Sharon (niet de echte naam) belt met de Nationale ombudsman. Ze vertelt dat politieambtenaren haar geboeid hebben, terwijl ze dit niet wilde. In handboeien is zij vervolgens naar het politiebureau gebracht en opgesloten in een observatiecel. Pas na vijf uur werd zij beoordeeld door de crisisdienst. Hoe is dit zo gekomen?
Verward
De politie vertelt de Nationale ombudsman dat zij een telefoontje kregen van een winkelmedewerker. Sharon had deze medewerker verteld dat zij bedreigd was door een aantal buren. Twee politieambtenaren zijn toen naar de winkel gegaan. Sharon kwam op hen erg verward over. Omstanders gingen zich met het gesprek bemoeien en psychiatrische hulp zou nog lang op zich laten wachten. Omdat de politieambtenaren Sharon niet aan haar lot wilden overlaten, besloten zij haar daarom – tegen haar wil en geboeid – mee te nemen naar het politiebureau. Daar werd Sharon in een observatiecel gezet.
Gevaar voor zichzelf
Volgens de politie mochten zij Sharon meenemen op basis van hun hulpverleningstaak: De politie mag personen die een onmiddellijk gevaar zijn voor zichzelf overdragen aan zorgverleners. Lukt dat niet? Dan kan de politie die personen bij wijze van hulpverlening meenemen naar het bureau. Dit laatste mag echter niet tegen hun wil gebeuren. De politieambtenaren zagen geen aanleiding om de crisisdienst ter plekke te bellen. Dit vooral omdat omstanders zich met de situatie bemoeiden en zij hier hun handen vol aan hadden.
Sharon vertelt de Nationale ombudsman dat zij wellicht verward was, maar niet suïcidaal en ook niet (fysiek) agressief. Zij vormde geen acuut gevaar voor zichzelf of haar directe omgeving. Sharon vindt dat er daarom voor de politie dan ook geen enkele reden was om haar mee te nemen.
Goed omgaan met persoonlijke vrijheid
Politieambtenaren zijn dag en nacht beschikbaar en ter plaatse. Zij komen alleen daarom al regelmatig in contact met personen die verward gedrag vertonen. De Nationale ombudsman merkt op dat de zorg voor personen met verward gedrag primair niet de verantwoordelijkheid is van de politie. Andere instanties zoals de crisisdienst hebben hierin ook een grote rol. De Nationale ombudsman begrijpt dat de politie in deze situatie voor haar gevoel geen andere mogelijkheid had dan Sharon zonder haar instemming mee te nemen. De bescherming van grondrechten is echter ook belangrijk. Hier ging het om het recht op persoonlijke vrijheid en daar mag niet lichtvoetig mee worden omgegaan. Alleen zwaarwegende belangen – bijvoorbeeld als iemand een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving – kunnen zorgen voor een uitzondering hierop en een gedraging behoorlijk maken. In deze zaak is volgens de Nationale ombudsman echter geen sprake van deze omstandigheden. Daarom is de gedraging niet behoorlijk.
Ook klaagde Sharon over het lange wachten op de crisisdienst. Het is de Nationale ombudsman duidelijk gebleken dat de politie eenmaal op het politiebureau zo snel mogelijk contact heeft opgenomen met de crisisdienst. De ombudsman vindt het uitsluitend de crisisdienst te verwijten dat die pas na vijf uur op het bureau was en niet de politie.
Deze column verscheen in 2020 in het vakblad voor de politie 'Blauw'.