Een man betaalt alimentatie aan zijn ex-partner via het LBIO. Volgens het LBIO heeft de man een betalingsachterstand. De man geeft aan dat hij juist teveel heeft betaald. Hij stuurt het LBIO een overzicht van de betalingen die hij heeft gedaan.
Vervolgens doet het LBIO navraag bij de ex-partner van de man. Dit kost een aantal weken. Het LBIO laat de man niet weten dat het hiermee bezig is. Ondertussen legt het LBIO wel beslag op de uitkering van de man. Hierover ontvangt de man bericht van de uitkeringsinstantie, maar niet van het LBIO zelf. Ook op e-mails van de man reageert het LBIO niet.
De man dient een klacht in bij het LBIO. Hij vindt dat het LBIO zijn berichten moet beantwoorden en hem beter moet informeren over tussentijdse ontwikkelingen rond de alimentatie. Het LBIO erkent dat het inhoudelijk had moeten reageren op de e-mails van de man. Het beslag op de uitkering van de man kan niet blijven lopen en wordt door het LBIO beëindigd, kort nadat het is opgelegd.
Hierna vraagt de man de Nationale ombudsman om een oordeel over de gang van zaken. De ombudsman kan zich voorstellen dat de man zich niet gehoord voelde toen het LBIO niet reageerde op zijn berichten. Het LBIO had de man tussentijds moeten informeren over de voortgang. Ook had het LBIO de man zelf moeten inlichten over het beslag op zijn uitkering en over de beëindiging daarvan. Dit had veel onduidelijkheid en onzekerheid kunnen voorkomen.
De ombudsman vindt de klacht van de man gegrond.