Vanuit de Huurcommissie is een onderzoeker bij de vrouw langs geweest om een onderzoek uit te voeren, zodat de juiste woningwaardering zou kunnen worden vastgesteld. Volgens de vrouw heeft de onderzoeker zijn schoenen niet willen uittrekken bij het betreden van de woning. Door het gedoe dat hierover is ontstaan, is de onderzoeker vertrokken zonder onderzoek te doen. De vrouw vindt de klachtbehandeling door de Huurcommissie onzorgvuldig, omdat zij concludeert dat geen sprake is geweest van een zorgvuldige behandeling door de onderzoeker.
In de reactie op de klacht licht de Huurcommissie toe dat vanwege veiligheidsvoorschriften schoenen niet uitgedaan mogen worden. Daarom heeft de onderzoeker voorgesteld om overschoenhoesjes te gebruiken. De vrouw zou volgens de onderzoeker het gebruik van de overschoenhoesjes niet nodig gevonden hebben, waardoor de onderzoeker geen onderzoek heeft gedaan in de woning. Volgens de Huurcommissie is de behandeling door de onderzoeker niet onzorgvuldig geweest.
De Nationale ombudsman bestudeert de stukken en vraagt de Huurcommissie of zij heeft overwogen om geen oordeel te geven. De huurcommissie laat weten dat het standpunt in de klachtafhandelingsbrief zo moet worden gelezen dat de Huurcommissie geen oordeel geeft over de klacht.
De Nationale ombudsman vindt het juist dat de Huurcommissie zich van een oordeel onthoudt. Hiervoor is van belang dat immers niet meer is vast te stellen wat er is gebeurd of gezegd tijdens het bezoek van de onderzoeker aan de woning van de vrouw.