Verzoeker en verzoekster zijn asielzoekers uit de voormalige Sovjet Unie. Zij dienen op 9 sept 2009 beiden in Nederland een aanvraag in voor een asielvergunning voor bepaalde tijd. Nadat verzoeker eerst in het kader van artikel 1Fvan het Vluchtelingenverdrag (ernstige redenen om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden) was verhoord, werd het 1F onderzoek op 19 april 2011 naar hem afgesloten en werd zijn geloofwaardigheid in beginsel aangenomen. Het dossier werd doorgezonden naar de unit asiel ter beoordeling van de aanvraag asiel. Vervolgens nam een IND-medewerker verzoeker een aanvullend gehoor af. Over het gedrag van de IND-medewerker tijdens dit gehoor diende verzoeker een klacht in, over zijn abrupte beëindiging van het gehoor, over het verzuim om slotvragen te stellen en om te vragen of verzoeker aanvullende informatie heeft. Verzoekers ontvingen vervolgens van de IND een voornemen tot afwijzing van de asielaanvragen op grond van de ongeloofwaardigheid van verzoekers. De klacht over IND-medewerker is dan nog in behandeling. Verzoeker diende opnieuw een (aanvullende) klacht in bij de IND, over de vooringenomenheid van de betrokken IND-medewerker, nu deze de behandeling van het dossier en de besluitvorming bleef voortzetten. De IND achtte de klachten kennelijk ongegrond. Verzoekers vroegen de Nationale ombudsman een onderzoek in te stellen naar de wijze van klachtbehandeling.
Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid zich onpartijdig opstelt en zonder vooroordelen handelt. Met name bij de behandeling van een klacht is het belangrijk dat de klager een onpartijdige behandeling ervaart en dat tijdens de interne klachtbehandeling iedere schijn van partijdigheid dient te worden voorkomen. Tijdens het onderzoek erkent de staatssecretaris dat de schijn van partijdigheid is gewekt door de wijze van klachtbehandeling. De Nationale ombudsman heeft hiervan met instemming kennisgenomen. Door verzoekers aanvragen gedurende de behandeling van de klacht over vooringenomenheid, niet te laten behandelen door een andere dan beklaagde medewerker, heeft de INDnaar het oordeel van de Nationale ombudsman gehandeld in strijd met het vereiste van onpartijdigheid. De Nationale ombudsman heeft verder met instemming kennis genomen van de maatregelen die de staatssecretaris ten tijde van zijn onderzoek heeft genomen en inmiddels heeft uitgevoerd richting verzoekers, zoals het alsnog laten behandelen van de bejegeningsklachten, het intrekken van de lopende beroepsprocedure en het laten beoordelen van de asielaanvragen door een andere beslisunit welke leidde tot een positieve beslissing op de asielaanvragen.
Deze maatregelen achteraf hadden voorkomen kunnen worden indien in eerste instantie zorgvuldiger was omgegaan met de bejegeningsklachten die gedurende de behandeling van de asielaanvragen waren ingediend. In deze zaak heeft deze onzorgvuldigheid geleid tot meer tijd, moeite en rechterlijke procedures van beide kanten. Dit is aanleiding voor het doen van een aanbeveling aan de minister van Veiligheid & Justitie om de wijze van klachtbehandeling en daarbij behorende Richtlijnen onder de aandacht te brengen van de IND-medewerkers.
.
Vereiste van onpartijdigheid: niet behoorlijk