Een man zit ingesloten in een penitentiaire inrichting (PI). Hij klaagt erover dat medewerkers van de PI vertrouwelijke informatie over hem hebben verteld aan medegedetineerden. De man dient een klacht in bij de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht van de PI. De voorzitter van de beklagcommissie verklaart het beklag niet-ontvankelijk en neemt de klacht niet in behandeling. Ook dient de man een klacht in bij het klachtenloket Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Omdat de man het niet eens is met de reactie van DJI op zijn klacht, dient hij een klacht in bij de Nationale ombudsman. De ombudsman vraagt aan DJI alsnog inhoudelijk op de klacht van de man te reageren.
Volgens DJI klopt het dat vertrouwelijke informatie over de man bekend is geworden bij medegedetineerden. Volgens DJI zijn hiervoor verschillende scenario's mogelijk. DJI vindt het onwaarschijnlijk dat personeel hierover heeft gesproken met medegedetineerden. Waarom dit onwaarschijnlijk wordt gevonden en waarop DJI deze informatie baseert, geeft DJI niet aan.
Wat vindt de Nationale ombudsman?
De Nationale ombudsman oordeelt dat het niet juist is de man in eerste instantie nergens terecht kon met zijn klacht. Ook vindt de ombudsman dat de klacht van de man niet goed is behandeld. De man mocht verwachten dat DJI bij klachtbehandeling zorgvuldig onderzoek doet. Zo had DJI medewerkers en medegedetineerden kunnen bevragen om te achterhalen hoe de informatie over de man breed bekend was geraakt. Helaas is het niet zo gegaan. De ombudsman vindt het niet juist dat DJI dat heeft nagelaten.
Doordat de man niet direct de kans kreeg een klacht in te dienen en DJI de klacht van de man nooit goed heeft onderzocht, heeft DJI de man onterecht het klachtrecht onthouden. De klacht hierover is gegrond.