Een man werd onverwachts gebeld door de wijkagent. De wijkagent deelde de man mee dat hij belde om een stopgesprek te houden met de man. De man stelde voor dit gesprek in persoon te laten plaatsvinden op het politiebureau. Dat wilde de wijkagent niet.
De man wist niet wat het stopgesprek inhield en wat de bedoeling is van het gesprek. De man ontdekte pas na afloop van het gesprek dat de politie dit gesprek bedoelde als een (officiële) waarschuwing om te stoppen met zijn gedrag en dat anders een strafrechtelijke procedure zou volgen. Ook vond de man dat de wijkagent zich onprofessioneel en ongepast opgestelde tijdens het stopgesprek. Volgens de man stelde de wijkagent zich amicaal op. De man vond daarnaast dat hij tijdens het gesprek onvoldoende ruimte had zijn kant van het verhaal naar voren te brengen.
De man diende eerst een klacht in bij de politie. Volgens de politie had de wijkagent beter aan de man moeten uitleggen wat hij met de term "stopgesprek' bedoelde. De politie vond dat het stopgesprek ook niet op een juiste wijze is gevoerd. De politie vond een deel van de klacht van de man daarom gegrond.
Volgens de politie heeft een stopgesprek een formeel karakter en dient het als een officiële waarschuwing. Er is tijdens een stopgesprek geen ruimte voor hoor en wederhoor, aldus de politie. De politie vond de klacht over hoor en wederhoor daarom ongegrond.
Omdat de man het niet helemaal eens was met de reactie van de politie, diende de man een klacht in bij de Nationale ombudsman.
De ombudsman vindt het belangrijk dat de politie duidelijkheid geeft over de aanleiding en het doel van het gesprek. En dat de politie de burger respecteert en hem fatsoenlijk behandeld. De ombudsman begrijpt dat het voor de man niet duidelijk was wat het stopgesprek inhield en dat hij daarover vragen had aan de politie. Ook vindt de ombudsman het niet passend dat de wijkagent het gesprek op een informele wijze voerde. De ombudsman vindt dat de politie daarmee terecht oordeelde dat het stopgesprek niet op een juiste wijze is gevoerd.
Daarnaast had de ombudsman liever gezien dat de wijkagent direct met de man persoonlijk in gesprek was gegaan.
De ombudsman is met de politie van oordeel dat een stopgesprek indringend kan zijn. De ombudsman begrijpt dat er in een stopgesprek geen ruimte is voor hoor en wederhoor. Daar is een stopgesprek niet voor bedoeld. Tegelijkertijd kan de ombudsman begrijpen dat dit tijdens het gesprek zelf voor de man niet duidelijk was. En dat hij, gezien de wijze waarop het gesprek in dit geval verliep, verwachtte dat die ruimte er wel was. Daarbij past het in de visie van de ombudsman dan niet dat de man niet kon reageren op wat de wijkagent aangaf. Daarmee vindt de ombudsman de klacht van de man gegrond.