Verzoekster is werkzaam als beroepsofficier bij de Koninklijke Landmacht. Zij is gevraagd om per 4 juli 2011 een collega tijdelijk te vervangen bij een andere eenheid in een leidinggevende functie. Deze collega zit ziek thuis.
Twee maanden later start haar direct leidinggevende, de bataljonscommandant, een huishoudelijk onderzoek naar verzoeksters eenheid. Verzoekster wordt op 14 september 2011 door de commissie in de gelegenheid gesteld mondeling haar visie te geven over de situatie van de eenheid. Ook een aantal ondergeschikten van haar wordt gehoord. Van het verhoor is een verslag gemaakt.
Haar bataljonscommandant deelt haar op 21 september 2011 in het bijzijn van de andere leden van de commissie mee dat zij op basis van de resultaten van het onderzoek tot nu toe niet meer welkom is op de eenheid. Tevens geeft hij aan dat los van de nog te nemen beslissing naar aanleiding van het onderzoek, zij haar spullen kan pakken en direct kan vertrekken. De toegang tot de gebouwen van de eenheid wordt haar per direct ontzegd.
Omdat verzoekster van mening is dat zowel de voorbereiding, de instelling, de samenstelling, de onderzoeksmethodiek als de afhandeling van het resultaat van het onderzoek niet op objectieve wijze is gebeurd dient zij een klacht in. Na behandeling van de klacht heeft zij ook klachten over de wijze waarop de klachtbehandeling heeft plaatsgevonden.
De Nationale ombudsman stelt vast dat verzoekster tot op de dag van vandaag ondanks dat een deel van de klachten op belangrijke punten door de klachtencommissie gegrond is verklaard met het gevoel is blijven zitten niet te zijn gehoord. De Nationale ombudsman is van oordeel dat wanneer de overheid een klacht gegrond verklaart, zij ook moet zorgen voor een passend gebaar, zodat het vertrouwen weer hersteld wordt. Juist waar het gaat om een werksituatie en men met elkaar verder moet ligt het voor de hand hier aandacht aan te besteden. Ook oordeelt de Nationale ombudsman dat de klachtbehandeling op een aantal punten tekort is geschoten, zoals ten aanzien van het hoor-wederhoor beginsel. Daarnaast oordeelt de Nationale ombudsman dat de motivering van de klachten die ongegrond zijn verklaard, onvoldoende is geweest.
Vereiste van fair play en het motiveringsvereiste, niet behoorlijk.
Aanbeveling:
De Nationale ombudsman geeft de minister van Defensie in overweging gezien de gegrondheid van de klachten en de impact die het op verzoekster gehad heeft met haar in een bemiddelend gesprek te overleggen op welke wijze herstel mogelijk is.