Twee medewerkers van een kindertehuis in Bangladesh zijn uitgenodigd door de fondsenwerver voor een bezoek aan Nederland. Zij krijgen via de Nederlandse ambassade in Dhaka (Bangladesh) een Schengenvisum. Maar aangekomen in Parijs worden zij op het vliegtuig retour gestuurd, omdat zij niet beschikken over voldoende cash en een officiële uitnodigingsbrief.
De fondsenwerver klaagt erover dat de ambassade heeft nagelaten de betrokken medewerkers uit zichzelf te informeren over de voorwaarden die worden gesteld om met een visum tot het Schengengebied te worden toegelaten.
Informatie over de voorwaarden voor een visum kan worden ingewonnen via de diverse websites ( ministerie en ambassade). Daarop is ook vermeld dat een visum niet automatisch recht geeft op toegang tot het Schengengebied maar dat opnieuw kan worden gevraagd om documenten omtrent onder meer financiële middelen. Dit staat ook in de laatste alinea op de laatste pagina van het aanvraagformulier. Er is dus voor gezorgd dat men zich vooraf goed kan informeren.
Op het moment dat het visum wordt uitgereikt, met name aan iemand die - wellicht voor het eerst - een verre reis gaat maken, is het echter zaak om als visumverstrekker ervoor te zorgen dat de mensen nog eens extra worden geattendeerd op alles wat ze nodig hebben om hun reis te kunnen volbrengen. De minister vindt dat kennelijk ook: de ambassades is aangeraden om bij de afgifte een informatiebrief mee te geven. De betrokken ambassade heeft dat echter in die periode nagelaten. Als dat wel was gebeurd was de kans op teleurstelling voor de medewerkers naar alle waarschijnlijkheid veel kleiner geweest. De brief wordt overigens nu weer uitgereikt.
Het vereiste van goede informatieverstrekking. Gegrond.