Een meneer werd op 31 oktober 2011, halverwege de middag in het dorp A. staande gehouden door een politieagent. De politie was op zoek naar enkele inbrekers en verzoeker voldeed aan het signalement. De man moest zich legitimeren. Na controle mocht de man zijn weg vervolgen. Tien minuten later kwamen de man en de agent elkaar weer tegen. Opnieuw werd meneer om zijn ID-bewijs gevraagd, want de agent was bij de eerste staandehouding vergeten om de gegevens van meneer in de landelijke systemen te raadplegen. Er bleek niets aan de hand.
De manier waarop de politieagent uitvoering gaf aan de identificatieplicht riep bij de man het gevoel van discriminatie op.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de klacht gegrond was. Door meneer een tweede keer staande te houden, werd de situatie voor hem ongemakkelijk en kon bij de man de indruk ontstaan dat hij in de gaten werd gehouden vanwege zijn huidskleur. Als politieagent zijn bevoegdheden strak en professioneel had uitgeoefend, was een tweede staandehouding niet nodig geweest.
Het vereiste van onpartijdigheid.