:
"Ik weet zeker dat de schade is veroorzaakt door het wegslepen. De conclusie van de politie (zie hun brief d.d. 2 december 1996), dat ik het slachtoffer ben geworden van een verlaten plaats ongeval c.q. een vernieling kan ik niet accepteren omdat:• ερζιχητβααρσπρακεισϖανεεν‘μεχηανισχηεσχηαδε’γελικϖορμιγεδευκενοπδεζελφδεηοογτεενοπεενβεπααλδεονδερλινγεαφστανδ • ομδατβιηεταφηαλενϖανδεαυτονιετισγεωεζενοπδεγεχονστατεερδεσχηαδεβενικνιετινδεγελεγενηειδγεστελδδιρεχταανγιφτετεδοεν ΗΝαδερερεαχτιεϖανδεκορπσβεηεερδερ ΝααραανλειδινγϖανδερεαχτιεϖανϖερζοεκερεννααραανλειδινγϖανεενϖρααγϖανδεΝατιοναλεομβυδσμανομεενστανδπυντοπηετκλαχητονδερδεελοϖερηετνιεταλσεενκλαχηταανμερκενϖανϖερζοεκερσβριεφϖανφεβρυαριδεελδεδεκορπσβεηεερδερβιβριεφϖανφεβρυαριονδερμεερηετϖολγενδεμεε ΤεναανζιενϖανδεϖρααγωααρομδεβριεφϖανφεβρυαριαανδεκορπσχηεφνιετδιρεχταλσκλαχητινγεϖολγεδεκλαχητενρεγελινγινβεηανδελινγισγενομενϖερωισικνααρδεβριεφϖανδεμαναγερΦαχιλιταιρΒεδριφϖανφεβρυαριΗιερινγεεφτδεζεμαναγεραανδατγελετοπδεινηουδϖανδεβριεφϖαν φεβρυαριενδεδοελστελλινγενϖανδεκλαχητενρεγελινγϖανδερεγιοπολιτιεΡοττερδαμΡινμονδδεβριεφνιεταλσκλαχητκονωορδενγεζιενΜετδιτστανδπυντκανικμιγεηεελϖερενιγενΗετγινγομεενγεωονεαανσπρακελικηειδστελλινγενβετρεφτεενχιϖιελεκωεστιε ΒιζινρεαχτιεϖοεγδεδεκορπσβεηεερδερεεναανηεμγεριχητεβριεφϖανδεμαναγερϖανηετδιστριχτΓροοτΙϑσσελμονδεΗιερινισονδερμεερϖερμελδ "De schade aan de auto van de heer L. was, zo blijkt uit het eerdere klachtonderzoek, reeds aanwezig voordat de politie deze auto wegtakelde. Niet duidelijk is geworden hoe deze schade ontstaan is. Het is juist dat de heer L. niet op deze schade gewezen is. De gedachte achter deze werkwijze is het feit dat eigenaren bekend zijn met zichtbare schade aan hun auto’s. De door de Burgemeester van Rotterdam vastgestelde procedure (wegsleepregeling) is gevolgd. Deze procedure kent ook het gebruik van zogenaamde schadebriefjes door takelwagenchauffeurs. De gebruikte schadebriefjes dienen voor het vastleggen van geconstateerde schade voordat met het wegslepen wordt begonnen. Hiermede moet worden voorkomen dat bestuurders van weggesleepte voertuigen reeds aanwezige schade kunnen verwijten aan de takelwagenchauffeur en daarmee de politie aansprakelijk kunnen stellen.
De genoteerde schade dient als verantwoording achteraf, wanneer een bestuurder meent de politie aansprakelijk te moeten stellen voor een geconstateerde schade. Eventuele schade die voor het wegslepen wordt vastgesteld, wordt daarom niet meegedeeld omdat reeds aanwezige schade bekend mag worden geacht bij de bestuurder. Schade die wel bij het wegslepen van de auto’s is ontstaan, wordt middels de standaardprocedure bij het afgeven van de auto aan de bestuurder gemeld en gelijk met hem afgehandeld. Vanuit deze werkwijze is het logisch dat de heer L. niet direct in de gelegenheid is gesteld om aangifte te doen."
Beoordeling
I. Ten aanzien van het veroorzaken van de schade1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond schade aan zijn auto heeft veroorzaakt tijdens het wegslepen van zijn auto wegens een parkeerovertreding op 12 november 1996. Verzoeker parkeerde zijn voertuig die dag omstreeks 19.30 uur in Rotterdam. Hij haalde zijn voertuig op 12 november 1996 van een - tijdelijk - opslagterrein van de politie op. De politie had hem bij het afhalen van zijn auto niet in kennis gesteld van de schade aan zijn auto. Verzoeker constateerde op 15 november 1996 dat zijn auto aan de voorzijde tussen de koplampen op twee plaatsen was beschadigd.2. De beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond deelde mee dat de schade aan verzoekers auto al voor het wegslepen aanwezig was geweest en dat de verbalisant en de chauffeur van de takelwagen deze schade hadden genoteerd. De korpsbeheerder verstrekte de in verband met de geconstateerde gedraging uitgeschreven kennisgeving van beschikking waarop het tijdstip 20.41 uur was ingevuld. Voorts legde de korpsbeheerder kopie n over van de zogenoemde sleepbon en van het zogenoemde schadebriefje waarop de schade aan verzoekers voertuig was aangetekend. De politieambtenaar A. heeft tijdens het onderzoek meegedeeld dat hij de schade aan verzoekers auto op een schadebriefje had genoteerd v rdat de auto werd weggesleept.3. Uit het onderzoek dat medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman op 10 oktober 1997 hebben ingesteld aan de takelwagen waarmee verzoekers auto is weggesleept, is het volgende gebleken. De afstand tussen de twee deuken aan de voorzijde van verzoekers auto was volgens verzoeker 50 centimeter. De kleinste vaste afstand tussen de twee vast ten opzichte van elkaar bevestigde delen van de lepel van de takelwagen bedraagt ongeveer 83 centimeter.4. Gelet op de informatie die de politie en verzoeker hebben verstrekt en gelet op de bevindingen van de medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman staat vast dat de schade niet kan zijn veroorzaakt door de takelwagen van de wegsleepdienst. De onderzochte gedraging is daarmee op dit punt behoorlijk. II. Ten aanzien van de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding1. Voorts klaagt verzoeker erover dat de manager van het Facilitair Bedrijf van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond zijn verzoek om schadevergoeding van 18 november 1996 op 20 februari 1997 heeft afgewezen. Toen verzoeker zijn auto op 12 november 1996 ophaalde bij het - tijdelijke - opslagterrein, had hij door de plaatsing van de auto en slechte verlichting van dat terrein de schade niet gezien.2. Uit het onderzoek is gebleken dat de schade aan verzoekers auto niet kon zijn veroorzaakt door de takelwagen. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de auto al was beschadigd voordat deze werd versleept. Gelet hierop en uitgaande van de terughoudende benadering van de Nationale ombudsman in schadevergoedingszaken (zie
Achtergrond
, onder 1.), moet worden geoordeeld dat verzoekers schadeclaim niet zo evident juist is dat de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek om vergoeding van de schade af te wijzen. De onderzochte gedraging is daarmee ook op dit punt behoorlijk. III. Ten aanzien van de wijze van behandeling van verzoekers brief van 7 februari 19971. Ten slotte klaagt verzoeker erover dat zijn brief van 7 februari 1997 aan de korpschef niet als klacht ingevolge de klachtenregeling in behandeling is genomen. Nadat de politie verzoekers schadeclaim in twee eerdere instanties had afgewezen, deelde verzoeker op 7 februari 1996 de chef van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond mee dat hij zich beklaagde over de wijze waarop zijn aansprakelijkheidstelling was behandeld en afgedaan. Voorts vermeldde verzoeker boven aan zijn brief dat het een klacht betrof.2. De korpsbeheerder deelde tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman mee dat hij zich kon vinden in het oordeel van de districtsmanager. Deze had vermeld dat hij het onterecht vond dat verzoeker de aansprakelijkheidstelling in de vorm van een klacht had aangeboden.3. De Klachtenregeling politieregio Rotterdam-Rijnmond (verder: de klachtenregeling) bepaalt dat onder een klacht dient te worden verstaan: een uiting van ontevredenheid over een politieoptreden, dat bestaat uit een handelen of niet handelen in een concrete situatie door n of meer ambtenaren van politie behorende tot het regiokorps Rotterdam-Rijnmond (zie
Achtergrond
, onder 2.).4. Verzoeker heeft in zijn brief van 7 februari 1996 uitdrukkelijk vermeld dat het een klacht betrof. Voorts heeft hij daarbij meegedeeld dat hij het niet eens was met de wijze van behandeling en afdoening van zijn verzoek om schadevergoeding. De manager van het Facilitair Bedrijf van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond had hierin, gelet op de klachtenregeling, aanleiding moeten zien de brief als klacht in behandeling te nemen. Hieraan doet niet af dat verzoekers schadeclaim al in twee eerdere instanties was afgewezen. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam), is niet gegrond, behalve met betrekking tot de klacht van verzoeker dat zijn brief van 7 februari 1997 niet als klacht in behandeling is genomen; op dit punt is de klacht gegrond.BIJLAGE 1.ACHTERGROND 1. Het standpunt van de Nationale ombudsman in schadevergoedingszaken In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. De burgerlijke rechter is immers bij uitsluiting bevoegd bindend te beslissen over de vraag of een bestuursorgaan is gehouden om op grond van bepalingen van burgerlijk recht schade te vergoeden. Alleen wanneer naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze berust, zo evident juist is dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een nietbehoorlijke gedraging. In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het bestuursorgaan om te betwisten, dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid eventueel moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een nietbehoorlijke gedraging.2. Klachtenregeling politieregio Rotterdam-Rijnmond Artikel 1 van de Klachtenregeling politieregio Rotterdam-Rijnmond (verder; de klachtenregeling) luidt, voor zover van belang:"Begripsbepalingen a. klacht: een uiting van ontevredenheid over een politieoptreden, dat bestaat uit een handelen of niet handelen in een concrete situatie door n of meer ambtenaren van politie behorende tot het regiokorps Rotterdam-Rijnmond." Artikel 2 van de klachtenregeling luidt onder meer:"Een klacht 1. Een ieder kan een klacht indienen over de wijze, waarop een ambtenaar van politie zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen."
Artikel 3 van de klachtenregeling bepaalt onder meer:"Het indienen van de klacht 1. Een klacht kan worden ingediend bij:(...) c. de korpschef."
BIJLAGE 2.