Verzoekster had als (vermeend) slachtoffer van mensenhandel een verblijfsvergunning gekregen. Op enig moment wees de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een aanvraag tot wijziging van deze verblijfsvergunning af en trok de IND de eerder verleende verblijfsvergunning in. Verzoekster maakte tegen deze besluiten bezwaar. Naar aanleiding hiervan wilde de IND een hoorzitting houden op het Justitieel Complex Schiphol (detentiecentrum Schiphol). Verzoekster klaagde erover dat de IND niet had voldaan aan haar verzoek om op een andere locatie te worden gehoord.
De Nationale ombudsman oordeelde dat, indien een vreemdeling bezwaar maakt tegen het horen in het detentiecentrum, per geval dient te worden bekeken of er aanleiding is om het horen op een andere locatie te laten plaatsvinden. Verder oordeelde de Nationale ombudsman dat de advocaat van verzoekster een op haar persoon toegespitste motivering had gegeven voor de stelling dat het horen op een andere locatie diende plaats te vinden. Die motivering in combinatie met de omstandigheden die bleken uit het dossier van verzoekster hadden aanleiding moeten vormen om haar op een andere locatie te horen, aldus de Nationale ombudsman. Door het verzoek om op een andere locatie te worden gehoord in dit geval af te wijzen, had de IND naar het oordeel van de Nationale ombudsman gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste.