Als Nationale ombudsman heb ik een open oor voor klachten van burgers, maar luister net zo goed naar de overheid. Zo die ik aan beide partijen recht. Vanuit deze onafhankelijke positie kom ik de ene keer tot de conclusie dat een klacht van een burger terecht is, de andere keer concludeer ik dat de overheidsinstantie netjes heeft gehandeld. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij meneer Boomsma.
Meneer Boomsma heeft van de gemeente een stuk grond gekocht. In de koopovereenkomst is vastgelegd dat het perceel ongeveer 922 vierkante meter is en dat een verschil tussen dat oppervlak en de werkelijke oppervlakte wordt verrekend na een opmeting door het Kadaster. Uit de meting van het Kadaster blijkt uiteindelijk dat het oppervlak iets groter is, namelijk 927 vierkante meter. Voor het verschil van de oppervlakte stuurt de gemeente aan meneer Boomsma een rekening van € 1300. Maar voordat hij het resterende bedrag aan de gemeente betaalt, wil hij weten hoe het Kadaster het oppervlak heeft berekend. Het Kadaster laat hem weten dat een schriftelijke onderbouwing van de meting in dit geval alleen kan worden verstrekt na een nieuwe meting. De kosten voor deze nieuwe meting komen dan voor rekening van meneer Boomsma. Daar is hij het niet mee eens. Omdat hij er met het Kadaster niet uitkomt, klopt hij bij mij aan.
Het Kadaster heeft de taak om gegevens te beheren over de omvang van percelen en de grenzen daarvan. De meting van percelen, zoals in het geval van meneer Boomsma, is bedoeld om de precieze grenzen van het perceel vast te stellen. Voor dit soort metingen is het niet vereist dat het precieze oppervlak wordt gemeten maar het Kadaster geeft altijd wel een indicatie van het oppervlak. Het Kadaster laat mij weten dat om aan het verzoek van meneer Boomsma te voldoen, een ander soort meting moet worden uitgevoerd. Die meting is nauwkeuriger, maar daar zijn ook extra kosten aan verbonden. Dat heeft het Kadaster ook aan meneer Boomsma uitgelegd, maar hij vindt dat onterecht. Nadat ik de zaak heb onderzocht, kom ik tot de conclusie dat het wel terecht is dat het Kadaster kosten in rekening brengt als meneer Boomsma zo’n andere meting wil laten uitvoeren. Uit mijn onderzoek blijkt ook dat het Kadaster hem niet alleen schriftelijk heeft geïnformeerd over de meting, maar dat hij ook voor een persoonlijke toelichting op het kantoor van het Kadaster is uitgenodigd. Daar heeft hij ook inzage in de stukken en de kaarten gekregen. Al met al concludeer ik dat het Kadaster zich dienstbaar heeft opgesteld.
* Om privacyredenen is de naam veranderd